Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer. C/04/100977/HA ZA 10-371)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
(…)
3.1. De Jaarrekening is opgesteld en gedeponeerd in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en geeft een getrouw beeld van de financiële positie, activa, passiva en het resultaat van de Vennootschappen met betrekking tot de verslaggevingperiode eindigend op 31 december 2008.3.2. De Overnamebalans is opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving en geeft een getrouw beeld van de financiële positie, activa, passiva en het resultaat van de Vennootschappen met betrekking tot de verslaggevingperiode eindigend op 30 november 2009. (…)4.1. Sinds 1 januari 2009 zijn de ondernemingen van de Vennootschappen op de gebruikelijke wijze gedreven en in de veronderstelling dat de continuïteit van de ondernemingen gewaarborgd is.4.2. Sinds 1 januari 2009 hebben zich geen materiele negatieve wijzigingen voorgedaan in de reputatie, winstgevendheid , de financiële of operationele positie of vooruitzichten van de vennootschappen, behoudens voor zover die blijken uit de overnamebalans (…)”.
In conventie
Partijen doen hierbij onherroepelijk afstand van hun recht om deze Overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden of te vernietigen, of gehele of gedeeltelijke ontbinding of vernietiging van deze Overeenkomst te vorderen, hetzij op grond van de artikelen 6:265 e.v. BW (tekortkoming in de nakoming), hetzij op grond van de artikelen 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden), hetzij op grond van de artikelen 6;228 e.v. (dwaling)”.Verder bepaalt artikel 1 van de koopovereenkomst (‘definities’):
“
In deze overeenkomst en de bijlagen gelden, naast de in de aanhef en considerans genoemde definities, de volgende definities: (…)“Overeenkomst”betekent deze overeenkomst met bijlagen die daarvan integraal deel uitmaken (…)”. In artikel 19 lid 3 van de koopovereenkomst (‘slotbepaling’) is verder opgenomen “
Alle bijlagen van deze Overeenkomst maken daarvan integraal onderdeel uit”.Voorts heeft [beheer] betoogd dat uit de inhoudsopgave bij de koopovereenkomst blijkt dat als bijlage 4 bij die overeenkomst de overeenkomst van geldlening is gevoegd, terwijl in de overeenkomst van geldlening de borgstelling door [holding 1] is opgenomen in artikel 7 en voorts is in die overeenkomst is opgenomen dat beide overeenkomsten onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Voor het geval [holding 1] zich erop zou willen beroepen dat een beroep op de contractuele uitsluiting in strijd is met maatstaven van redelijkheid en billijkheid, dan benadrukt [beheer] dat sprake is van een overeenkomst tussen professionele partijen, welke overeenkomst bovendien geconcipieerd is door de advocaat van [holding 1] . Tenslotte heeft [beheer] betoogd dat van dwaling geen sprake is geweest, gezien de kennis als aanwezig bij [holding 1] en de – kort gezegd – verwevenheid tussen de koper en geldlener, [de vennootschap] (voorheen Machinefabriek [machinefabriek] B.V.) enerzijds en de borg, [holding 1] , die tevens bestuurder van de bestuurder ( [group] Group B.V.) van [de vennootschap] was anderzijds.
In ieder geval geldt dat het onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [beheer] , die eerst de door haar afgegeven garanties schendt, zich zou kunnen verschuilen achter een bepaling waarin het recht op vernietiging wegens dwaling is uitgesloten, aldus [holding 1] .
Artikel 1 GOVK bepaalt voorts allereerst, zoals [beheer] heeft aangevoerd: ”
Deze overeenkomst van geldlening is onlosmakelijk verbonden met de Koopovereenkomst” en in de volgende zin ”
In geval van tegenstrijdigheden tussen beide overeenkomsten prevaleren de bepalingen van deze overeenkomst van geldlening”. Alle genoemde bepalingen als zodanig en in onderling verband beschouwd, in het bijzonder artikel 1 GOVK tweede zin, wijzen op onderlinge verbondenheid van KOVK en GOVK en gelding van de bepalingen van de KOVK op de geldleningsovereenkomst en de daarbij horende borgtocht, als geregeld in de GOVK. Zonder een dergelijke beoogde gelding zou immers artikel 1 tweede zin GOVK zinledig zijn. Dit artikel plaatst tevens het regelen van dezelfde onderwerpen in KOVK en GOVK in perspectief: een zelfde wijze van regelen kan, een afwijkende regeling in de GOVK gaat voor. In de gegeven omstandigheden mocht [beheer] er in ieder geval redelijkerwijs op vertrouwen dat de KOVK in beginsel leidend zou zijn en dat in het bijzonder artikel 18 KOVK ook zou zien op de met de koop direct samenhangende geldlening en daaraan verbonden borgtocht. Dat hierover niet uitdrukkelijk onderhandeld is - zoals [holding 1] onweersproken heeft gesteld - doet hier niet aan af, juist vanwege de sterke samenhang tussen de gelijktijdig gesloten KOVK en GOVK. Het betoog van [holding 1] dat de noodzaak voor een uitsluitingsclausule in dit geval is komen te vervallen door het feit dat de [groep] -groep al na 53 dagen failliet was, snijdt geen hout nu [holding 1] immers zelf heeft betoogd dat zulks niet werd voorzien bij het sluiten van de overeenkomsten gezien de door [beheer] verstrekte onjuiste informatie (zie hierna). Dan kan dit aspect ook geen rol hebben vervuld bij hetgeen partijen ten tijde van de ondertekening over en weer mochten verwachten, in het bijzonder aangaande de reikwijdte en mogelijke inroeping van de uitsluitingsclausule met betrekking tot de geldlening, respectievelijk daaraan verbonden borgtocht. Grief I slaagt in zoverre dat aan [beheer] in beginsel ook een beroep op artikel 18 KOVK toekomt jegens [holding 1] , de in deze procedure aangesproken borg.
