4.1De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 januari 2010 onder 3.1 feiten vastgesteld. Voor zover die feitenvaststelling is bestreden in de grieven 1 en 2 zal het hof daarover hierna oordelen. Voor zover die feiten niet zijn bestreden vormen zij ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. De Holding heeft een Aansprakelijkheidsverklaring (overgelegd als productie 6 bij akte houdende producties d.d. 23 juli 2008) ondertekend met als ingangsdatum 1 januari 1984 met de volgende inhoud:
“De ondergetekende verklaart hierbij zich hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de rechtshandelingen van [X.] en [Y.] Installatiebedrijf B.V. te [vestigingsplaats 2], voortvloeiende uit schulden in de zin van artikel 403, lid 1, sub f van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. (…)
Ondergetekende [X.] en [Y.] Holding B.V. , gevestigd te [vestigingsplaats 2], handelend in haar hoedanigheid van houdster van alle aandelen in het kapitaal van [X.] en [Y.] Installatiebedrijf B.V. gevestigd te [vestigingsplaats 2] verklaart, ter voldoening aan het vereiste vervat in artikel 403 lid 1 b, B.W. 2, ermede te hebben ingestemd, dat de jaarrekening 1984 van [X.] en [Y.] Installatiebedrijf B.V. niet overeenkomstig de voorschriften van titel 8 BW 2 is ingericht.”
b. op 27 januari 2003 sloot FPC met [X.] en [Y.] Installatiebedrijf B.V. (hierna [Installatiebedrijf]) een overeenkomst voor het verrichten van werktuigbouwkundige werkzaamheden (overgelegd als productie 1 bij akte houdende producties d.d. 23 juli 2008) inhoudende, kort gezegd, het leveren en monteren van een HVAC-installatie, een luchtbehandelingssysteem, in een pand van FPC in [plaats] (hierna de overeenkomst).
Art. 8 van de overeenkomst houdt in dat [Installatiebedrijf] een in de branche gebruikelijke W.A.-verzekering dient af te sluiten.
[Installatiebedrijf] heeft de betreffende werkzaamheden verricht in de loop van 2003.
c. Bij emailbericht van 21 maart 2003 (productie 2 bij de door [X.] op 7 april 2010 genomen antwoordconclusie na tussenvonnis) laat [Installatiebedrijf] in de persoon van [X.] aan dhr. [medewerker InTechMa], medewerker van het bedrijf InTechMa Projectmanagement & Advies, welk bedrijf in opdracht van FPC de directie voerde bij de uitvoering van de werkzaamheden, het volgende weten:
“[medewerker InTechMa],
Onze monteur [monteur Installatiebedrijf] heeft overleg gehad met de interieurbouwers. Zij hebben liever geen gaten in die betreffende rand van de cirkels omdat daar veel construktieve delen zitten, En er door het maken van die gaten de construktie verzwakt zal worden.
Hier komt nog bij dat om de 7200m3/uur af te zuigen door gaten van 40mm met een snelheid van 4 m/sec er400 gatengeboord dienen te worden. Is er geen mogelijkheid om bij de etalages en ruimten achter de wanden openingen al dan niet voorzien van roc te maken. In de etalages is de ruimte boven het verlaagd plafond van de speelzaal open.
Graag hierop actie (…)”
d. [Installatiebedrijf] was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst een dochter van de Holding.
e. Op 11 juni 2006 is [Installatiebedrijf] failliet verklaard.
f. Bij emailbericht van 6 november 2006 (door FPC overgelegd als productie 14 ten behoeve van de comparitie van 17 september 2008, zie nr. 10 conclusie van repliek) laat [X.] FPC het volgende weten:
(…)
Betreft: luchtbehandelinginstallatie Fair Play [plaats]
Opmerkingen m.b.t. functioneren van de Installatie.
Wij hebben eerst opdracht ontvangen voor het leveren en monteren van de luchtbehandelinginstallatie toen de bouwactiviteiten al in uitvoering waren. (…) Van het originele kanalenplan kon ca 80% niet uitgevoerd worden omdat de benodigde ruimte niet beschikbaar was.
Hierdoor bleek een groot gedeelte van de gefabriceerde kanalen niet monteerbaar en zijn verschroot.
