ECLI:NL:GHSHE:2014:3705

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
18 september 2014
Zaaknummer
13-01154
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van naheffingsaanslagen loonheffingen en sluitende rittenadministratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonheffingen die is opgelegd aan de belanghebbende voor het jaar 2010. De inspecteur had in 2006 een beschikking afgegeven voor een 'Verklaring geen privé gebruik auto', maar na een controle in 2012 concludeerde de inspecteur dat de belanghebbende niet voldeed aan de vereiste sluitende rittenadministratie voor de jaren 2010 tot en met 2012. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, omdat deze niet overtuigend had aangetoond dat de auto voor minder dan 500 kilometer privé was gebruikt.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing had genomen. Het Hof oordeelde ook dat er geen redenen waren om de inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. De zitting vond plaats op 29 augustus 2014, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar de inspecteur vertegenwoordigd werd door twee heren. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De uitspraak benadrukt het belang van een sluitende rittenadministratie voor het verkrijgen van belastingvoordelen en de verantwoordelijkheden van de belastingplichtige in dit proces. Het Hof heeft de procedurele aspecten van het beroep in cassatie uiteengezet, inclusief de vereisten voor het indienen van een beroepschrift.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01154
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 oktober 2013, nummer AWB 13/1862, in het geding tussen
belanghebbende,
en
Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto
hierna: de Inspecteur,
betreffende de aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen, aanslagnummer [aanslagnummer], en de daarbij gegeven boetebeschikking.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 29 augustus 2014 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heren [A] en [B]. Belanghebbende is niet verschenen.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 12 september 2014, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen.
Ten aanzien van het griffierecht
Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slot
Gelet op het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P. Fortuin, voorzitter, P.A.G.M. Cools en F. Sonneveldt, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 september 2014.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 18 september 2014
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH
‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1.
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.