ECLI:NL:GHSHE:2014:2144

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.104.928_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de authenticiteit van een handtekening op een schuldbekentenis in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, een vader, heeft een vordering ingesteld tegen zijn zoon, waarbij de authenticiteit van een handtekening op een schuldbekentenis centraal staat. De rechtbank had eerder de vordering van de vader toegewezen, maar de zoon betwistte de handtekening en stelde dat deze niet door hem was geplaatst. Het hof heeft in eerdere tussenarresten deskundigen benoemd om de handtekening te onderzoeken.

In het deskundigenbericht van 13 maart 2014 concludeerde de handschriftdeskundige, Drs P.L. Zevenbergen, dat er zwaarwegende steun is voor de opvatting dat de betwiste handtekening daadwerkelijk van de zoon is. De deskundige vond geen indicaties die op het tegendeel duiden. De vader voerde aan dat deze conclusie zijn standpunt onderbouwde, terwijl de zoon stelde dat de deskundige niet adequaat op de vragen had geantwoord en dat de conclusie niet onomstotelijk vaststond.

Het hof oordeelde dat de deskundige de vragen van het hof voldoende had beantwoord en dat het deskundigenbericht overtuigend was. Het hof nam de conclusies van de deskundige over en oordeelde dat de zoon de schuldbekentenis had ondertekend. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de zoon in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de kosten van het deskundigenbericht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.104.928/01
arrest van 15 juli 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. L.C.J. Sars te Helmond,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. Kissels te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 22 mei 2012, 18 juni 2013 en 1 oktober 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch onder zaaknummer 213283/HA ZA 10-1373 gewezen vonnis van 14 december 2011.

13.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 1 oktober 2013;
- het deskundigenbericht van 13 maart 2014;
- de memorie na deskundigenbericht van de vader;
- de memorie na deskundigenbericht van de zoon;
Partijen hebben arrest gevraagd.

14.De verdere beoordeling

14.1.
Bij genoemd tussenarrest is Drs P.L. Zevenbergen (hierna: de deskundige) benoemd als handschriftdeskundige en is bepaald dat hij antwoord dient te geven op de volgende vragen:
Kunt u aangeven of de handtekening op de schuldbekentenis onder “[appellant]” door de zoon geplaatst is?
Met welke mate van waarschijnlijkheid kunt u dit aangeven?
Hebt u overigens nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
14.2.1.
Op pagina 1 van het deskundigenbericht van 13 maart 2014 (hierna: het deskundigenbericht) heeft de deskundige de volgende conclusie vermeld:
“Naar mijn mening bestaat zwaarwegende steun voor de opvatting, dat de betwiste handtekening een echte handtekening is van de zoon [appellant]. Indicaties, die duiden op het tegendeel, heb ik in het mij ter beschikking gestelde materiaal niet aangetroffen.”
14.2.2.
Aan het slot van het deskundigenbericht (pag. 9) heeft de deskundige als volgt geconcludeerd:
“9.2. Op basis van het mij door mr. Kissels ter beschikking gestelde vergelijkingsmateriaal bestaat naar mijn mening zwaarwegende steun voor de opvatting, dat de betwiste handtekening een echte handtekening is van de zoon [appellant]. Indicatoren, die op het tegendeel zouden kunnen duiden, heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie is mede gebaseerd op het gebruik van het vergelijkings
handschriftuit het van mr. Willems ontvangen vgml.
Wanneer deze laatste conclusie wordt gesteld in de bewoordingen, zoals tegenwoordig op basis van moderne inzichten uit de statistiek niet ongebruikelijk is, kan mijn conclusie als volgt worden geformuleerd: De kans dat de betwiste handtekening een echte handtekening is van de zoon is aanmerkelijk groter dan de kans, dat de betwiste handtekening geen echte handtekening van hem is. “
14.2.3.
De deskundige heeft voorts nog vermeld (pag. 9) dat hij geen aanvullende opmerkingen heeft die voor deze zaak van belang zijn
14.2.4.
De vader heeft in zijn memorie na deskundigenbericht onder meer geconcludeerd dat zijn standpunt dat de zoon de schuldbekentenis heeft getekend nu ook wordt onderbouwd door het deskundigenbericht, zodat de rechtbank zijn vordering terecht heeft toegewezen.
14.2.5.
De zoon heeft in zijn memorie na deskundigenbericht geconcludeerd dat de deskundige heeft nagelaten om de door het hof geformuleerde vragen (concreet) te beantwoorden. Volgens de zoon sluit de getrokken conclusie (r.o. 14.2.2., laatste volzin) dan ook niet aan bij de opdracht die aan de deskundige is verstrekt. Verder stelt hij onder meer dat de deskundige ruimte open laat inzake de vraag of de betwiste handtekening al dan niet van de zoon afkomstig is. Derhalve staat volgens de zoon niet onomstotelijk vast dat de betwiste handtekening door de zoon is geplaatst.
14.2.6.
Het hof is van oordeel dat de deskundige met bovenstaande conclusies en antwoorden de vragen van het hof wel heeft beantwoord. Het hof acht het -uitgebreid gemotiveerde- deskundigenbericht concludent en overtuigend. Derhalve neemt het hof de daarin vermelde conclusies over en maakt deze tot de zijne. Op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat de zoon de schuldbekentenis heeft ondertekend.
14.2.7.
Zoals eerder al overwogen (tussenarrest van 18 juni 2013, r.o. 7.9.1. tot en met 7.9.5. en tussenarrest van 1 oktober 2013, r.o. 11.5.2. tot en met 11.5.4.), betekent dit dat de zoon de aldus onderbouwde vordering van de vader onvoldoende heeft betwist en dat de rechtbank terecht de vordering van de vader heeft toegewezen.
Voor alle duidelijkheid wordt nog overwogen, dat dit ook geldt voor de toewijzing van de bijkomende vorderingen inzake buitengerechtelijke kosten en rente (r.o. 2.5. van het bestreden vonnis). Tegenover de onderbouwde vordering van de vader op dit punt vormt de uitsluitend algemeen geformuleerde en niet nader onderbouwde betwisting van de zoon hierover in eerste aanleg, in de memorie van grieven en in het schriftelijke pleidooi in hoger beroep, een onvoldoende betwisting.
De overige, niet inhoudelijk behandelde stellingen van partijen behoeven gelet op het voorgaande verder geen inhoudelijke bespreking meer.
14.2.8.
De slotsom luidt dat het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
14.2.9.
Als de ook in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, zal de zoon worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, met inbegrip van de kosten van het deskundigenbericht.

15.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de rechtbank ‘s- Hertogenbosch van 14 december 2011;
veroordeelt de zoon in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de vader tot de dag van deze uitspraak begroot op:
  • € 291,-- aan verschotten, en € 1.580,-- aan salaris advocaat
  • voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
veroordeelt de zoon in de kosten van het deskundigenbericht ad € 2.964,50 (waarvan het voorschot voorlopig ten laste van ’s Rijks kas is gebracht), binnen twee weken na de datum van dit arrest over te maken naar IBAN-rekeningnummer NL53 RBOS 0569 990572 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.104.928.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.Th. Begheyn, P.M. Arnoldus-Smit en J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juli 2014.