ECLI:NL:GHSHE:2014:3743

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 september 2014
Publicatiedatum
19 september 2014
Zaaknummer
F 200.149.502_01 en 02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondercuratelestelling en benoeming van een provisioneel bewindvoerder voor meerderjarige dochter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de vrouw tot provisioneel bewindvoerder is benoemd over de goederen van hun meerderjarige dochter. De man, woonachtig in Italië, verzoekt de beschikking te vernietigen en stelt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, aangezien de dochter ten tijde van de indiening van het verzoek in Italië verbleef. De vrouw, woonachtig in Zwitserland, verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en stelt dat de benoeming van een provisioneel bewindvoerder gerechtvaardigd is.

De mondelinge behandeling vond plaats op 26 augustus 2014, waarbij beide partijen werden gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder eerdere uitspraken van de rechtbank te Florence en de rechtbank Oost-Brabant. De man voert aan dat de kantonrechter ten onrechte de vrouw ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoeken en dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Hij wijst erop dat de Italiaanse rechter zich niet bevoegd heeft verklaard, maar wel rechtsmacht heeft.

Het hof overweegt dat er geen verdrag of EG-verordening bestaat tussen Nederland en Italië betreffende de rechtsmacht in zaken van meerderjarigenbescherming. De Nederlandse rechter kan zijn bevoegdheid baseren op het commune Nederlandse recht. Het hof concludeert dat de dochter ten tijde van de indiening van het verzoek haar woonplaats in Nederland had, ondanks haar feitelijke verblijf in Italië. Het hof oordeelt dat de beslissing van de man om de dochter naar Italië te brengen juridisch ongeoorloofd was.

Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant en wijst het verzoek van de man af. De vrouw wordt als de aangewezen persoon gezien om de belangen van de dochter te behartigen in deze spoedeisende situatie. De beschikking is openbaar uitgesproken op 18 september 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 18 september 2014
Zaaknummers: F 200.149.502/01 en F 200.149.502/02
Zaaknummer eerste aanleg: 2700954/14-156
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te
[woonplaats], Italië,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.C. Lang,
tegen
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats], Zwitserland,
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.J.L.F.M. Schakenraad.
Als belanghebbende kan worden aangemerkt:
- [de dochter] (hierna ook te noemen: [de dochter]).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 2 mei 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vrouw in haar verzoek alsnog niet-ontvankelijk te verklaren dan wel te bepalen dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en niet bevoegd is van het verzoek kennis te nemen, onder verwijzing van het verzoek naar de voogdijrechter van de rechtbank te Florence met gelijktijdige schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 juli 2014, heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans dit af te wijzen en daarbij de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de bestreden beschikking in stand te laten.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2014. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Lang;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Schakenraad.
2.3.1.
[de dochter] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 april 2014;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 3 juni 2014;
- het V-formulier met de brief met bijlage van de advocaat van de man d.d. 12 juni 2014;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vrouw d.d. 22 juli 2014.
De brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 21 augustus 2014 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
De vrouw heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof beslist dat deze stukken worden toegelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het huwelijk van partijen is op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], Italië, de thans meerderjarige [de dochter] geboren. Bij vonnis van 11 juli 2011 heeft de rechtbank van Verona het huwelijk van partijen ontbonden. Bij dit vonnis heeft de rechtbank voorts bepaald dat het gezag over [de dochter] aan partijen gezamenlijk toekomt en dat het hoofdverblijf van [de dochter] bij de vrouw zal zijn. Partijen en [de dochter] hebben de Italiaanse nationaliteit.
3.2.
Als gevolg van een verkeersongeval in februari 2006 heeft [de dochter] ernstig onherstelbaar hersenletsel opgelopen. Zij wordt daarop afwisselend in Italië en Nederland verpleegd. In augustus 2008 verhuist [de dochter] met de vrouw naar Nederland en sindsdien ontvangt zij - in wisselende vorm - zorg en begeleiding van [zorgcentrum] te [plaats] en bezoekt zij de [school] aldaar. In november 2012 gaat [de dochter] in zorgcentrum [zorgcentrum] wonen.
