ECLI:NL:GHSHE:2014:3360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2014
Publicatiedatum
2 september 2014
Zaaknummer
HD 200.136.809_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering energieleverancier in hoger beroep met betrekking tot aanmaningen en betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Electrabel Nederland B.V. tegen een aantal geïntimeerden. De zaak betreft een vordering van de energieleverancier die in eerste aanleg door de kantonrechter was afgewezen. Het hof heeft de appellante, Electrabel, in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over de verzending van aanmaningen en de ontvangst daarvan door de geïntimeerden. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerden niet zijn verschenen en dat zij in verzuim verkeerden. Het hof heeft de betwisting van de ontvangst van aanmaningsbrieven door de geïntimeerden verworpen, omdat uit de overgelegde stukken blijkt dat de aanmaningen naar het juiste adres zijn verzonden en de geïntimeerden daarop hebben gereageerd. Het hof heeft de vordering van Electrabel toegewezen, waarbij het een bedrag van € 4.376,24 heeft toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 mei 2013. Tevens zijn de geïntimeerden veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van Electrabel toegewezen, waarbij het hof de grieven van Electrabel heeft gehonoreerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.809/01
arrest van 2 september 2014
in de zaak van
Electrabel Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
appellante,
hierna: “Electrabel”,
advocaat: mr. H. Post te Helmond,
tegen

1.V.O.F. [X.],gevestigd te [vestigingsplaats 2],

2.
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats 2], België,
3.
[geïntimeerde 3],wonende te [woonplaats 2], België,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk en in vrouwelijk enkelvoud aangeduid als “[geïntimeerden]”,
niet verschenen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 13 mei 2014 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 530209 CV EXPL 13-2251 gewezen vonnis van 24 juli 2013.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 13 mei 2014;
- de akte van Electrabel d.d. 24 juni 2014 met producties.
Electrabel heeft arrest gevraagd.

