Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man 1],wonende te [woonplaats],
[de man 2],wonende te [woonplaats],
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 11 februari 2014;
- de akte van [geïntimeerde] met een productie;
- de antwoordakte van [appellanten] met een productie.
7.De verdere beoordeling
Het hof was en is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk was dat er sprake was van enige schade door het toepassen van een deels andere uitsnede en door het achterwege laten van de naamsvermelding, maar dat er wel sprake was van inbreuk op de persoonlijkheidsrechten door het gebruik van de foto in een setting waarmee [geïntimeerde] om haar moverende redenen niet wenste te worden geassocieerd. Het hof heeft [appellanten] aansprakelijk geacht voor de daardoor door [geïntimeerde] geleden schade en omdat [appellanten] geen voldoende gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen het in dat verband gevorderde bedrag ad € 2.500,-- (exclusief 100 % verhoging) heeft het hof dat bedrag toewijsbaar geacht.
Van een kennelijke misslag is geen sprake; [appellanten] motiveert dat ook niet. Mitsdien passeert het hof zijn bezwaren zoals opgenomen in randnummers 11 en 12 van zijn antwoordakte.
[geïntimeerde] vordert een bedrag van € 5.000,-- en dat is door de rechtbank ook toegewezen..
Inhoudelijk is het stuk wel evenwichtig opgebouwd en de daarin genoemde bedragen zijn ook niet bij voorbaat exorbitant te achten.
De prijs wordt daarbij gerelateerd aan het aantal pixels. Dat is bij deze foto niet bekend. Uit de maten zoals genoemd op blad 13 van het overgelegde stuk leidt het hof af dat het gaat om kleine foto’s of foto’s met een lage resolutie. Bij een lage resolutie van 200 PPI en een grootte van 400x600 pixels zou het gaan om een foto van 5 x 7,5 cm, maar de onderhavige op het scherm getoonde foto was vermoedelijk groter (vgl. r.o. 4.12.5 tussenarrest). Daarom kan worden aangesloten bij de duurste categorie van 400x600 pixels.
Een verhoging in verband met het grote aantal malen dat de clip daadwerkelijk is bekeken is eveneens redelijk te achten.
voorwaardelijkincidenteel appel) houdt in dat de rechtbank ten onrechte de vordering tot vergoeding van imagoschade heeft afgewezen. In het in het tussenarrest overwogene ligt besloten dat deze grief slaagt.
De kantonrechter achtte alle gedaagden – dus de beide broers [appellanten] en NK – hoofdelijk aansprakelijk.
Het is het hof ambtshalve bekend dat dit hof het vonnis, voor zover gewezen tegen NK, heeft vernietigd en de vordering tegen NK heeft afgewezen. Een hoofdelijke veroordeling met NK is dus niet meer aan de orde. Dan blijft over een hoofdelijke veroordeling van beide broers [appellanten]. Nu zij gezamenlijk de inbreuk hebben gepleegd ligt hun hoofdelijke veroordeling voor de hand.
Het gaat hierbij om op 11 en 29 september 2012 krachtens het vonnis van 18 juli 2012 gelegde beslagen. Aldus betreft het hier een vordering als bedoeld in art. 438 Rv.
Dit laatste geldt eveneens voor vordering sub d., houdende een vordering tot staking van de executie.
In deze beide vorderingen is [appellanten] niet ontvankelijk.
Het uurtarief is door [appellanten] niet bestreden, en is overigens ongebruikelijk noch exorbitant.
Het aantal uren is niet bestreden en overigens niet buitensporig.
Bij productie K bracht [geïntimeerde] 25,9 uur in rekening over de periode tot 21 juni 2012 (uit de specificatie blijkt dat bedoeld is: tot 21 juni 2013, en wel vanaf 22 oktober 2012). Dit komt op € 5.827,50.
Bij productie L heeft [geïntimeerde] aanvullend 12,2 plus 4 uur in rekening gebracht, vanaf 22 tot en met 28 november 2013 (datum pleidooi). Dit komt op € 3.645,--.
Samen € 9.472,50, te vermeerderen met 21 % btw, maakt € 11.461,72.
8.De uitspraak
verklaart voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn … een bedrag van € 5000,00”);