De vrouw verhuist in december 2012 met haar echtgenoot, hun twee kinderen en de zus van [de dochter] naar Zwitserland. De man is woonachtig in Italië.
3.3.
Op 27 december 2013 is de op die datum reeds meerderjarige [de dochter] door de man opgehaald bij de [school] voor een vakantie in Italië en vervolgens door hem niet meer teruggebracht naar [zorgcentrum].
3.4.
Op 3 januari 2014 heeft de man [de dochter] ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente [gemeente]. Op dezelfde dag heeft hij een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind ten behoeve van [de dochter] bij de rechtbank te Florence ingediend.
3.5.
Bij beschikking van 18 maart 2014 heeft de rechtbank te Florence de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het gerechtshof te Florence heeft op 13 juni 2014 het tegen voornoemde beschikking door de man ingestelde hoger beroep afgewezen.
3.6.
Op 15 januari 2014 is ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant ingekomen een verzoekschrift van de vrouw strekkende tot ondercuratelestelling van [de dochter] en benoeming van de vrouw tot curator alsmede tot benoeming van de vrouw tot provisioneel bewindvoerder.
3.7.
Bij beschikking van 21 februari 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, de zaak verwezen naar de terechtzitting van 18 maart 2014 en bepaald dat [de dochter] daarbij aanwezig dient te zijn en iedere verdere beslissing aangehouden. De man is van deze beschikking in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van 5 juni 2014 heeft dit hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
3.8.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kantonrechter de vrouw tot provisioneel bewindvoerder benoemd over alle goederen die aan [de dochter] toebehoren of zullen toebehoren en aan de provisioneel bewindvoerder alle bevoegdheden toegekend die een curator krachtens de wet heeft.
3.9.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.10.
De man voert - kort samengevat - het volgende aan.
De kantonrechter heeft de vrouw ten onrechte ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot ondercuratelestelling dan wel tot benoeming van een provisioneel bewindvoerder en heeft zich ten onrechte bevoegd verklaard om van deze verzoeken kennis te nemen. De man stelt dat aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt, aangezien [de dochter] ten tijde van het inleidende verzoek van de vrouw in Italië verbleef. De man is voorts van mening dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de Italiaanse rechter de gedachtegang van de kantonrechter met betrekking tot de bevoegdheid en de rechtsmacht deelt. De Italiaanse rechter heeft immers slechts overwogen niet relatief bevoegd te zijn, maar wel rechtsmacht te hebben.
De man stelt zich voorts op het standpunt dat de kantonrechter op de voet van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de behandeling van de zaak had moeten aanhouden, nu hij een soortgelijk verzoek als dat van de vrouw eerder voor de Italiaanse rechter aanhangig heeft gemaakt. De man wijst er daarbij op dat de termijn voor beroep in cassatie tegen de beschikking van het gerechtshof te Florence van 13 juni 2014 nog loopt. De man wijst er in dat verband verder op dat de rechtbank te Florence op 14 augustus 2014 een tijdelijke bewindvoerder over de goederen van [de dochter] heeft benoemd.
De man is daarnaast van mening dat onvoldoende vaststaat dat er sprake is van een spoedeisend karakter dat de benoeming van een provisioneel bewindvoerder rechtvaardigt. [de dochter] verblijft bij haar familie in [woonplaats] en volgt daar een revalidatie- en dagprogramma, waarvan alle kosten in Italië worden voldaan.
De man stelt verder dat de kantonrechter ten onrechte de vrouw tot provisioneel bewindvoerder heeft benoemd. De vrouw heeft sinds 22 november 2012 haar wettelijke verblijfplaats in Zwitserland. De man ziet niet in op welke wijze de vrouw vanuit Zwitserland haar taken als provisioneel bewindvoerder naar behoren zou kunnen vervullen. Het verdient bovendien de voorkeur een onafhankelijke derde tot provisioneel bewindvoerder te benoemen vanwege de financiële belangen van de vrouw.
