ECLI:NL:GHSHE:2014:3886

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
HD 200.104.152_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar bodemrapportage en saneringsplan in geschil over koop en verkoop van aandelen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een geschil over de overeenkomst van koop en verkoop van aandelen in een productiebedrijf. De zaak is een vervolg op een eerder vonnis van de rechtbank Roermond en betreft een deskundigenonderzoek naar de bodemrapportage en het saneringsplan van IDDS, beide gedateerd op 3 april 2009. Het hof heeft in een tussenarrest van 17 december 2013 het voornemen geuit om een deskundige te benoemen om de kwaliteit van de rapportages te beoordelen en heeft daarbij specifieke vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden. De partijen hebben in hun akten aangegeven dat zij het eens zijn over de benoeming van één deskundige, maar zijn het niet eens geworden over de keuze van deze deskundige. Uiteindelijk heeft het hof ir. J.P.M. Burger benoemd als deskundige, die de rapportages zal beoordelen aan de hand van de gestelde vragen. Het hof heeft ook de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 4.550,- exclusief btw. De partijen zijn verplicht om de deskundige de benodigde informatie te verstrekken en de deskundige moet zijn bevindingen binnen drie maanden na de start van het onderzoek aan het hof rapporteren. De zaak is aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.104.152/01
arrest van 30 september 2014
in de zaak van
B.V. Exploitatie Maatschappij B.V. Travers Mosa,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in (voorwaardelijk) incidenteel beroep,
advocaat: mr. G.C. Vergouwen te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in (voorwaardelijk) incidenteel beroep,
advocaat: mr. H. Nieuwenhuizen te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 maart 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 103039/HA ZA 10-621 gewezen vonnis van 7 maart 2012.

9.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 4 maart 2014;
- de akte na tussenarrest van ieder van partijen van 1 april 2014;
Hierna is bepaald dat arrest wordt gewezen.

