ECLI:NL:GHSHE:2014:3569

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
HD 200.129.702_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vraag over ingangsdatum wettelijke rente bij effectenlease-overeenkomsten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad over de ingangsdatum van de wettelijke rente die verschuldigd is over de door de aanbieder van effectenlease-overeenkomsten aan de afnemer te vergoeden inleg. De zaak is ontstaan uit een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hof had eerder op 17 juni 2014 een tussenarrest gewezen waarin het zijn voornemen aankondigde om een prejudiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad. Partijen kregen de gelegenheid om hun standpunten over deze vraag kenbaar te maken.

Dexia heeft in haar akte na tussenarrest voorgesteld om de vraag te herformuleren en aanvullende vragen te stellen, maar het hof heeft besloten om zich te houden aan de eerder geformuleerde rechtsvraag. De zaak betreft de wettelijke rente over termijnbetalingen en eventuele aflossingen die de afnemer heeft gedaan in het kader van de effectenlease-overeenkomst. Het hof heeft bepaald dat na ontvangst van de beslissing van de Hoge Raad, partijen een termijn van vier weken krijgen om te reageren op die beslissing.

De uitspraak van het hof is gedaan op 9 september 2014 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. Het hof heeft de griffier opgedragen om een afschrift van het arrest en het tussenarrest aan de civiele griffie van de Hoge Raad te zenden, en heeft verdere beslissingen aangehouden tot na de reactie van de partijen op de beslissing van de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.702/01
arrest van 9 september 2014
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 17 juni 2014 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant onder zaaknummer 719749 cv expl 12-3198 gewezen vonnis van 17 april 2013.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 17 juni 2014;
- de akte na tussenarrest van Dexia van 15 juli 2014;
- de akte na tussenarrest van [geïntimeerde] van 15 juli 2014.
Partijen hebben arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
7.1
Bij tussenarrest van 17 juni 2014 heeft het hof zijn voornemen aangekondigd om de Hoge Raad op de voet van artikel 392 Rv en verder de in 4.18.6 genoemde prejudiciële vraag te stellen. Al hetgeen in dit tussenarrest is overwogen en beslist op dit punt dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voornemen om genoemde prejudiciële vraag te stellen alsmede over de inhoud van deze rechtsvraag. Iedere verdere beslissing is daarbij aangehouden.
7.2
[geïntimeerde] heeft in zijn akte na tussenarrest aangegeven dat hij zich kan verenigen met het voornemen van het hof om voornoemde rechtsvraag aan de Hoge Raad voor te leggen en dat hij geen opmerkingen heeft over de door het hof voorgestelde rechtsvraag. Dexia heeft zich in haar akte na tussenarrest met betrekking tot het voornemen van het hof om vermelde prejudiciële vraag te stellen aan het oordeel van het hof gerefereerd. Zij heeft voorts voorgesteld de vraag enigszins te herformuleren en een aantal aanvullende vragen voorgesteld.
De door Dexia voorgestelde aanvullende vragen zullen niet worden overgenomen. [geïntimeerde] heeft zich hierover niet kunnen uitlaten. Ook is niet gebleken van een geschil over het in de vragen aan de orde gesteld onderwerp als bedoeld in artikel 392 lid 3 Rv.
Het hof zal zich aldus houden aan de eerder geformuleerde rechtsvraag. Het hof ziet geen aanleiding deze vraag te herformuleren in de door Dexia voorgestelde zin.
7.3
Nadat de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen, zal het hof partijen een termijn van vier weken geven om te reageren op die beslissing van de Hoge Raad. Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

8.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
stelt de Hoge Raad de volgende rechtsvraag ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:
Wat is de ingangsdatum van de wettelijke rente over de door de aanbieder van effectenlease-overeenkomsten aan de afnemer te vergoeden inleg? Het gaat hierbij om termijnbetalingen en eventuele aflossingen (minus dividenduitkeringen) die de afnemer voorafgaande aan de beëindiging van de effectenlease-overeenkomst(en) uit hoofde van die effectenlease-overeenkomst (en) heeft betaald.
bepaalt dat de griffier onverwijld een afschrift van dit arrest en van het tussenarrest van 17 juni 2014 zendt aan de civiele griffie van de Hoge Raad, postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage;
bepaalt dat de griffier afschriften van de andere op de procedure betrekking hebbende stukken op diens verzoek aan de griffier van de Hoge Raad zendt;
bepaalt dat na ontvangst van de beslissing van de Hoge Raad aan partijen een termijn van vier weken zal worden gesteld voor een reactie op de beslissing van de Hoge Raad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, P.M. Arnoldus-Smit en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 september 2014.