Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[de man],wonende te [woonplaats],
[de vrouw],wonende te [woonplaats],
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de vraag of een huurovereenkomst bekrachtigd kon worden na onbevoegde vertegenwoordiging. De appellanten, [de man] en [de vrouw], waren in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin werd geoordeeld dat de huurovereenkomst tussen hen en de geïntimeerde, [geïntimeerde], niet rechtsgeldig was gesloten. De huurovereenkomst was aangegaan door [zaakvoerder Eggiedoll Europe], die geen volmacht had om namens de vennootschap Eggiedoll op te treden. De kantonrechter had geoordeeld dat er sprake was van een schijn van bekrachtiging door de gedragingen van Eggiedoll, zoals het betalen van huurpenningen en het inschrijven van het bedrijf op het adres van de gehuurde ruimte.
Het hof oordeelde dat de geïntimeerde gerechtvaardigd vertrouwen had dat de huurovereenkomst was bekrachtigd, omdat Eggiedoll de huur voor de maanden juli, augustus, september en oktober 2004 had betaald. De appellanten voerden aan dat er geen sprake was van een geldige huurovereenkomst, omdat [zaakvoerder Eggiedoll Europe] onbevoegd handelde. Het hof liet de appellanten toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat de huurovereenkomst was bekrachtigd. De zaak werd verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van gerechtvaardigd vertrouwen in het geval van onbevoegde vertegenwoordiging en de mogelijkheid van bekrachtiging van een overeenkomst door gedragingen van de betrokken partijen. Het hof hield iedere verdere beslissing aan, zowel in het principaal als in het incidenteel hoger beroep.