In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep van een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, een vader, heeft een vordering ingesteld tegen zijn zoon, waarbij de authenticiteit van een handtekening op een schuldbekentenis centraal staat. De rechtbank had eerder de vordering van de vader toegewezen, maar de zoon betwistte de handtekening en stelde dat deze niet door hem was geplaatst. Het hof heeft in eerdere tussenarresten deskundigen benoemd om de handtekening te onderzoeken.
In het deskundigenbericht van 13 maart 2014 concludeerde de handschriftdeskundige, Drs P.L. Zevenbergen, dat er zwaarwegende steun is voor de opvatting dat de betwiste handtekening daadwerkelijk van de zoon is. De deskundige vond geen indicaties die op het tegendeel duiden. De vader voerde aan dat deze conclusie zijn standpunt onderbouwde, terwijl de zoon stelde dat de deskundige niet adequaat op de vragen had geantwoord en dat de conclusie niet onomstotelijk vaststond.
Het hof oordeelde dat de deskundige de vragen van het hof voldoende had beantwoord en dat het deskundigenbericht overtuigend was. Het hof nam de conclusies van de deskundige over en oordeelde dat de zoon de schuldbekentenis had ondertekend. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de zoon in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de kosten van het deskundigenbericht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2014.