Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
9 Het tussenarrest van 29 oktober 2013
10.Het verloop van de procedure
11.De verdere beoordeling
tegenbewijstegen de voorshands bewezen geachte stelling van de curator. [appellant] heeft de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren echter niet benut.
tegenbewijstegen de voorshands bewezen geachte stelling van de curator dat de bus met kenteken
2011overgelegd (prod. 7 cva) waarin staat vermeld dat de
dagwaardevan de bussen € 4.500,00 en € 7.500,00 (telkens exclusief btw) bedraagt. In dat kader heeft [appellant] aangevoerd dat de bussen bij [eigenaar van Garage] in onderhoud waren (wat door de curator in beide instanties gemotiveerd is betwist) en dat [eigenaar van Garage] daarom op de hoogte was van de feitelijke toestand van de bussen. Noch in eerste aanleg noch in hoger beroep heeft [appellant] zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij – al
voordathij de bussen in september 2010 van [International] kocht – [eigenaar van Garage] en [auto inkoper] een bod had laten uitbrengen op de bussen. Bovendien heeft [appellant] de naam van [auto inkoper] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet eens genoemd. Als getuige heeft [appellant] voor dit een en ander als verklaring gegeven dat hij er niet eerder aan had gedacht dat hij de bussen voor de koop had laten taxeren en dat hij was vergeten dat [auto inkoper] destijds ook langs is geweest. Het hof acht dit echter geen afdoende verklaring voor het feit dat [appellant] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niets heeft gesteld over biedingen die al voor de koop zouden zijn gedaan en voor het feit dat [appellant] in beide instanties de naam van [auto inkoper] niet heeft genoemd. Bij het voorgaande komt ook nog dat [appellant] ter comparitie van partijen in eerste aanleg heeft verklaard dat hij destijds geen taxatie heeft laten verrichten, omdat dat ook weer geld zou kosten. Het had voor de hand gelegen dat [appellant] daaraan direct zou hebben toegevoegd dat destijds wel de waarde van de bussen was bepaald door [eigenaar van Garage] en [auto inkoper] althans dat zij daarop een bod hadden uitgebracht. Tijdens het getuigenverhoor heeft [appellant] hiervoor als verklaring gegeven dat een taxatie niet hetzelfde is als een waardebepaling, dat hij vergeten was om tijdens de comparitie mede te delen dat de bussen wel waren gewaardeerd en dat het voor hem ‘een emotionele toestand’ was. Het hof acht dit echter geen afdoende verklaring.