2.6.Met betrekking tot enige onroerend-goedtransacties, die zich in het onderhavige jaar tussen belanghebbende en familieleden van de DGA hebben voorgedaan, is in het controlerapport opgenomen dat de tot stand gekomen verkooprijzen bij de Inspecteur niet de overtuiging gaven dat er zakelijk gehandeld was. Het betreffen de volgende transacties:
Bedrijfspand gelegen aan [a-straat] 16 te [L] (hierna: het bedrijfspand)
2.7.1.Het bedrijfspand is vanaf januari 2004 verhuurd voor een bedrag van € 65.000 per jaar. Op 15 januari 2004 is het bedrijfspand tweemaal tussen derden verkocht, eerst ten bedrage van € 590.000 kosten koper en bij doorverkoop voor een bedrag van € 626.000 kosten koper. De heer [E], zoon van de DGA (hierna: de zoon), heeft het bedrijfspand op 15 april 2004 in verhuurde staat gekocht voor een bedrag van € 750.000 kosten koper. In de loop van het jaar 2005 heeft de huurder het bedrijfspand verlaten. Belanghebbende heeft het bedrijfspand op 1 juni 2006 in onverhuurde staat gekocht van de zoon voor een bedrag van € 840.000 kosten koper. Met ingang van het jaar 2008 is het bedrijfspand weer verhuurd voor een bedrag van € 54.000 per jaar.
2.7.2.Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken is de waarde (hierna: de WOZ-waarde) van het bedrijfspand per de waardepeildatum 1 januari 2007 bepaald op € 790.000.
2.7.3.Belanghebbende heeft het bedrijfspand op 25 januari 2007 bij openbare inschrijving te koop aangeboden. De hoogste bieding was voor een bedrag van € 634.000 en is niet door belanghebbende geaccepteerd.
2.7.4.In het controlerapport is opgenomen, dat de Inspecteur de waarde van het bedrijfspand per 1 juni 2006 heeft getaxeerd op een bedrag van € 650.000. Deze waarde is gebaseerd op de bieding bij openbare inschrijving en de kapitalisatiewaarde bij een gerealiseerde huurprijs van € 54.000 per jaar. De Inspecteur heeft in het controlerapport geconcludeerd dat belanghebbende teveel betaald heeft bij de aankoop van het bedrijfspand en wel een bedrag van € 190.000, het verschil tussen de aankoopprijs van belanghebbende van € 840.000 en de door de Inspecteur getaxeerde waarde van € 650.000. Ter zake van dat verschil stelt de Inspecteur dat sprake is van een winstuitdeling. Voor de winstbepaling van belanghebbende heeft dit geleid tot een correctie op de afschrijving van het bedrijfspand van € 2.770.
Kantoorpand gelegen aan [b-straat] 28 te [R] (hierna: het kantoorpand)
2.8.1.Bij akte van 29 april 2003 heeft belanghebbende het kantoorpand gekocht voor een bedrag van € 3.200.000 exclusief omzetbelasting. Het kantoorpand was ten tijde van de aankoop nog niet in gebruik. In de koopakte is opgenomen dat belanghebbende en [N] een huurovereenkomst hebben gesloten, met ingang van 1 november 2003 voor de duur van vijf jaren en vijf optiejaren, tegen een huurprijs van € 250.000 per jaar met een jaarlijkse indexering.
2.8.2.Op 9 augustus 2006 heeft belanghebbende het kantoorpand verkocht voor een bedrag van € 2.200.000 vrij op naam aan mevrouw [M] en haar kinderen, dochter en kleinkinderen van de DGA (hierna: de dochter). De netto opbrengst van deze verkoop bedroeg € 2.070.480.
2.8.3.Voor de verkoopsom is belanghebbende uitgegaan van een taxatierapport van de heer [C], taxateur (hierna: [C]). De taxatie is verricht op 7 december 2005 en in het taxatierapport is de waarde bepaald op een bedrag van € 2.275.000. De Inspecteur heeft de waarde van het kantoorpand per 9 augustus 2006 op een bedrag van € 2.900.000 getaxeerd. Bij beide taxaties wordt uitgegaan van een geïndexeerde huurprijs van € 252.965 per jaar. In het taxatierapport van [C] wordt een kapitalisatiefactor van 9 gehanteerd. De Inspecteur hanteert een kapitalisatiefactor van 11,5.
