Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
6.De gronden van het hoger beroep
De beoordeling
- declaratie [declaratie 1.] van 15 januari 2009 ad € 5.171,24;
- declaratie [declaratie 2.] van 6 februari 2009 ad € 128,76;
- declaratie [declaratie 3.] van 5 maart 2009 ad € 73,57;
- declaratie [declaratie 4.] van 2 april 2009 ad € 441,49;
- declaratie [declaratie 5.] van 21 juli 2009 ad € 227,25.
De eerste grief van [Advocaten] richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de in de declaratie van 15 januari 2009 ad € 5.171,24 opgenomen uren van [X.] en [Y.] niet voor vergoeding in aanmerking komen. De tweede grief van [Advocaten] heeft betrekking op de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten en richt zich daarmee naar het oordeel van het hof tevens tegen de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten door de rechtbank in het dictum van het eindvonnis. Weliswaar heeft de rechtbank in rov. 2.10 geoordeeld dat een gedeelte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voor toewijzing in aanmerking komt, maar dat heeft niet geleid tot een toewijzing van dat bedrag.
In haar derde grief voert [Advocaten] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij een deel van de proceskosten zelf dient te dragen.
.Op grond van lid 5 heeft de opdrachtgever de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Geschillencommissie na het volgen van de interne klachtprocedure bij [Advocaten]. Blijkbaar heeft [appellant] van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De inhoud van lid 1 van artikel 9 leidt niet tot een ander oordeel. In lid 1 is onder meer bepaald dat alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming of uitvoering van een opdracht, inclusief alle declaratiegeschillen, zullen worden beslecht conform het Reglement Geschillencommissie Advocatuur. Naar het oordeel van het hof volgt uit de tekst van lid 5, lid 7 en lid 8 van artikel 9 dat het eerste lid van artikel 9 zo moet worden uitgelegd dat partijen het Reglement Geschillenscommissie van toepassing verklaren voor het geval de Geschillencommissie Advocatuur daadwerkelijk wordt ingeschakeld. Ook het negende lid, dat bepaalt dat de Geschillencommissie oordeelt met uitsluiting van de bevoegde rechter, geldt naar het oordeel van het hof alleen indien één van partijen gebruik maakt van de mogelijkheid de zaak voor te leggen aan de Geschillencommissie Advocatuur. Nu in de onderhavige zaak geen van partijen het geschil heeft voorgelegd aan de Geschillencommissie Advocatuur, is de burgerlijke rechter in beginsel bevoegd van het geschil van partijen kennis te nemen.