Op diverse plaatsen hebben we, in plaats van de plaatstalen kanalen met ruime bochten, met flexibele leidingen moeten werken om in de beschikbare ruimte kanalen aan te kunnen brengen. Waar mogelijk zijn plaatstalen kanalen gemaakt met ruime bochten maar in de meeste gevallen moesten vrijwel haakse bochten gemaakt worden met kanalen die qua afmetingen al minimaal waren. Bij diverse passages van constructiebalken was zo weinig ruimte beschikbaar, dat speciale passeerstukken gemaakt moesten worden.
Een en ander heeft tot resultaat gehad dat de totale weerstand zo hoog is geworden dat de geleverde luchtbehandelingunit niet de gewenste luchthoeveelheid kan behalen. (Ieder moment waren aanpassingen noodzakelijk zodat het eindresultaat niet te voorzien was.)
(…)
Vanaf de ingebruikname in 2003 zijn er 8 stuks storingsmeldingen/klachten geweest bij onze service afdeling.
(…)
Blijkbaar valt het wel mee met de klachten.
Voor ons is het duidelijk dat de uitgangspunten en de geinstalleerde installatie, uiteraard afgezien van de kanalen, in orde zijn. Kennelijk prevaleerden de bouwkundige en esthetische aspecten.
Daar de door ons gemaakte kosten buitensporig zijn, zien wij af van verdere acties, temeer daar voor ons de enige optie is, het kanalensysteem volgens oorspronkelijke opzet aan te brengen. (…)”
g. Bij brief van 4 december 2006 (productie 3 bij de door FPC op 23 juli 2008 genomen akte) van FPC aan [X.] en [Y.] BV deelt FPC het volgende mee:
“(…)
Op 27 januari 2003 heeft [X.] en [Y.] Installatiebedrijf BV met Fair Play Centers BV (…) een overeenkomst gesloten. (…)
Medio dit jaar hebben wij kennis genomen van het feit dat [X.] en [Y.] Installatiebedrijf BV op 11 juli 2006 (…) in staat van faillissement is verklaard. Uit telefonisch contact met de curator (…) hebben wij vernomen, dat voornoemde vennootschap een zogenaamde doorstart heeft gemaakt en is overgenomen door de per 15 augustus jl. opgerichte vennootschap [X.] en [Y.] BV.
Wij achten [X.] en [Y.] BV thans dan ook verantwoordelijk voor de nakoming van bovengenoemde overeenkomst (…)
h. Altena Inspection B.V. heeft het door [Installatiebedrijf] gemonteerde luchtbehandelingssysteem endoscopisch onderzocht en daarvan rapport opgemaakt. Dit rapport van 8 januari 2007 (productie 2 bij de door FPC op 23 juli 2008 genomen akte) vermeldt, voor zover hier van belang:
“(…)
Resultaat van het onderzoek
Geconstateerd
Visueel
Luchttoevoerkanalen
De luchttoevoerkanalen zijn licht vervuild.
De flexibele luchttoevoerkanalen zijn op diverse plaatsen verbogen en plat.
Conclusie
De vernauwingen in de luchttoevoerkanalen zorgen ervoor dat de diverse ruimten niet voldoende lucht krijgen. De vernauwingen in de luchttoevoerkanalen zijn de oorzaak van het niet kundig genoeg aanleggen van de flexibele luchttoevoerkanalen. De doorvoeren in de muren zijn te klein voor de flexibele kanalen. De bochten in de flexibele luchttoevoerkanalen zijn te scherp waardoor deze knikken. De aansluitingen van de flexibele luchttoevoerkanalen zijn niet naar behoren gemaakt.
Advies
Vervangen van alle platte flexibele luchttoevoerkanalen.”
i. Op 14 februari 2008 heeft de advocaat van FPC de Holding gesommeerd om € 61.279,57 aan FPC te betalen. Op diezelfde datum is ook [X.] voor dat bedrag aansprakelijk gesteld.
j. Op 1 september 2008 (zie productie 1 van de akte van FPC van 17 december 2008, waaruit blijkt dat het jaartal 2009 in het vonnis van 27 januari 2010 een schrijffout is) is geregistreerd dat de Holding is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn.
k. Bij beschikking van de rechtbank Breda van 10 mei 2010 heeft de rechtbank de vereffening van het vermogen van de Holding heropend. Dit hof heeft die beschikking vernietigd bij beschikking van 8 december 2010. Het hof heeft in die inmiddels onherroepelijke beschikking het verzoek tot heropening van de vereffening afgewezen.