Op 29 januari 2010 heeft [accountantskantoor] - in de persoon van de heer [administratie accountant] AA - de financieel directeur van [de vennootschap] , de heer [de financieel directeur van de vennootschap] (hierna [de financieel directeur van de vennootschap] ) hiervan op de hoogte gebracht per e-mail, welke als volgt luidde:
“
Beste [roepnaam van de financieel directeur van de vennootschap] , Zou je aub contact met mij op willen nemen inzake [groep] ? Ik wil graag de voortgang bewaken. Daarnaast zijn we deze week een aantal dingen tegengekomen die van grote invloed zijn op het resultaat”
In een daarop gevolgde bespreking tussen [accountantskantoor] en [de financieel directeur van de vennootschap] heeft, aldus [holding 1] , [accountantskantoor] inzage gegeven in de jaarrekening 2009, waaruit bleek dat het resultaat geen
€ 550.583 ,= negatief, maar circa € 1 miljoen negatief bedroeg. Dit verschil is waarschijnlijk veroorzaakt, aldus [holding 1] , doordat de waarden van onderhanden werk (in de overnamebalans € 560.973,= ) en van voorraad (in de overnamebalans € 312.659,=) achteraf lager bleken te zijn. Exacte cijfers zijn evenwel niet voorhanden, omdat [holding 1] niet de beschikking heeft over de jaarrekeningen, aldus [holding 1] .
volledig (is) geschat” en “
als het ware uit de lucht (komt) vallen”, aldus [auteur van de notitie] (en [holding 1] ). In de opstelling van [auteur van de notitie] figureert geen enkel bedrag voor onderhanden werk van [(dochter)vennootschap] per 30 november 2009 of 31 december 2009.
wel substantieel”, zodat voorshands onduidelijk is wat hij met “
grote invloed”bedoelde. Onduidelijk is tevens of sprake was van posten die gerelateerd waren aan de maand december 2009, als immers niet vervat in de overnamebalans. Voorts heeft [beheer] ter zake de maand december 2009 aangevoerd dat het verlies van [(dochter)vennootschap] in die maand € 109.879,= bedroeg, alsook dat de maand december ieder jaar vanwege de sluiting rond de kerst vijf werkdagen miste en daarom licht verliesgevend was.
Uit de door [accountantskantoor] in het kader van het incident ingediende conclusie van antwoord van 5 januari 2011 blijkt voorts dat aan de zijde van [accountantskantoor] behoefte bestond aan informatie van [bestuurder van appellante] van [beheer] , doch dat deze wegens ziekte niet in staat was informatie te verstrekken. Ook tijdens de afspraak op 12 februari 2010 was [bestuurder van appellante] wegens ziekte verhinderd om de stand van zaken en de conceptcijfers met alle openstaande vragen te bespreken. [de financieel directeur van de vennootschap] zou - aldus [accountantskantoor] - de benodigde stukken nog opsturen zodat de aan [accountantskantoor] opgedragen werkzaamheden zouden kunnen worden afgerond, aldus [accountantskantoor] . Zover is het niet gekomen vanwege de op 26 februari 2010 uitgesproken faillissementen van [de vennootschap] en de vennootschappen, aldus [accountantskantoor] . Voorshands is onduidelijk waarom niet eerst [accountantskantoor] haar werkzaamheden heeft mogen afronden en waarom niet eveneens eerst de opvatting en reactie van [bestuurder van appellante] is verzocht, alvorens het pad van de surseance te bewandelen.
[holding 1] zal verdere schriftelijke bewijsstukken waarvan zij zich wenst te bedienen althans bij het verhoor wenst te gebruiken, en die nog niet in het procesdossier zijn opgenomen, op voorhand aan de raadsheer-commissaris en [beheer] toezenden en wel uiterlijk veertien dagen voor de bepaalde zittingsdatum.
5.De uitspraak
dinsdag 8 juli 2014voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 6 tot 14 weken na de datum van dit arrest;