2.8.4.In het taxatierapport van [C] is met betrekking tot de kapitalisatiefactor het volgende opgenomen:
“Het gebouw is specifiek ontworpen voor de huidige gebruiker en kan niet als universeel kantoor in de markt worden geplaatst.
Door de op handen zijnde reorganisatie, sanering en concentratie van de vestigingen van de huidige huurder, [N], is het niet waarschijnlijk dat de huurovereenkomst wordt verlengd, in ieder geval niet voor een lange periode.
Voor een volgende huurder zal het gebouw een grondige verbouwing moeten ondergaan.
Het is voorspelbaar dat het huurniveau niet kan worden gehandhaafd. Zeker zullen de verbouwkosten (aanpassingen) en de daarbij te verwachten leegstand niet op korte termijn kunnen worden gecompenseerd.
Gezien het voorgemelde zijn wij van mening dat de waarde van het object 10% lager is dan volgens gebruikelijk rekenmodel.”
2.8.5.Bij brief van 21 december 2007 heeft [N] de huur van het kantoorpand per 1 november 2008 opgezegd. Het kantoorpand heeft leeg gestaan tot 2010. In september 2010 is de nieuwe huurder voor het kantoorpand gevonden, die het kantoorpand in december 2010 in gebruik heeft genomen. De huurder heeft een huurvrije periode bedongen en heeft in juli 2011 voor het eerst huur betaald. De overeengekomen huurprijs is € 299.250 per jaar.
2.8.6.In het controlerapport is als standpunt van de Inspecteur opgenomen, dat belanghebbende bij de verkoop van het kantoorpand aan de dochter onzakelijk heeft gehandeld en dat sprake is van een winstuitdeling tot een bedrag van € 829.520, het verschil tussen de door de Inspecteur getaxeerde waarde van € 2.900.000 en de netto opbrengst voor belanghebbende ten bedrage van € 2.070.480. De Inspecteur heeft het aangegeven belastbare bedrag voor het jaar 2006 met dit bedrag verhoogd.
De panden gelegen aan [c-straat] 2a en 4 te [P] (hierna: de panden)
2.9.1.Op 15 december 2006 heeft belanghebbende de panden verkocht voor een bedrag van € 860.000 vrij op naam aan de zoon. De netto opbrengst van de verkoop bedroeg € 808.526. De panden bestaan uit een bedrijfsgebouw met opslagloods, erf en een woonhuis. Ten tijde van de verkoop was het bedrijfsgedeelte verhuurd voor een huurprijs van € 112.618 per jaar aan [Q] B.V.. De DGA was voorheen (middellijk) aandeelhouder en directeur van deze vennootschap. Het woonhuis was ten tijde van de verkoop eveneens verhuurd, voor een huurprijs van € 296 per maand.
2.9.2.Belanghebbende heeft de verkoopsom gebaseerd op een taxatierapport van [C]. De taxatie is verricht op 11 oktober 2006 en in het taxatierapport van 16 oktober 2006 is de waarde bepaald op een bedrag van € 860.000. In het taxatierapport is opgenomen dat de huurder te kennen heeft gegeven de huur niet te verlengen en dat uit navraag bij de gemeente is gebleken dat na verhuizing van de huidige huurder de kans klein is dat de huidige bestemming gehandhaafd zou blijven in verband met de omliggende woonwijk.
2.9.3.De Inspecteur heeft de waarde van de panden per 15 december 2006 getaxeerd op een bedrag van € 985.000, waarvan een bedrag van € 860.000 voor het bedrijfsgedeelte en een bedrag van € 125.000 voor het woonhuis. Bij deze waardering is de Inspecteur uitgegaan van een voortgezette verhuur tegen eenzelfde bedrag, maar met een andere onderverdeling van de huurprijzen. Een redelijke huur voor het woonhuis is gesteld op een bedrag van € 500 per maand en voor het bedrijfsgedeelte op een bedrag van € 107.618 per jaar.
2.9.4.In het controlerapport is als standpunt van de Inspecteur opgenomen, dat belanghebbende de panden tegen een te lage prijs aan de zoon heeft verkocht en dat sprake is van een winstuitdeling tot een bedrag van € 176.474, het verschil tussen de door de Inspecteur getaxeerde waarde van € 985.000 en de netto opbrengst voor belanghebbende ten bedrage van € 808.526. De Inspecteur heeft het aangegeven belastbare bedrag voor het jaar 2006 met dit bedrag verhoogd.