7.De verdere beoordeling

7.1.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof Electrabel in de gelegenheid gesteld om, deugdelijk met stukken onderbouwd, duidelijkheid te verschaffen omtrent de volgende punten:
i. i) de gestelde verzending van de door Electrabel overgelegde aanmaningen/sommaties en ontvangst daarvan door [geïntimeerden];
ii) betalingen door [geïntimeerden], gespecificeerd naar bedrag en datum;
iii) op welke wijze de sub ii) bedoelde betalingen zijn afgeboekt, eveneens naar bedrag en datum;
iv) indien betalingen zijn afgeboekt op rente en/of kosten, op welke grond Electrabel gerechtigd was tot vergoeding van welk bedrag aan rente en welk bedrag aan kosten;
v) de twee in r.o. 4.4.8 van het tussenarrest genoemde facturen;
vi) de eindafrekening.
7.1.2.
Het hof zal aan de hand van bovengenoemde punten de in verband daarmee door Electrabel genomen akte met producties bespreken.
Ad i); verzending sommaties/aanmaningen en ontvangst door [geïntimeerden]
7.1.3.
Anders dan Electrabel heeft aangevoerd betekent het feit dat poststukken vóór 19 juni 2012 volgens [geïntimeerden] wel zijn aangekomen, en dat Electrabel geen brieven als onbestelbaar geretourneerd heeft ontvangen, niet dat daarmee is bewezen dat Electrabel de brieven van na 19 juni 2012 heeft verzonden en dat [geïntimeerden] ze heeft ontvangen. Het hof verwijst kortheidshalve nog eens naar de in r.o. 4.4.4 van het tussenarrest aangehaalde jurisprudentie. Uitgangspunt blijft dat moet komen vast te staan dat de verklaring waarop de afzender zich beroept door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar door hem kon worden bereikt en dat de verklaring aldaar is aangekomen. De ontvangst van de brieven op het adres van de v.o.f. in [vestigingsplaats 2] is met voornoemde redenering van Electrabel niet komen vast te staan .
7.1.4.
Electrabel heeft voorts gewezen op diverse contacten die tussen haar incassogemachtigde VDH en [geïntimeerden] hebben plaatsgevonden. Electrabel heeft in verband daarmee een “contactenoverzicht” overgelegd. Daaruit blijkt van de volgende, na 19 juni 2012 plaatsgehad hebbende contacten:
- op 4 juli 2012 belt [geïntimeerden] naar VDH naar aanleiding van “
achterstandsbrief over de maand juni 2012”. Gelet op de overeenkomende factuurnummers is aannemelijk dat [geïntimeerden] belde naar aanleiding van de brief van VDH van 3 juli 2012;
- bij e-mail van 9 juli 2012 bericht [geïntimeerden] aan VDH dat zij een bedrag van € 600,-- heeft overgemaakt en dat in het aanstaande weekend meer wordt overgemaakt;
- op 18 juli 2012 heeft [geïntimeerden] contact opgenomen met VDH met betrekking tot het voorschot van juni 2012 (wat het hof afleidt uit het in de mutatie opgenomen factuurnummer). [geïntimeerden] meent dat “
het resterende bedrag van € 245,--“ voor de maand juni al is voldaan. Nu de voorschotbedragen steeds € 845,-- bedragen, leidt het hof uit deze en de vorige mutatie af dat [geïntimeerden] na de betaling van € 600,-- volgens VDH niet het restant van
€ 245,-- voor de maand juni 2012 had voldaan. Kennelijk was dat aanleiding voor VDH om de op 19 juni 2012 getroffen betalingsregeling als vervallen te beschouwen (VDH vermeldt “
vandaar som 3”). Aannemelijk is dat VDH dat bij de in r.o. 4.1.4 van het tussenarrest aangehaalde brief van 17 juli 2012 aan [geïntimeerden] heeft gemeld en dat [geïntimeerden] op 18 juli 2012 daar op heeft gereageerd. Blijkens de laatste zin van deze mutatie zal VDH “
de oude regeling voor 1 keer herstellen”als het bedrag van € 245,-- toch blijkt te zijn ontvangen;
- bij e-mailbericht van 19 juli 2012 vraagt [geïntimeerden] aan VDH bevestiging van de betaling van € 245,--;
- bij e-mail van 24 juli 2012 bericht VDH aan [geïntimeerden] dat de betaling is ontvangen en dat “
de herstelde betalingsregeling” als bijlage mee wordt gezonden. Aannemelijk is dat dat de in r.o. 4.1.5 van het tussenarrest aangehaalde brief van 24 juli 2012 betreft;
- daarna volgen de reeds in het tussenarrest in r.o. 4.1.6 en 4.1.7 aangehaalde contacten van 6 augustus 2012;
- bij e-mail van 14 augustus 2012 bericht [geïntimeerden] aan VDH dat die dag € 1200,-- wordt overgeboekt en dat zij de dag daarna nog telefonisch contact zal opnemen. In deze e-mail refereert [geïntimeerden] aan de e-mail van VDH van “
vorige week”. Aannemelijk is dat dat de mail van 6 augustus 2012 is, waarin VDH verval van de betalingsregeling van 24 juli 2012 had aangekondigd bij gebreke van betaling door [geïntimeerden] van
“de restant van de termijn”en van het voorschot van de maand juli 2012;
- bij e-mailbericht van 25 september 2012 heeft [geïntimeerden] aan VDH bericht dat € 1845,-- is betaald “
volgens afspraak”. Het hof acht het aannemelijk dat dit (mede) een reactie is op de door VDH in r.o. 4.1.8 en 4.1.9 van het tussenarrest aangehaalde brieven van 17 augustus 2012 en 4 september 2012.
