In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de eigenaar van een Bed & Breakfast en paardenhotel recht heeft op cultuurgrondvrijstelling. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, had bezwaar gemaakt tegen de door de Heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van de onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012. De Heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 816.000, maar de belanghebbende stelde dat de waarde van de paardenweide buiten aanmerking moest worden gelaten op grond van de cultuurgrondvrijstelling.
De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 23 mei 2014 was de Heffingsambtenaar niet aanwezig, maar had wel een brief gestuurd waarin hij zijn afwezigheid verklaarde. De belanghebbende voerde aan dat de paardenweide hoofdzakelijk in gebruik was voor bedrijfsmatige activiteiten, zoals het fokken en trainen van paarden, en dat dit onder de cultuurgrondvrijstelling viel.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat de paardenweide als cultuurgrond moest worden aangemerkt. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraken van de Heffingsambtenaar, en stelde de waarde van de onroerende zaak vast op € 611.000. Tevens werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de belanghebbende. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in cassatie te gaan.