De man is tot slot van mening dat de kantonrechter ten onrechte de beschikking waarvan beroep uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. De man vreest dat de vrouw [de dochter] zo spoedig mogelijk wil laten terugvoeren naar Nederland.
3.11.
De vrouw voert - kort samengevat - het volgende aan.
De Italiaanse rechter heeft zich niet bevoegd geacht ter zake van het verzoek van de man tot benoeming van een bewindvoerder. Het hof te Florence was van oordeel dat het feitelijk aanwezig zijn van [de dochter] op 3 januari 2014 in Italië niet afdoet aan het formeel woonachtig zijn in Nederland.
De vrouw stelt verder dat de benoeming van een provisioneel bewindvoerder over de goederen van [de dochter] wel degelijk gerechtvaardigd is. Het is inderdaad de bedoeling van de vrouw om te bewerkstelligen dat [de dochter] naar Nederland terugkomt. De levensomstandigheden van [de dochter] in [zorgcentrum], alsmede de (medische) behandeling die haar daar kan worden gegeven, zijn verre te prefereren boven haar huidige omstandigheden in [woonplaats]. Bovendien wordt [de dochter] thans het contact met de vrouw onthouden. Daarbij is de vrouw goed in staat vanuit Zwitserland haar taken als provisioneel bewindvoerder te vervullen.
De vrouw was er niet van op de hoogte dat de man bij de rechtbank te Florence een verzoek had ingediend tot benoeming van een tijdelijke bewindvoerder over de goederen van [de dochter] en is dan ook niet bij de totstandkoming van die beslissing betrokken..
De vrouw is tot slot van mening dat toewijzing van het verzoek de uitvoerbaarverklaring bij voorraad op te heffen zal leiden tot nog meer procedures, omdat daarmee hoger beroep of beroep in cassatie zal worden beloond.
3.12.
Het hof overweegt het volgende.
3.12.1.
Het hof stelt vast dat tussen Nederland en Italië geen verdrag of EG-verordening geldt betreffende de rechtsmacht in zaken van meerderjarigenbescherming. Derhalve dient, mede gezien artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de Nederlandse rechter zijn bevoegdheid te baseren op het commune Nederlandse recht, zoals neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in het bijzonder artikel 3.
Ingevolge artikel 3 sub a Rv heeft de Nederlandse rechter in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid rechtsmacht indien hetzij de verzoeker, of indien er meerdere verzoekers zijn, één van hen, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.
Het hof is van oordeel dat ten tijde van de indiening van het inleidende verzoek van de vrouw bij de rechtbank op 15 januari 2014 [de dochter] haar woonplaats nog steeds in Nederland had. Het hof neemt hierbij de volgende onweersproken omstandigheden in aanmerking. [de dochter] heeft vanaf augustus 2008 tot 27 december 2013, de dag waarop zij door de man naar Italië is overgebracht, haar feitelijke verblijfplaats en woonplaats in Nederland gehad. Zij heeft in Nederland met de vrouw en haar (half)zussen samengewoond totdat de vrouw in december 2012 naar Zwitserland verhuisde. Sinds oktober/november 2008 heeft [de dochter] zorgcentrum [zorgcentrum] te [plaats] / de [school] bezocht, tot december 2012 alleen overdag, maar in de periode daarna heeft ze daar ook gewoond. Zij stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen van de gemeente [gemeente], in ieder geval tot 4 maart 2014 op welke dag de gemeente haar, na een daartoe strekkend verzoek van de man van 14 januari 2014, heeft uitgeschreven.
Dat [de dochter] sinds 27 december 2013 feitelijk niet meer in Nederland woont, maar in [woonplaats] verblijft, maakt niet dat haar woonplaats is gewijzigd. Het hof is van oordeel dat vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van [de dochter], zoals die uit de stukken naar voren komt, haar wegvoering van de instelling waar zij was opgenomen, niet kan worden aangemerkt als een wijziging van de woonplaats die het resultaat was van een bewuste en vrijwillige keuze. De beslissing van de man om eigenmachtig - zonder overleg met de behandelaars van [de dochter] en met de andere ouder - de verblijfplaats van [de dochter] te verplaatsen naar Italië dient naar het oordeel van het hof te worden aangemerkt als juridisch ongeoorloofd. Door een ongeoorloofde overbrenging van een persoon naar een ander land ondergaat de woonplaats van die persoon rechtens geen wijziging. Ook de inschrijving van [de dochter] in het bevolkingsregister van de gemeente [gemeente] met ingang van 3 januari 2014 maakt niet dat [de dochter] haar woonplaats ten tijde van de indiening van het inleidende verzoek niet meer in Nederland had.
