In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V. (voorheen N.V. Interpolis Schade) tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de geïntimeerde, die stelde dat hij vóór een ongeval 497 uren per jaar aan beheer en administratie in zijn bedrijf besteedde. Het hof heeft in deze uitspraak de bewijslevering en de rol van getuigenverklaringen uitgebreid besproken.
Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde in eerdere procedures was toegelaten om feiten en omstandigheden te bewijzen die zijn arbeidsongeschiktheidspercentage rechtvaardigen. Tijdens de getuigenverhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de geïntimeerde zelf, zijn echtgenote, en een bedrijfsadviseur. Deze getuigen hebben verklaard dat het aantal uren dat de geïntimeerde aan beheer en administratie besteedde, realistisch was en overeenkwam met de berekeningen van een arbeidsdeskundige.
De verklaringen van de getuigen werden door het hof als overtuigend en consistent beoordeeld, en het hof hechtte meer waarde aan deze verklaringen dan aan die van de door Interpolis ingeschakelde arbeidsdeskundigen. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde geslaagd was in het bewijs dat hij recht had op een uitkering volgens de klasse 45-55%.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het bestreden vonnis van de rechtbank en veroordeelde Interpolis in de proceskosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van getuigenverklaringen en de bewijswaardering in zaken rondom arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.