ECLI:NL:GHSHE:2014:4527

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
HV 200.156.601-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting naar schuldsaneringsregeling vanuit faillissement na surseance niet mogelijk

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, ging het om een hoger beroep van een appellant die verzocht om het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2014 te vernietigen. Het verzoek hield in dat het faillissement van de appellant zou worden opgeheven en dat hij zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 oktober 2014, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.M.C. Plompen. Tijdens de zitting werd de appellant door het hof gewezen op de relevante jurisprudentie, specifiek HR 14 oktober 2005, waarin werd gesteld dat een schuldenaar wiens faillietverklaring op basis van artikel 242 Fw is uitgesproken, niet kan worden ontvangen in een verzoek op basis van artikel 15b Fw. Dit was mede van belang gezien de regeling in artikel 247a Fw en het feit dat er geen bewijs was van het doorlopen van een minnelijk traject. Na deze uitleg heeft de appellant, samen met zijn advocaat, besloten om het hoger beroep in te trekken. Het hof concludeerde dat de appellant zijn grieven tegen het vonnis niet langer handhaafde, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 30 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 30 oktober 2014
Zaaknummer : HV 200.156.601/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/13/573 FT RK 14-1109
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. G.M.C. Plompen te Eindhoven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 september 2014, heeft appellant verzocht voormeld vonnis te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog toe te wijzen, inhoudende dat het faillissement wordt opgeheven en [appellant] wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2014. Bij die gelegenheid is [appellant] gehoord, bijgestaan door mr. Plompen.
Nadat het hof [appellant] erop heeft gewezen dat – zo zijn verzoek al op tijd is ontvangen – uit HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT6856 blijkt dat een schuldenaar wiens faillietverklaring op de voet van artikel 242 Fw is uitgesproken niet kan worden ontvangen in een op artikel 15b Fw gebaseerd verzoek, zulks mede gezien de in artikel 247a FW vervatte regeling, en voorts niet blijkt van het doorlopen van enig minnelijk traject, heeft het hof [appellant] en mr. Plompen in de gelegenheid gesteld te overleggen. Na hervatting van de mondelinge behandeling hebben [appellant] en mr. Plompen verklaard dat het hoger beroep van [appellant] wordt ingetrokken.

3.De beoordeling

Het hof begrijpt uit genoemde mededeling ter zitting in hoger beroep dat [appellant] zijn grieven tegen het vonnis waarvan beroep niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat het verzoek in hoger beroep dient te worden afgewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
wijst af het verzoek in hoger beroep tegen voormeld vonnis.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, P.J.M. Bongaarts en Th.A. Pouw en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2014.