Gelet op het vorenstaande heeft de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak rechtsmacht en was de kantonrechter bevoegd om van het verzoek van de vrouw tot ondercuratelestelling c.q. benoeming van een provisionele bewindvoerder kennis te nemen.
3.12.2.
De man stelt vervolgens dat de kantonrechter op de voet van artikel 12 Rv de behandeling van de zaak had moeten aanhouden, nu een soortgelijk verzoek als dat van de vrouw voor de Italiaanse rechter aanhangig is gemaakt.
Het hof overweegt op de eerste plaats dat - anders dan de man ingang wil doen vinden - het een discretionaire bevoegdheid van de Nederlandse rechter is om de behandeling van de zaak aan te houden. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter de zaak terecht niet heeft aangehouden. Het hof ziet daartoe evenmin aanleiding. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de rechtbank te Florence in haar uitspraak van 18 maart 2014 heeft vastgesteld relatief onbevoegd te zijn met betrekking tot de procedure inzake het aanstellen van een bewindvoerder die door de man is gestart. Het tegen deze uitspraak door de man ingestelde hoger beroep is door het gerechtshof te Florence bij beslissing van 13 juni 2014 afgewezen met de overweging dat het verzoek van de man via de consulaire procedure bij de rechtbank in Pistoia had moeten worden ingediend. Weliswaar is laatstgenoemde uitspraak nog niet in kracht van gewijsde gegaan, maar het hof ziet, gelet op de omstandigheid dat het belang van [de dochter] vergt dat er met spoed een beslissing wordt genomen op het inleidende verzoek van de vrouw, geen reden de behandeling van de zaak aan te houden totdat daarin door de Italiaanse rechter onherroepelijk is beslist.
In de omstandigheid dat - naar uit het door de man overgelegde e-mail bericht van de rechtbank te Florence van 14 augustus 2014 blijkt - in Italië inmiddels een tijdelijk bewindvoerder over [de dochter] is benoemd, vindt het hof evenmin aanleiding om de behandeling aan te houden. Het hof neemt daarbij in overweging dat het niet kan nagaan of en in hoeverre aan die benoeming een met voldoende rechtswaarborgen omklede procedure is voorafgegaan. Het hof beschikt niet over het inleidende verzoekschrift noch over de uitspraak van de rechter. Het hof stelt wel vast dat de vrouw onweersproken heeft verklaard dat de man haar niet heeft geïnformeerd over het door hem ingediende verzoek tot benoeming van een tijdelijk bewindvoerder over [de dochter] en dat de advocaat van de man daarnaar gevraagd heeft verklaard niet te weten of in het verzoekschrift is vermeld dat de vrouw in Nederland als tijdelijk bewindvoerder is benoemd,
3.12.3.
Met de kantonrechter en op de door hem gebezigde gronden is het hof van oordeel dat het spoedeisende karakter van het verzoek van de vrouw de benoeming van een provisionele bewindvoerder rechtvaardigt en een uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking vereist. Evenals de kantonrechter acht het hof de vrouw, gelet op de rol die zij als moeder in het leven van [de dochter] heeft vervuld, de aangewezen persoon om in deze spoedeisende situatie de belangen van [de dochter] te behartigen. Van bezwaren tegen de benoeming van de vrouw is onvoldoende gebleken.
3.13.
Nu het hof hieronder zal beslissen in de hoofdzaak, heeft de man geen belang meer bij zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de bestreden beschikking, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
3.14.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, kanton Eindhoven, van 2 mei 2014;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2014.