10.De verdere beoordeling

10.1.
Bij het tussenarrest van 17 december 2013 heeft het hof het voornemen geuit een deskundigenbericht te gelasten en aan de te benoemen deskundige(n) de volgende vragen voor te leggen:
1. Voldoet de bodemrapportage van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld kunnen worden en blijkt daaruit in voldoende mate van de aanwezige verontreiniging ter plaatse?
2. Voldoet het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld mogen worden?
3. Zijn de vereisten van de Wet bodembescherming en de overige toepasselijke milieuregelgeving in voldoende mate toegepast en op juiste wijze meegewogen in de rapporten van 3 april 2009?
4. Is aannemelijk dat de in het saneringsplan vermelde (minimale) maatregelen leiden tot een goedkeurend besluit van de gemeente?
5. Kunt u een zo precies mogelijke inschatting maken van de saneringskosten die verband zullen houden met die maatregelen?
Partijen hebben bij akte laten weten dat de benoeming van één deskundige volstaat. Partijen zijn echter niet tot een eensluidende voordracht van een deskundige gekomen. Gelet daarop zal het hof een zelf aangezochte deskundige als zodanig benoemen, en wel:
ir. J.P.M. Burger
ATKB adviesbureau voor bodem, water en ecologie
[adres]
[postcode] [kantoorplaats]
[netnummer + telefoonnummer]
[email-adres]
www. [webadres]
De deskundige heeft, uitgaande van een uurtarief van € 175,- exclusief btw en 26 te besteden uren, de kosten van zijn deskundigenrapport begroot op € 4.550,- exclusief btw.
10.3.
Travers Mosa kan zich in hoofdlijn vinden in de door het hof geformuleerde vragen, maar heeft bij akte van 14 januari 2014 voorstellen gedaan tot wijziging en aanvulling van die vragen. [geïntimeerde] heeft bij antwoordakte van 1 april 2014 daarop gereageerd. In het hiernavolgende zal het hof ingaan op die voorstellen tot wijziging en aanvulling.
10.3.1.
In rechtsoverweging 4.16 van het tussenarrest van 17 december 2013 is overwogen en beslist dat beoordeeld dient te worden of met de maatregelen die zijn genoemd in de bodemrapportage van 3 april 2009 en het saneringsplan van diezelfde datum wordt voldaan aan de eisen die de Wet bodembescherming en overige regelgeving stelt aan de sanering en of die sanering leidt tot saneringskosten voor een bedrag van maximaal € 300.000,-. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de door partijen op 4 december 2008 getrokken conclusie dat de resultaten van het verrichte bodemonderzoek in beginsel (behoudens enig vervolgonderzoek) voldoende waren om de gemeente te benaderen en om een saneringsplan te doen opstellen teneinde de saneringskosten in kaart te brengen (rechtsoverweging 4.14 van genoemd tussenarrest). Gelet daarop dient naar het oordeel van het hof in de opdracht aan de deskundige niet tevens (expliciet) het aan de bodemrapportage van 3 april 2009 ten grondslag liggende historische en milieukundige onderzoek te worden betrokken. De bodemrapportage en het saneringsplan zijn bepalend, de daaraan ten grondslag gelegde onderzoeken niet. Het voorstel van Travers Mosa tot aanvulling van vraag 1 zal het hof daarom niet overnemen.
10.3.2.
Het voorstel van Travers Mosa om met een aanvullende vraag expliciet tot uitdrukking te brengen dat het deskundigenonderzoek zich tevens dient uit te strekken tot de staat van de vloer en de vraag of nog nalevering kan plaatsvinden (rechtsoverweging 4.18 van het tussenarrest van 17 december 2013), zal het hof overnemen als hierna volgt (vraag 3 nieuw).
10.3.3.
In rechtsoverweging 4.11.6 van het tussenarrest van 17 december 2013 is overwogen dat ervan dient te worden uitgegaan dat de sanering ertoe moet leiden dat de grond voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld bij een voortgezet gebruik van de onderneming en dat aansluiting moet worden gezocht bij de door de overheid gehanteerde eisen en niet meer dan dat. Dat met de voorgestelde saneringsmaatregelen ook een stabiele eindsituatie moet worden bereikt, volgt daaruit op zichzelf niet. Het desbetreffende voorstel tot wijziging van vraag 3 (vraag 4 nieuw) zal het hof daarom niet overnemen.
Tegen het voorstel van Travers Mosa om
"in voldoende mate toegepast en op juiste wijze meegewogen"te wijzigen in
"op juiste wijze toegepast en meegewogen"bestaat geen bezwaar.
10.3.4.
In punt 18 e.v. van haar akte van 14 januari 2014 betoogt Travers Mosa dat uitgesloten dient te worden dat de deskundige weliswaar tot het oordeel komt dat de bodemrapportage en/of het saneringsplan niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, maar wel inschat dat de gemeente daarmee desondanks akkoord gaat.
Het hof ziet geen aanleiding vraag 4 (vraag 5 nieuw) op dit scenario aan te passen. Het is te zijner tijd aan het hof om, mede gezien (met name) artikel 6.1 en 6.3 van de tussen partijen gesloten overeenkomst, conclusies te trekken indien zou blijken dat de bodemrapportage en/of het saneringsplan niet voldoen aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden.
Ook in het door Travers Mosa geschetste scenario dat de gemeente het saneringsplan weliswaar aanvankelijk kan goedkeuren maar na (een) latere evaluatie(s) alsnog aanvullende maatregelen kan opleggen, ziet het hof geen aanleiding vraag 4 aan te passen. Uit de overeenkomst, noch uit de afspraken die partijen op 4 december 2008 hebben gemaakt, blijkt dat partijen zijn overeengekomen dat met een dergelijk scenario rekening moest worden gehouden. Partijen zijn daarentegen slechts overeengekomen dat er een bodem- en milieurapportage zou worden opgesteld (artikel 6.1 van de overeenkomst) en dat de hoogte van de daaruit blijkende saneringskosten bepalend zou zijn voor de gevolgen van de overeenkomst (artikel 6.3 van de overeenkomst).
10.3.5.
Aangenomen mag worden dat uit het antwoord van de deskundige op vraag 5 (vraag 6 nieuw), zoals door het hof geformuleerd, zal blijken op hoeveel minder of hoeveel meer dan € 300.000,- de deskundige de saneringskosten begroot. Aanpassing van die vraag op de door Travers Mosa gewenste wijze acht het hof niet zinvol. Ook de offerte van [offerte] is, anders dan Travers Mosa heeft aangevoerd, voor de beantwoording van die vraag niet van belang.
10.3.6.
Het hof ziet aanleiding voorts een zevende vraag, zoals hierna geformuleerd, aan de deskundige ter beantwoording voor te leggen.
10.4.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de deskundige worden gevraagd onderzoek te verrichten naar de volgende vragen:
1. Voldoet de bodemrapportage van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld kunnen worden en blijkt daaruit in voldoende mate van de aanwezige verontreiniging ter plaatse?
2. Voldoet het saneringsplan van IDDS van 3 april 2009 aan de eisen die naar de professionele standaard daaraan gesteld mogen worden?
3. Is in de bodemrapportage ten aanzien van de staat van de vloer ter plaatse van de galvano-afdeling vloer van juiste uitgangspunten uitgegaan en moet in het saneringsplan, mede gelet op eventuele nalevering, al dan niet met extra werkzaamheden en kosten rekening worden gehouden?
4. Zijn de vereisten van de Wet bodembescherming en de overige toepasselijke milieuregelgeving op juiste wijze toegepast en meegewogen in de rapporten van 3 april 2009?
5. Is aannemelijk dat de in het saneringsplan vermelde (minimale) maatregelen leiden tot een goedkeurend besluit van de gemeente?
6. Kunt u een zo precies mogelijke inschatting maken van de saneringskosten die verband zullen houden met die maatregelen?
7. Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
10.5.
Zoals in het tussenarrest van 4 maart 2014 is overwogen zal het hof de 89 in de akte van Travers Mosa van 14 januari 2014 geformuleerde overige vragen niet ter beantwoording aan de deskundige voorleggen. Of en in hoeverre die vragen in het kader van het deskundigenonderzoek, mede gelet op artikel 198 lid 2 Rv, daadwerkelijk beantwoording zullen behoeven is aan de deskundige (HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2141), die zich daartoe tot de raadsheer-commissaris kan wenden. Ook zal het hof kunnen bepalen dat de meerkosten die de eventuele beantwoording van die vragen met zich mee zullen brengen ten laste van Travers Mosa worden gebracht.
10.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

11.De uitspraak

Het hof:
11.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 10.4 van dit arrest geformuleerde vragen;
11.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen: ir. J.P.M. Burger, werkzaam bij [werkgever] te [kantoorplaats] ;
11.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
11.4.
bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
11.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
11.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
11.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
11.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
11.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 4.550,- exclusief btw (€ 5.505,50 inclusief btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
11.10.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 5.505,50, derhalve € 2.752,75, zal voldoen na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
11.11.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
11.12.
benoemt mr. P.M. Arnoldus-Smit tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
11.13.
verwijst de zaak naar de rol van 9 december 2014 in afwachting van het deskundigenbericht;
11.14.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Travers Mosa;
11.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, J.R. Sijmonsma en B.E.L.J.C. Verbunt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 september 2014.