Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
Het taxatierapport is voorzien van beeldmateriaal van de onroerende zaak en van de met de onroerende zaak vergeleken objecten. In dit taxatierapport is de waarde van de onroerende zaak bepaald op € 157.000.
Als bijlage bij het verweerschrift in hoger beroep heeft de Heffingsambtenaar een aangepaste matrix overgelegd en tijdens de zitting van 5 september 2013 heeft hij een andere matrix overgelegd. De Heffingsambtenaar beroept zich op deze laatste matrix, waarin de opbrengst, behaald bij verkoop van een aantal met de onroerende zaak vergeleken objecten, zijnde de woningen gelegen aan de [c-straat] 43, [c-straat] 42, [e-straat] 24, [f-straat] 78 en [g-straat] 79 (hierna: de referentieobjecten), alle gelegen te [woonplaats]. De matrix is voorzien van beeldmateriaal van de met de onroerende zaak vergeleken objecten, met uitzondering van het referentieobject [c-straat] 43, waarvan de foto bij het taxatierapport van 1 juli 2011 is bijgevoegd. Ook in deze laatste matrix is de waarde van de onroerende zaak bepaald op € 157.000.
Bij brief van 27 september 2013, welke brief tot de stukken van het geding behoort, heeft belanghebbende een aangepaste matrix overgelegd. Belanghebbende beroept zich op deze matrix en ter ondersteuning daarvan op de opbrengst behaald bij de verkoop van een aantal naar diens oordeel met de onroerende zaak beter vergelijkbare objecten, zijnde de woningen gelegen aan de [g-straat] 79, [a-straat] 46, [d-straat] 169 en [f-straat] 78, alle gelegen te [woonplaats]. Tijdens de zitting van 19 juni 2014 heeft belanghebbende aangegeven de woning gelegen aan de [d-straat] 169 niet meer te zien als een geschikt vergelijkingsobject. Belanghebbende verdedigt de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum van € 86.000.
Voorts heeft belanghebbende ter zitting van het Hof geloofwaardig verklaard, en de Heffingsambtenaar heeft dit naar het oordeel van het Hof onvoldoende weersproken, dat de garage, waaraan de Heffingsambtenaar een waarde heeft toegekend van bijna € 30.000, slooprijp is. In de matrix van de Heffingsambtenaar is weliswaar een bedrag van € 45.000 als correctie onderhoud opgenomen, doch gelet op de verklaringen ter zake van belanghebbende acht het Hof dat bedrag niet toereikend als correctie op de hoofdbouw en de garage tezamen. Nu het Hof de verklaring van belanghebbende, dat de garage slooprijp is, geloofwaardig acht, behoeft de vraag of de garage een inhoud heeft van 197 m³, zoals de Heffingsambtenaar bepleit, dan wel van 110 m³, zoals belanghebbende voorstaat, geen beantwoording meer.
€ 65.000 en de per de waardepeildatum 1 januari 2010 vastgestelde WOZ-waarde van
€ 157.000. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof onvoldoende weersproken gesteld, dat hij na de aankoop voor ongeveer € 15.000 aan de onroerende zaak heeft “vertimmerd”, doch dat deze werkzaamheden niet hebben geleid tot enige verbetering dan wel waardestijging van de onroerende zaak. Weliswaar ligt de datum van de aankoop ruim drie jaren voor de waardepeildatum, doch naar het oordeel van het Hof kan niet gezegd worden dat het tijdsverloop zodanig groot is, dat aan de aankoopprijs iedere betekenis ontzegd moet worden. Die aankoopprijs werpt wel een licht op de thans te beoordelen waarde.
Gelet hierop acht het Hof gegronde redenen aanwezig om aan de juistheid van het rapport van belanghebbende te twijfelen.
Gelet op al hetgeen partijen over en weer hebben verklaard, stelt het Hof de waarde in goede justitie vast op € 120.000.
€ 115 te vergoeden.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraken van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de Heffingsambtenaar;
- vermindert de bij de WOZ-beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2010 tot een bedrag van €120.000 en gelast dat de aanslag dienovereenkomstig wordt verminderd;
- gelast dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 156 vergoedt; en
- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 1.797,16.
door J. Swinkels, voorzitter, P.A.G.M. Cools en P.A.M. Pijnenburg, in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.