Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
5.Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
een oude” schutting.
r [appellant] zal worden verwijderd en dat daar laurierstruiken worden geplant, opgelost.”
waaronder het laten verblijven van honden en het stallen, laten grazen of berijden van paarden”.
In uw bovenvermelde mail wordt de te verwijderen paardenrijbak in effectu in stand gelaten (..) De heer [appellant] komt dan van de regen in de drup (..) Dat was en is niet de bedoeling.
Paarden of hondenactiviteiten dienen niet ter plaatse van de opgeruimde paardenbak plaats te vinden.” Uit de context van deze zinnen zou blijken dat de bedoeling van partijen was om “
de paarden en honden, met al hun bijkomende activiteiten” te verplaatsen. [appellant] wijst daarbij op de brief van [gemeenteambtenaar] van 3 april 2012, die aan [rechtsbijstandverlener] aangeeft dat het [appellant] er bij de wens tot verplaatsing van de paardrijbak erom gaat dat zijn woon-en leefklimaat niet onacceptabel door de activiteiten van [geïntimeerde 1] mag worden aangetast. Hieruit blijkt volgens [appellant] dat paarden niet meer op het weiland mogen grazen en honden daar niet meer los mogen lopen.
niet voor paarden of hondenactiviteiten zal worden gebruikt.”Daaraan heeft hij toegevoegd dat de paarden alleen zullen worden bereden in de nieuwe paardrijbak.
paarden- of hondenactiviteit (of andere activiteit die niet past bij de beoogde woonbestemming)”op het weiland zou plaatsvinden (e-mail van [rechtsbijstandverlener] van 15 maart 2012). In een e-mail van 4 april 2012 aan [gemeenteambtenaar] schreef [rechtsbijstandverlener] dat [appellant] bij zijn e-mail van 15 maart 2012 bleef: “
Het zal toch duidelijk zijn dat vanaf het begin de heer [appellant] het erom te doen is hetgeen illegaal is aangebracht en hinder veroorzaakt, wordt weggenomen” (prod. 3a [appellant]). Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde 1] hieruit niet kunnen afleiden dat [appellant] wenste dat er in het geheel geen paarden of honden in het weiland mochten zijn, temeer nu de illegale paardrijbak zou worden verplaatst en het niet illegaal is om op eigen - afgebakend - terrein paarden en honden te laten lopen. Daar komt nog bij dat in de correspondentie geen enkele aanwijzing te vinden is dat het [appellant] ging om iets anders dan de met paarden (en kennelijk honden) uitgevoerde activiteiten, omdat juist die activiteiten- het berijden van paarden in een paardrijbak naast zijn perceel – voor hem hinder opleverde. Niet heeft [appellant] in de correspondentie gewag gemaakt van hinder in verband met dierlijke uitwerpselen of vliegen, waarover hij thans spreekt. Nog los van de vraag of men bij buren in een rurale omgeving niet enige hinder van die aard zou moeten accepteren, en los van de onbetwiste stelling van [geïntimeerde 1] dat hij regelmatig het weiland opruimt, heeft te gelden dat partijen over het voorkomen van dergelijke hinder niet gesproken hebben en dit derhalve niet valt onder datgene wat zij hebben afgesproken. De thans gestelde hinder kan dan ook geen reden zijn om op grond van de overeenkomst tussen partijen aan [geïntimeerde 1] het laten grazen van paarden en het loslopen van honden op het weiland te verbieden.
en waar precies” [appellant] verwijderd wil hebben. “
Wellicht dat u dit concreter kunt aangeven”, aldus [gemeenteambtenaar].
De houten schutting achter en aansluitend aan de stal van de heer [appellant] is geen erfafscheiding van de buren (dit is iets dat de heer [geïntimeerde 1] kennelijk wil). De heer [appellant] vindt dat zo’n schutting afbreuk doet aan het open landschap (..) Bij voorkeur zou een dergelijke schutting – los van het antwoord op de vraag of dit vanuit de vigerende regelgeving kan – (…) niet moeten worden opgericht.”
6. de bestaande schutting langs de perceelsgrens tussen uw cliënt[[appellant], hof]
en de heer [geïntimeerde 1] wordt verwijderd en vervangen door een haag of struiken (..)
6. Schutting: zie mijn mail van 15-3 en 29 maart. De schutting van enkele meters achter de stal van de heer [appellant] wordt verwijderd en er komt niets nieuws. De schutting aan de voorkant van het perceel: zie mail 15-3 en dit is ter discretie van de heer [geïntimeerde 1] (..)
r [appellant] zal worden verwijderd en dat daar laurierstruiken worden geplant, opgelost.”
Met betrekking tot de schutting was de afspraak dat deze zou worden weggehaald en dus niet dat deze iets verder op zou worden teruggeplaatst. (..) Weliswaar is afgesproken dat de schutting zou worden vervangen door een haag of struiken, maar nergens is afgesproken dat [geïntimeerde 1] toestemming wordt gegeven de struiken binnen 50 cm van de erfgrens te plaatsen.” Hieruit blijkt volgens [geïntimeerde 1] dat het oordeel van de rechtbank juist is.
met de toezegging dat de schutting achter de loods van de he[e]
r [appellant] zal worden verwijderd en datdaar[onderstreping hof]
laurierstruiken worden geplant”.Tussen partijen staat vast dat de schutting van [geïntimeerde 1] nagenoeg op de erfgrens stond. In die context heeft [geïntimeerde 1] met het planten van laurierstruiken dicht bij de erfgrens, voldaan aan de afspraak tussen partijen en kan [appellant] thans, zoals de rechtbank terecht overwoog, zich er niet op beroepen dat de laurierstruiken te dicht bij de erfgrens staan. Het beroep op verwijdering daarvan is terecht verworpen.