Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.de vennootschap naar buitenlands recht Bamalité S.A.,
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
[appellant 3],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
- de Liberté op 20 augustus 2002 rood licht heeft gegeven nádat (de kop van) de Liberté het bord B-8 was gepasseerd, en vervolgens ten onrechte de brug niet voor de Liberté open heeft gehouden;
- nadat de Aastun zich in het bruggat bevond de knop heeft ingeduwd waarmee het sluiten van de brug in beweging werd gezet (hierna: de bedieningsknop), zonder zich er voldoende van te vergewissen of dat veilig kon, met name of de Liberté mogelijk niet meer zou (kunnen) stoppen;
- na het indrukken van de bedieningsknop - hoewel hij de Liberté had gezien - geen acht meer heeft geslagen op de Liberté en (daardoor) geen gebruik heeft gemaakt van de noodknop om de terugzwenkbeweging van de brug te stoppen (hierna: de noodknop).
‘schepen die zich op meer dan 500 m afstand van de brug bevinden hebben de neiging met hun voorganger mee te varen.’(p. 11). Het gegeven dat er per dag wel zo’n 200 schepen onder de brug bij Sluiskil doorvaren, doet evenmin aan het oordeel af. Integendeel, hoe drukker bij de brug, hoe meer oplettendheid van de brugwachter kan worden verwacht.
‘Ik heb goed uitzicht naar beide zijden van de brug. (..) Als ik het schip had gezien, had ik onmiddellijk op de noodstop gedrukt, want dan staat de brug meteen stil. Ik kan de snelheid van een schip goed schatten door middel van een radar waarop ik kan kijken.’
‘Het is veelal gebruikelijk dat een schipper van een binnenschip, die achter een zeeschip vaart, alsnog aan de verkeersleiding vraagt of hij met dezelfde brug draai mee mag’in het proces-verbaal van schadevaring van het Korps Landelijke Politiediensten (hierna: het KLPD) van augustus 2002 met bijlagen (p. 9; prod. 4 cva conv./cve reconv.), de verklaringen van de heer [verkeersleider 1], verkeersleider Havendienst, volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004 (p. 7; prod. 2 cva conv./cve reconv.) en volgens diens verklaring van 15 oktober 2012 (prod. 13 mva in princ. appel, mvg in inc. appel), de verklaring van de heer [verkeersleider 2], verkeersleider Havendienst, van 15 oktober 2012 (prod. 14 mva in princ. appel, mvg in inc. appel), de verklaring van de heer [verkeersleider 3], verkeersleider Havendienst, van 12 oktober 2012 (prod. 15 mva in princ. appel, mvg in inc. appel), en de verklaring van de brugwachter volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004 (prod. 2 cva conv./cve reconv.).
‘Dit is echter niet verplicht’na voormeld citaat in het proces-verbaal van schadevaring van de KLPD van augustus 2002 met bijlagen (p. 9; prod. 4 cva conv./cve reconv.), de verklaring van mr. [deskundige 1], gediplomeerd eerste stuurman voor de grote handelsvaart, plaatsvervangend voorzitter van de raad voor de scheepvaart onderscheidenlijk tuchtcollege voor de scheepvaart, zeevaartkundig docent en maritieme advocaat, van 16 april 2012 (prod. 1 mvg), en de verklaring van [appellant 3] volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004 (p. 5; prod. 2 cva conv./cve reconv.).
- de verklaring van [appellant 3] volgens het proces-verbaal van benadeelde/slachtoffer van 22 augustus 2002 (prod. 1 cve; de Liberté bevond zich bij het benaderen van de brug bij Sluiskil op 350-400 meter achter de Aastun; zie in dezelfde zin zijn verklaring volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004),
- de verklaring van [stuurman] volgens het proces-verbaal van verhoor getuige van 20 augustus 2002 (prod. 1 cve; de Liberté bevond zich bij het benaderen van de brug bij Sluiskil op ongeveer 300 meter achter de Aastun; zie in dezelfde zin zijn verklaring volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004) en
- de verklaring van [getuige]volgens het proces-verbaal van verhoor getuige van 10 september 2002 (prod. 1 cve; de Liberté bevond zich bij het benaderen van de brug bij Sluiskil op ongeveer 300 meter achter de Aastun; volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004 verklaarde [getuige] aldaar dat de afstand ongeveer 150 meter bedroeg).
‘We voeren met 1800 toeren. Dit komt overeen met ongeveer 17 a 18 kilometer per uur. (..) Ik zag dat de coaster “Aastun” het brug gat invoer. Zelf voeren we nog steeds met een snelheid van ongeveer 17 kilometer per uur.’) en volgens het proces-verbaal van de strafzitting van 19 april 2004 (prod. 2 cva conv/cve reconv;
‘Daarna werd het licht groen voor de Aastun. Op dat moment heb ik ook gas gegeven en snelheid opgevoerd.’), en de verklaring van [stuurman] volgens het proces verbaal van 22 augustus 2002 (prod. 4 cva conv/cve reconv;
‘Na de brug voeren wij met 1800 toeren, dat ongeveer overeenkomt met 17 kilometer per uur.’).
5.De uitspraak
naar de rol van 23 december 2014 voor akte aan de zijde van de Staat, uitsluitend met de hiervoor in vermelde doeleinden, waarna Bamalité c.s. in de gelegenheid zullen worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
naar de rol van 23 december 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdatavan partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) in de periode van januari tot en met april 2015;