In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van een man tegen Stedin B.V. over de afname van elektriciteit in de periode van 2 januari 2008 tot 17 mei 2010. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen, betwistte de beschuldigingen van fraude met elektriciteitsafname, die voortvloeiden uit de ontdekking van een hennepkwekerij op zijn terrein. Het hof had eerder een tussenarrest gewezen waarin de appellant was toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stellingen van Stedin dat er ongeregistreerde elektriciteit was afgenomen.
De appellant voerde aan dat zijn energieverbruik was gedaald door de vervanging van elektrische radiatoren door een houtkachel en dat de verbouwing van een garage tot woning voor zijn zoon ook invloed had op het verbruik. Tijdens de enquête werden getuigen gehoord, waaronder de appellant zelf, zijn echtgenote en zijn zoon, die allemaal verklaarden niet op de hoogte te zijn geweest van de verbroken ijkzegels van de elektriciteitsmeter.
Stedin, vertegenwoordigd door mr. A.H.M. van den Steenhoven, betwistte de verklaringen van de getuigen en stelde dat de appellant niet voldoende tegenbewijs had geleverd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen met voorzichtigheid moesten worden beoordeeld, gezien hun nauwe betrokkenheid bij de zaak. Het hof concludeerde dat de appellant er niet in was geslaagd het voorshands bewezen oordeel van Stedin te ontzenuwen, en bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank Roermond. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die door Stedin waren gemaakt.