Uitspraak
1.De arresten van 29 januari 2013, 21 mei 2013 en 4 maart 2014
30 juni 2014 dan wel tot en met de (bedoeld zal zijn: eerdere) datum waarop de huurovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd en [appellanten] veroordeeld – uitvoerbaar bij voorraad – :
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de achterstallige huurpenningen van € 1.785,- per maand vanaf 1 juli 2010 tot en met deze maand waarin het hof arrest wijst, rekening houdend met de in artikel 4.5 van de huurovereenkomst overeengekomen jaarlijkse indexering en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf de afzonderlijke vervaldata tot en met de dag der algehele voldoening;
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de contractuele boete van 2% van het verschuldigde per maand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt met een minimum van € 300,- per maand, over de afzonderlijke achterstallige huurpenningen vanaf 1 juli 2010 tot en met deze maand waarin het hof arrest wijst, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW;
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de resterende huurpenningen vanaf deze maand waarin het hof arrest wijst tot en met 30 juni 2014, daarbij rekening houdend met de in artikel 4.5 van de huurovereenkomst overeengekomen jaarlijkse indexering;
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de contractuele boete van € 250,- per dag dat zij in overtreding zijn in verband met het niet nakomen van de exploitatieverplichting vanaf 1 juli 2010 tot aan de dag van betekening van dit arrest, althans tot 1 juli 2014;
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de kosten voor vervanging van de watermeter ter hoogte van
- om aan [geïntimeerde] te voldoen de kosten voor het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ter hoogte van € 341,- en de kosten van de deurwaarder tot het leggen van conservatoir beslag ter hoogte van € 262,10;
- in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op de dag van het arrest aan de zijde van [geïntimeerde] zijn begroot op € 238,26 aan verschotten en
2.Het geding in verzet
3.De beoordeling
7 augustus 2012 alsnog het griffierecht voldaan, waardoor de gevolgen van het verleende verstek zijn vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten (artikel 142 Rv). Hieruit volgt dat de na zuivering van het verstek gewezen arresten op tegenspraak gewezen arresten zijn, ook al is het hof er bij het wijzen van de arresten van uitgegaan dat [appellanten] niet was verschenen; vergelijk HR 15 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1094. Uit artikel 143 Rv lijkt dan te volgen dat verzet tegen de arresten niet openstaat.
4.De beslissing
[appellanten] met het hiervoor onder 3.2. vermelde doel, waarna [geïntimeerde] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop bij antwoordakte te reageren;
M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op
21 oktober 2014.