3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 27 maart 2009 hebben [geïntimeerden c.s.] als verkopers en [appellant] als koper een koopovereenkomst gesloten ter zake van een schip voor een koopsom van € 15.000,00.
b. In artikel 1 van de koopovereenkomst is dit schip omschreven als: “
Rudolf Diesel; Ex-mijnenveger (ex-opleidingsschip Amerikaanse Marine) - geschikt voor bewoning en recreatie - 42,0 x 7,50 x 2,40 x 9.00m.) (…) bouwjaar 1943 (…)”.
In artikel 1 staat verder:
“Het Vaartuig is verkocht in de (technische) staat waarin het Vaartuig zich op het moment van ondertekening van deze koopovereenkomst bevindt en verkoper kan niet aansprakelijk gehouden worden voor enig gebrek of verborgen gebrek. Het vaartuig zal door verkoper uit het kadaster worden uitgeschreven.”
In artikel 4 staat:
“
De totale verkoopprijs bedraagt € 15.000. Deze totaalsom zal door koper aan verkoper worden voldaan in 30 opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 500, bij vooruitbetaling te voldoen op de eerste van de maand ingaande 1 april 2009. (…)
De eigendomsoverdracht vindt plaats per direct: Met ingang van het datum ondertekening is het Vaartuig voor rekening en risico van koper. Koper zal het vaartuig voor 1 april 2009 verplaatsen naar een andere ligplaats of met de havenmeester een nieuwe overeenkomst sluiten voor 1 april 2009.”
c. [geïntimeerden c.s.] hebben het schip aan [appellant] geleverd. [appellant] heeft op 1 april 2009 de eerste termijn van € 500,00 aan [geïntimeerden c.s.] betaald.
d. [geïntimeerden c.s.] hebben bij brief van 9 oktober 2009 [appellant] verzocht om de (op dat moment bestaande) betalingsachterstand van € 3.000,00 zo spoedig mogelijk te voldoen. Hierna heeft [appellant] een bedrag van € 800,00 aan [geïntimeerden c.s.] voldaan.
e. Bij brief van 28 april 2010 hebben [geïntimeerden c.s.] [appellant] gewezen op de (op dat moment bestaande) betalingsachterstand van € 5.200,00 en hem gesommeerd om zijn verplichtingen na te komen. Bij brieven van 25 juni 2010 en 19 juli 2010 heeft de gemachtigde van [geïntimeerden c.s.] [appellant] gesommeerd om zijn maandelijkse afbetalingsverplichting te hervatten.
f. [appellant] heeft de verschuldigde termijnen niet voldaan.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerden c.s.]:
Primair[appellant] te veroordelen tot:
1. betaling van € 7.400,00 ter zake van achterstallige betalingen tot en met september 2010 alsmede ter zake achterstallige betalingen vanaf 1 oktober 2010 tot en met datum vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
2. betaling van het op grond van artikel 4 van de koopovereenkomst maandelijks verschuldigde bedrag van € 500,00 vanaf de eerste dag van de maand na de dag van de uitspraak tot de dag dat de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd (1 oktober 2011);
3. betaling van € 913,92 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2010, zulks met voordeling van [appellant] in de proceskosten;
Subsidiairveroordeling van [appellant] tot hetgeen primair is gevorderd, met dien verstande dat in plaats van het primair onder 2 gevorderde wordt gevorderd om voor recht te verklaren dat [appellant] maandelijks aan [geïntimeerden c.s.] € 500,00 dient te voldoen vanaf de eerste dag van de maand na de dag van de uitspraak tot de dag dat de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd (1 oktober 2011).
3.2.2.Aan deze vordering hebben [geïntimeerden c.s.], kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellant] in verzuim is met het voldoen van zijn maandelijkse betalingsverplichting van € 500,00 voor de aankoop van het schip. [geïntimeerden c.s.] maken aanspraak op betaling van de inmiddels per 1 oktober 2011 geheel opeisbare resterende koopsom van € 13.700,00.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft hierbij primair een beroep gedaan op artikel 6:228 lid 1, aanhef onder sub b BW (dwaling) en subsidiair op artikel 6:248 BW (redelijkheid en billijkheid).
Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.