ECLI:NL:GHSHE:2014:3656

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2014
Publicatiedatum
16 september 2014
Zaaknummer
HD 200.131.065_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet inschrijven in rechtsmiddelenregister en niet betekenen van eiswijziging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.W. Reintjes, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak die niet was ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist door artikel 3:301 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast had de appellant een eiswijziging ingediend, maar deze was niet betekend aan de geïntimeerde, die niet was verschenen in het hoger beroep. Het hof had eerder, in een tussenarrest van 25 februari 2014, de appellant de gelegenheid gegeven om aan te tonen dat hij het hoger beroep tijdig had ingeschreven en om een exploot van betekening van de gewijzigde eis te overleggen. De appellant heeft echter in zijn akte van 19 augustus 2014 meegedeeld dat hij de gewijzigde eis niet had betekend en dat het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn was ingeschreven. Het hof concludeert hieruit dat de gewijzigde eis buiten beschouwing moet blijven en dat de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep. De kosten van het hoger beroep worden aan de zijde van de geïntimeerde begroot op nihil. Het hof heeft de appellant derhalve niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en hem in de kosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.131.065/01
arrest van 16 september 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant],
advocaat: voorheen mr. Haouli te ’s-Hertogenbosch, thans mr. C.W. Reintjes te Duiven,
tegen
[geïntimeerde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
niet verschenen in hoger beroep,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 25 februari 2014 in het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer C01/259855/KG 13-133 gewezen vonnis van 29 maart 2013.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 25 februari 2014;
- de akte van [appellant] van 19 augustus 2014.
[appellant] heeft arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen om [appellant] in de gelegenheid te stellen om:
 duidelijk te maken of hij het onderhavige hoger beroep binnen acht dagen na het instellen daarvan heeft doen inschrijven in de registers, bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (rov. 4.6.3.);
 een exploot van betekening van de gewijzigde eis aan [geïntimeerde] in het geding te brengen (rov. 4.7.2. ).
7.2.
[appellant] heeft in zijn akte meegedeeld dat hij de gewijzigde eis niet aan [geïntimeerde] heeft betekend. Onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 4.7.1 en 4.7.2 van het tussenarrest verbindt het hof daar de conclusie aan dat de gewijzigde eis in dit hoger beroep buiten beschouwing moet blijven.
7.3.
[appellant] heeft in zijn akte voorts meegedeeld dat het onderhavige hoger beroep niet binnen acht dagen na het instellen daarvan is ingeschreven in de registers, bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 4.6.3 van het tussenarrest verbindt het hof daar de conclusie aan dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep.
7.4.
Het hof zal [appellant] veroordelen in de kosten van het hoger beroep en die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] begroten op nihil.

8.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer C01 / 259855 / KG 13-133 tussen partijen gewezen vonnis van 29 maart 2013;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, O.G.H. Milar en M.G.W.M. Stienissen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 september 2014.