7.1.5.
Gelet op deze reacties van [geïntimeerden] op verschillende aanmaningen door VDH en op met VDH getroffen betalingsregelingen, verwerpt het hof het in eerste aanleg door [geïntimeerden] gevoerde verweer dat zij na de op 19 juni 2012 getroffen betalingsregeling geen aanmaningen meer heeft ontvangen. Nu verder blijkens de door VDH overgelegde stukken, brieven en voorschotnota’s steeds naar het adres van de v.o.f. [geïntimeerden] in [vestigingsplaats 2] zijn gestuurd, acht het hof de conclusie gerechtvaardigd dat [geïntimeerden] deze stukken heeft ontvangen en dat deze stukken haar hebben bereikt in de zin van artikel 3:37 lid 3, eerste zin BW. Gelet daarop en op hetgeen is overwogen in r.o. 4.4.5 van het tussenarrest verkeerde [geïntimeerden] ten aanzien van de gehele vordering reeds geruime tijd voor (het opstellen van de) inleidende dagvaarding, 24 mei 2013, in verzuim.
Ad ii) en iii); betalingen door [geïntimeerden] en afboekingen
7.1.6.
Electrabel heeft een overzicht van betalingen door [geïntimeerden] en afboekingen van de betaalde bedragen overgelegd. Daaruit blijkt dat de laatste betaling door [geïntimeerden] dateert van 20 augustus 2012, dat de betalingen zijn afgeboekt op de voorschotnota’s februari, maart, april en mei 2012 en op een bedrag van € 450,-- aan incassokosten en dat daarnaast nog een bedrag van € 710,-- (deel van de op 20 augustus 2012 verrichte betaling van € 1200,--) niet op een specifieke factuur is afgeboekt.
Ad iv); op welke grond is Electrabel gerechtigd tot welk bedrag aan kosten?
7.1.7.
Blijkens het bij akte door Electrabel overgelegde overzicht van betalingen en afboekingen, resteert een door [geïntimeerden] te betalen bedrag van € 4.826,24. Electrabel heeft echter een bedrag van € 4.376,24 gevorderd. Dat bedrag heeft zij gespecificeerd door de som van de voorschotnota’s maart tot en met oktober 2012 en beide eindafrekeningen (zie hierna) te verminderen met het door [geïntimeerden] betaalde bedrag van € 3.695,--. Daarbij zit dus geen post buitengerechtelijke kosten. Gelet hierop en nu het verschil tussen voornoemde bedragen van € 4.826,24 en € 4.376,24 het bedrag van € 450,-- betreft, moet het er voor worden gehouden dat hoewel Electrabel in genoemd overzicht een bedrag van € 450,-- op incassokosten heeft afgeboekt, zij uiteindelijk geen vergoeding van die kosten heeft gevorderd. Aan een bespreking van de (redelijkheid van de) omvang van deze kosten en de vraag of die kosten in redelijkheid zijn gemaakt, komt het hof dus niet toe.
Ad v) en vi); de twee in r.o. 4.4.8 van het tussenarrest genoemde facturen en de eindafrekening
7.1.8.
Met betrekking tot deze twee facturen heeft Electrabel het volgende gesteld. De factuur van € - 124,47 betreft de eindafrekening terzake van de aan [geïntimeerden] geleverde hoeveelheid gas, de factuur van € 1.435,71 betreft de eindafrekening terzake van de aan [geïntimeerden] geleverde hoeveelheid electriciteit. Electrabel heeft de desbetreffende eindafrekeningen overgelegd. Daaruit blijkt dat het precies andersom is; € -124,47 ziet op de geleverde electriciteit, € 1.435,71 op het geleverde gas. Naar het hof begrijpt zijn voor gas en elektriciteit voorschotbedragen in rekening gebracht en zijn aan [geïntimeerden] voor elektriciteit meer voorschotbedragen in rekening gebracht dan de eindmeterstand uiteindelijk rechtvaardigde en vermeldt de eindafrekening voor gas een hoger verbruik dan het beloop van de in rekening gebrachte voorschotten. Naar het oordeel van het hof zijn genoemde facturen voldoende toegelicht.
Slotsom
7.2.
Nu i) het in eerste aanleg door [geïntimeerden] gevoerde verweer op bovengenoemde gronden is verworpen, ii) vast is komen te staan dat [geïntimeerden] in verzuim verkeerde en dat zij niet rauwelijks is gedagvaard en iii) de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal het hof de vordering toewijzen.
De grieven slagen derhalve.
7.3.
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. [geïntimeerden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de zowel in eerste aanleg als in hoger beroep aan de zijde van Electrabel gevallen proceskosten worden veroordeeld.

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk tot betaling aan Electrabel van een bedrag van € 4.376,24, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 mei 2013;
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Electrabel worden begroot op € 531,74 aan verschotten en op € 200,-- aan salaris advocaat in eerste aanleg en op € 771,45 aan verschotten en op € 632,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, M.A. Wabeke en J.P. de Haan en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 september 2014.