Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man 1],wonende te [woonplaats],
[de man 2],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 711770/CV EXPL 12-2508)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis, met 13 producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep tevens houdende verzoek tot rolvoeging met producties A tot en met K;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties;
- de ter voorbereiding op het pleidooi door [appellanten] toegezonden producties 18 tot en met 21;
- de ter voorbereiding op het pleidooi door [geïntimeerde] toegezonden productie L;
- het pleidooi, waarbij partijen ieder een pleitnotitie hebben overgelegd.
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Hierop wordt gereageerd door [medewerker van NK 1] (een medewerker van NK) die de claims afwijst.
Bij monde van haar advocaat vordert [geïntimeerde] vervolgens € 5.000,--. [medewerker van NK 2] reageert hierop – kennelijk namens NK en [appellanten] – met een toezegging tot naamsvermelding op YouTube en een aanbod om een fotoshootopdracht ter waarde van € 350,-- te geven. Een regeling komt niet tot stand.
Zij vordert, kort gezegd,
- een verklaring voor recht dat [appellanten] met de openbaarmaking/verveelvoudiging van de foto inbreuk maakt op haar auteurs- en persoonlijkheidsrechten, [appellanten] te gebieden zich te onthouden van iedere directe en indirecte inbreuk, en het openbaar maken en/of verveelvoudigen te staken en gestaakt te houden,
- een verklaring voor recht dat [appellanten] en NK hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten en [appellanten] en NK hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [geïntimeerde] geleden c.q. te lijden schade,
- een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Onder punt 2.3 van het vonnis wordt vermeld dat gedaagden in rechte zijn verschenen, doch dat nu de door hen ingediende conclusie niet ondertekend was, de griffier de conclusie aan [appellant 1] heeft geretourneerd opdat deze na ondertekening andermaal kon worden ingediend, waarop niet meer is gereageerd. De kantonrechter constateert dat de vordering in rechte niet is weersproken en heeft de vorderingen, behoudens de gevorderde imagoschade (nu deze onvoldoende was onderbouwd),toegewezen, met matiging van de gevorderde dwangsom tot € 1.000,-- per dag met een maximum van € 15.000,--.
- een betwisting dat het bij de foto om een auteursrechtelijk beschermd werk gaat
- een betwisting dat [geïntimeerde] auteursrechthebbende is
- een betwisting dat er sprake is van inbreuk op auteursrecht
- een betwisting dat er sprake is van inbreuk op een persoonlijkheidsrecht
Met grief 3 wordt opgekomen tegen het oordeel dat [appellanten] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten.
De drempel om als auteursrechtelijk werk beschermd te worden, is laag. Elke bewust genomen foto houdt keuzes in ten aanzien van belichtingssnelheid, diafragma, scherpstelling, scherptediepte, afstand, lichtinval, kadrering, compositie, achtergrond en wat dies meer zij. De mate van artistieke waardering speelt daarbij geen rol. De foto is onmiskenbaar een auteursrechtelijk beschermd werk.
Nog daargelaten dat [appellanten] dit onvoldoende met feiten heeft onderbouwd, staat dit alles er niet aan in de weg dat het om een auteursrechtelijk beschermd werk gaat.
[geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord onbetwist gesteld dat de videoclip openbaar is gemaakt op de website www.[website].nl, waarvan [appellant 1] de domeinnaamhouder is.
Voor zover [appellanten] met grief 3 tevens op komt tegen het feit dat hij
hoofdelijkis veroordeeld verwijst het hof naar hetgeen te dien aanzien verderop zal worden overwogen.
Op zichzelf is dit juist, doch toegelicht noch aannemelijk is gemaakt dat zij daardoor enige schade heeft geleden.
Welke daarmee samenhangende schade door [geïntimeerde] is geleden is door haar onvoldoende toegelicht, te meer nu zij juist stelt – zie hierna – dat zij nu juist niet met de foto – in deze setting – wenst te worden geassocieerd.
[fotomodel] is een professioneel (en bekend) fotomodel. [appellanten] moet zich ervan bewust zijn geweest dat fotomodellen zoals [fotomodel] zich veelal door professionele fotografen laten fotograferen en dat op de foto’s dan auteursrecht rust. [appellanten] heeft er in redelijkheid niet van kunnen uitgaan dat er op die foto’s geen auteursrecht van de fotograaf zou rusten. Door hem is niets gesteld omtrent pogingen welke hij heeft ondernomen om achter de identiteit van de maakster te komen; gesteld noch gebleken is dat hij [fotomodel] daar ook maar naar heeft gevraagd. Dat deze heel goed wist wie de fotograaf was, blijkt uit haar email van 24 november 2011 aan [geïntimeerde]. Als [appellanten] dat had gevraagd – een simpeler onderzoek is niet denkbaar - was aanstonds duidelijk geworden wie de maakster was en had [appellanten] daarmee contact kunnen opnemen. Als [geïntimeerde] dan geen toestemming wilde geven of daar teveel voor vroeg had [appellanten] ervoor kunnen kiezen van gebruikmaking van de foto af te zien.\
verwijst naar het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 november 2008. In de zaak die tot die uitspraak leidde had de aangesprokene echter geen verweer gevoerd dat de Algemene Voorwaarden niet als richtlijn konden dienen.
stelt voorts dat in de rechtspraak een verhoging van minstens 100 % niet ongewoon is. In de zaak die leidde tot het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2011 werd echter aansluiting gezocht bij algemene voorwaarden van de inbreukmaker. Bij de (overige) uitspraken, alle van kantonrechters, verdient verder aantekening dat, zoals ook in de vakpers aan de orde is gesteld, het toekennen van “punitive damages” naar Amerikaans model geen wettelijke basis heeft en evenmin in overeenstemming is met overwegingen 26 en artikel 13 van de Handhavingsrichtlijn (Richtlijn 2004/48/EG). Voor aanknoping bij bedoelde voorwaarden omdat deze in de branche veelvuldig zouden worden toegepast, bestaat dan ook geen grond.
Bovendien gaat het telkens om bedragen voor vrije licenties. Dat geeft geen goede indicatie voor het recht op vergoeding in een specifiek geval als het onderhavige.