4.1.In de overwegingen 2.1 tot en met 2.12 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geding (en in het geding tussen Gispro en [tankstationhouder]) wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten zijn niet betwist. Daarnaast staan nog enkele andere feiten als onbetwist vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
Gispro (voorheen genaamd Bouwbedrijf [Bouwbedrijf] B.V.) en [appellante] exploiteren beiden een onderneming op het gebied van projectontwikkeling.
[tankstationhouder] heeft een tankstation geëxploiteerd aan de [straatnaam 1][huisnummer A] in [vestigingsplaats 1]. Met het oog op de verplaatsing van dit tankstation heeft [tankstationhouder] van Gispro een bouwterrein gekocht op een industrieterrein in [vestigingsplaats 1]. Gelijktijdig heeft [tankstationhouder] ‘een perceel bouwterrein’ gelegen aan de [straatnaam 1][huisnummer A] in [vestigingsplaats 1] verkocht aan Gispro.
De koop van het perceel bouwterrein aan de [straatnaam 1][huisnummer A] in [vestigingsplaats 1] is vastgelegd in een schriftelijke koopovereenkomst d.d. 25 april 2007 (inl. dagv, prod. 3, hierna: koopovereenkomst I). In artikel 1 van deze koopovereenkomst is bepaald dat de leveringsakte zal worden verleden uiterlijk één maand na afgifte van een bodemgeschiktheidsverklaring dan wel uiterlijk drie jaar na ondertekening van de koopovereenkomst. Verder staat in dit artikel dat [tankstationhouder] vóór de juridische levering zal zorgdragen voor sloop van de zich thans nog op het perceel bevindende opstallen en verwijdering van de zich thans nog in het perceel bevindende tanks, leidingen en dergelijke.
Bij schriftelijke koopovereenkomst d.d. 29 december 2009 (inl. dagv, prod. 4, hierna: koopovereenkomst II) heeft Gispro het perceel grond gelegen aan de [straatnaam 1][huisnummer A] in [vestigingsplaats 1] doorverkocht aan [appellante] tegen een koopprijs van € 300.000,00 exclusief omzetbelasting.
In artikel 10 lid 2 van koopovereenkomst II is bepaald:
‘De op het verkochte aanwezige opstallen dienen uiterlijk op 25 april 2010 voor rekening van de verkoper geheel te zijn gesloopt en de daarbij vrijkomende materialen dienen op de daarvoor voorgeschreven geheel te zijn afgevoerd. Voorts dienen de zich thans nog in de grond van het verkochte bevindende opslagtanks, leidingen en dergelijke geheel voor rekening en risico van de verkoper op de daarvoor voorgeschreven wijze te zijn verwijderd.
Nadat voormelde werkzaamheden zijn uitgevoerd is verkoper verplicht voor zijn rekening de kwaliteit van de bodem en het grondwater te laten onderzoeken door Tritium Advies B.V. gevestigd te [vestigingsplaats 3].’
Verder volgt uit artikel 1 lid 1 van koopovereenkomst II dat Gispro het perceel grond aan [appellante] moet leveren uiterlijk één maand na afgifte van het onderzoeksrapport van Tritium Advies B.V. (hierna: Tritium) of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.
Voorts is in artikel 13 van deze koopovereenkomst bepaald:
‘1. Bij niet of niet tijdige nakoming van de overeenkomst anders dan door niet toerekenbare tekortkoming (overmacht) is de nalatige aansprakelijk voor alle daaruit voor de wederpartij ontstane schade met kosten en rente, ongeacht het feit of de nalatige in verzuim is in de zin van het volgende lid.
2.
Indien één van de partijen, na bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a.
uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b.
(…)
3.
Betaalde of verschuldigde boete strekt in mindering op eventueel verschuldigde schadevergoeding met rente en kosten.
4.
(…)’
Bij brief d.d. 26 april 2010 (inl. dagv, prod. 14 en cvd conv, prod. 25) heeft [appellante] aan Gispro geschreven:
‘Tot op heden hebben wij nog geen enkele activiteit kunnen waarnemen inzake sloop van het tankstation aan de [straatnaam 1][huisnummer A] te [vestigingsplaats 1]. Helaas dienen wij u langs deze weg conform artikel 13 van de koopovereenkomst formeel in gebreke te stellen’.
Bij brief d.d. 7 mei 2010 (cva conv/cve reconv, prod. 2 en cvd conv, prod. 26) heeft [appellante] aan Gispro geschreven:
‘Naar aanleiding van onze ingebrekestelling d.d. 26 april 2010 hebben wij tot op heden nog geen schriftelijke reactie van u mogen ontvangen. De sloopwerkzaamheden hebben nog geen aanvang gevonden. Hiermede constateren wij dat u ingebreke bent gebleven. Hierdoor is artikel 13 lid 2 van de koopovereenkomst in werking getreden.’
Op 30 juli 2010 heeft Tritium het in artikel 1 van koopovereenkomst II bedoelde onderzoeksrapport afgegeven.
Bij notariële akte van 20 juni 2011 is het perceel door [tankstationhouder] aan Gispro geleverd. Vervolgens heeft Gispro het perceel bij notariële akte van 7 juli 2011 geleverd aan [appellante].
4.2.1.Bij inleidende dagvaarding heeft Gispro zowel [appellante] als [tankstationhouder] in rechte betrokken. In de procedure in conventie tegen [appellante] heeft Gispro gevorderd voor recht te verklaren dat Gispro geen contractuele boete noch een vergoeding anderszins aan [appellante] is verschuldigd vanwege de tekortkoming in de nakoming van koopovereenkomst II, althans deze boete te matigen tot nihil, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
Gispro heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij geen boete is verschuldigd aan [appellante], omdat de tekortkomingen bestaande uit de te late sloop en de te late levering van het perceel aan [appellante] niet aan Gispro kunnen worden toegerekend en omdat zij ter zake van de juridische levering nooit in gebreke is gesteld. Voor het geval Gispro wel een boete aan [appellante] verschuldigd zou zijn, heeft Gispro een beroep op matiging van de boete gedaan. Daartoe stelt Gispro dat toepassing van het boetebeding tot een onaanvaardbaar resultaat leidt, omdat de boete buitensporig hoog is aangezien [appellante] geen schade heeft geleden.
4.2.2.In reconventie heeft [appellante], na vermeerdering van haar eis, gevorderd (zakelijk weergegeven) veroordeling van Gispro om:
het verkochte perceel aan [appellante] te leveren op straffe van een dwangsom;
aan [appellante] te betalen de over de periode 3 mei 2010 tot 7 juli 2011 verbeurde contractuele boetes van in totaal € 387.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2011;
aan [appellante] te vergoeden de schade die zij lijdt en zal lijden als gevolg van de te late levering van het perceel, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander voor zover deze schade de hoogte van de verbeurde boetes overschrijdt, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2011,
een en ander met veroordeling Gispro in de proceskosten waaronder begrepen de nakosten.
[appellante] heeft aan haar vordering onder 2 ten grondslag gelegd dat Gispro tekort is geschoten in de nakoming van haar uit koopovereenkomst II voortvloeiende verplichtingen om de zich op het perceel bevindende opstallen e.d. uiterlijk op 25 april 2010 te verwijderen en om het perceel uiterlijk op 30 augustus 2010 aan [appellante] te leveren. Nu het hier gaat om fatale data, althans nu [appellante] Gispro ter zake onder meer bij brief van 26 april 2010 in gebreke heeft gesteld overeenkomstig artikel 13 lid 2 van de koopovereenkomst, en in aanmerking genomen dat de sloop eerst op 14 oktober 2010 is voltooid en het perceel pas op 7 juli 2011 aan [appellante] is geleverd, heeft Gispro over de periode van 3 mei 2010 tot 7 juli 2011 de contractuele boete van € 900,00 per dag aan [appellante] verbeurd. Volgens [appellante] is in totaal een bedrag van € 387.000,00 aan boetes verbeurd.
Aan haar vordering onder 3 heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat zij door de te late levering schade heeft geleden. Deze schade bestaat uit, kort gezegd, het derven van winst doordat [appellante] het perceel pas later kan bebouwen en daarmee winst kan genereren, het derven van huurinkomsten voor tijdelijke parkeerplaatsen die [appellante] pas later kan aanleggen op het perceel, een verminderde kans op verhuur van aangrenzende panden van [appellante] vanwege een troosteloze aanblik op het perceel, en extra financieringskosten die [appellante] heeft moeten maken vanwege de telkens uitgestelde levering (zoals afsluitprovisies en bereidstellingsprovisies). Daarnaast heeft [appellante] schade geleden doordat geïnteresseerde kopers zijn afgehaakt door de te late levering.
4.2.3.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis
in conventievoor recht verklaard dat Gispro geen contractuele boete is verschuldigd aan [appellante], met veroordeling van [appellante] in de proceskosten, en onder afwijzing van het meer of anders gevorderde.
In reconventieheeft de rechtbank Gispro veroordeeld tot vergoeding van de bij staat op te maken schade van [appellante] vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 februari 2011. Daarbij heeft de rechtbank de proceskosten tussen partijen gecompenseerd en de overige vorderingen van [appellante] afgewezen.
Kort samengevat heeft de rechtbank daartoe het volgende overwogen. Gispro heeft geen contractuele boetes verbeurd in verband met de te late levering van het perceel, omdat zij door [appellante] niet in gebreke is gesteld ter zake van de juridische levering zodat Gispro op dit punt niet in verzuim is geraakt. De boetes zijn ook niet verbeurd vanwege de te late sloop, omdat de sloop reeds was voltooid voor het tijdstip waarop Gispro haar kernprestatie moest verrichten, te weten levering van het perceel aan [appellante]. Wel moet Gispro de bij staat op te maken schade van [appellante] vergoeden, omdat Gispro op grond van artikel 13 lid 1 van koopovereenkomst II – behalve ingeval van overmacht, waarvan geen sprake is – aansprakelijk is voor de uit de te late levering voortvloeiende schade, ongeacht of sprake is van verzuim, en [appellante] voorts voldoende heeft gesteld om de mogelijkheid aannemelijk te achten dat zij door de te late levering schade heeft geleden. Verder heeft de rechtbank nog overwogen dat de door Gispro gevorderde verklaring voor recht dat zij ook geen ‘vergoeding anderszins’ is verschuldigd, niet toewijsbaar is omdat daarvoor geen feiten zijn gesteld.