Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Converse Inc.,gevestigd te [vestigingsplaats 1] , Massachusetts, Verenigde Staten van Amerika,
Kesbo Sport B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
1.Aspo [vestigingsplaats 3] B.V.,
8.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 oktober 2013
- de akte van Converse van 19 november 2013, met bijlage
- de antwoordakte van Aspo van 8 januari 2014
- de akte houdende uitlating van Dieseel van 4 februari 2014
9.De verdere beoordeling
- appellanten zijn Converse en Kesbo; beiden zijn ontvankelijk in de door hen ingestelde vorderingen;
- enkel in het tegen Aspo ingestelde principaal appel zijn zij ontvankelijk;
- aan de orde zijn de in conventie door Converse en Kesbo tegen Aspo ingestelde vorderingen, alsmede de door Aspo in reconventie ingestelde vorderingen;
- Dieseel is niet ontvankelijk in haar incidenteel appel zodat haar incidentele grieven geen bespreking behoeven;
- de vorderingen van Converse kunnen worden behandeld op basis van de door haar in hoger beroep aangedragen grondslagen.
Tot aan het pleidooi in hoger beroep dat werd gehouden op 4 juli 2013 vormde die gestelde inbreuk en vormden daarmee die aan Converse toebehorende merken de inzet van de procedure.
Uit het hierna te bespreken stuk zou blijken dat de overdracht van de merkrechten op 6 november 2012 zou hebben plaats gevonden. Zoals gezegd zou die overdracht op 8 mei 2013 zijn gepubliceerd.
De bewuste memorie bevat vrijwel uitsluitend verweren van processuele aard. Dat Converse daarin geen opmerking heeft gemaakt over de merkoverdracht (met verlening van een procesvolmacht) leidt niet tot de conclusie dat zij zulks op straffe van nietigheid later niet meer zou kunnen doen.
- dat All Star C.V. en Converse Inc. een intra-company overeenkomst hebben gesloten krachtens welke Converse haar niet-VS merkrechten (zoals die welke zijn genoemd in Appendix A) per 6 november 2012 aan All Star overdraagt en Converse vooralsnog een niet-exclusieve licentie behoudt;
- dat All Star “bij deze” een herroepbare volmacht verleent aan Converse om onder eigen naam en namens en onder leiding van All Star rechtsmaatregelen (van welke aard ook en hoe ook genaamd) te nemen ter handhaving van de merkrechten;
- dat All Star aan Converse machtiging verleent om eventuele schadevergoedingen in ontvangst te nemen en af te dwingen waarbij de aangesproken partij ook jegens All Star zal zijn gekweten;
- dat deze volmacht geldig is vanaf 6 november 2012.
Voorts bevat dit stuk een onderschrift blijkens hetwelk voornoemde [vice president Converse] ten overstaan van [notary public] , notary public, op 18 november 2013 verklaarde vrijwillig de volmacht te hebben getekend.
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat als ervan zou worden uitgegaan dat de merkrechten niet zijn overgedragen, Converse nog steeds uit hoofde van haar eigen rechten zou kunnen ageren. Met dat verweer schiet Aspo dus niets op.
Ten tweede valt niet in te zien waarom niet uit de volmacht het bestaan van de overeenkomst zou kunnen worden afgeleid
Ten slotte merkt Aspo op dat de echtheid van de Appendix A waarnaar de volmacht verwijst niet is geverifieerd. In die Appendix A worden zes merken omschreven, waaronder vier Beneluxmerken, waaronder de drie thans aan de orde zijnde merken.
Dat de echtheid van die Appendix niet is geverifieerd is op zichzelf juist. Niettemin is de betwisting van die echtheid onvoldoende gemotiveerd. Aspo heeft zelfs niet de moeite genomen om de online te raadplegen registers van het Benelux Merkenbureau in te zien.
Dieseel houdt het voor mogelijk dat het overgelegde stuk pas kort voor 19 november 2013 is opgesteld.
Het hof kan dat niet uitsluiten en acht het zelfs aannemelijk. Dat laat echter ten eerste onverlet dat er wel degelijk eerder tussen Converse en All Star kan zijn afgesproken dat All Star de merken zou overnemen doch dat Converse gemachtigd bleef om in rechte op te treden, terwijl, zelfs als dat niet het geval was, een eventueel ontbrekende volmacht ook later alsnog gegeven kan worden.
Converse heeft voldoende aangetoond dat zij bevoegd is om op eigen naam in rechte tegen Aspo op te treden.
Converse en Kesbo zullen weliswaar in de kosten worden veroordeeld, doch deze zijn te begroten op nihil nu die geïntimeerden geen griffierecht hebben hoeveel betalen en het salaris ten behoeve van de advocaat geheel kan worden toegerekend aan de werkzaamheden in het geschil tussen Converse en Kesbo enerzijds en Aspo anderzijds.
Grieven 12 en 13 zijn verzamelgrieven die geen zelfstandige bespreking behoeven.
Het geschil heeft betrekking ofwel op authentieke, ofwel op identieke, ofwel op nagenoeg identieke schoenen welke zonder toestemming van Converse op de markt zouden zijn gebracht. Converse heeft onder Aspo een groot aantal volgens Converse inbreukmakende schoenen in beslag genomen. Aspo heeft schoenen van dit type ingekocht bij Dieseel.
Het hof beschouwt - louter voor de onderhavige procedure - als "authentiek", dus niet als namaak, schoenen die worden vervaardigd in fabrieken van de merkhouder zelf dan wel in opdracht van de merkhouder in fabrieken van derden, volgens een nauwkeurig door de merkhouder omschreven procedé met gebruikmaking van door deze nauwkeurig omschreven grondstoffen of halffabricaten, en - in voorkomend geval - onder het aanbrengen van alle door de merkhouder verlangde zichtbare en onzichtbare kenmerken welke het mogelijk maken de waren als echt of namaak te onderscheiden.
Het namaakverwijt is in hoger beroep door haar niet ingetrokken, doch (uitdrukkelijk) niet - beter gezegd: niet meer - als "rechtscheppend feit" naar voren gebracht.
Deze koerswijziging is door het hof in r.o. 6.17.3 van het tussenarrest van 22 oktober 2013 toelaatbaar geacht.
De schoenen die door Aspo op de markt zijn gebracht zijn identiek of nagenoeg identiek aan de schoenen van Converse en zijn voorzien van het merk van Converse. Converse of een licentieneemster van Converse hebben daartoe geen specifieke toestemming verleend aan Aspo. Door Aspo wordt dus zonder toestemming (als bedoeld in art. 2:20 lid 1 aanhef BVIE) van Converse gebruik gemaakt van het merk van Converse voor identieke waren. Daarmee staat vast dat er sprake is van merkinbreuk, zelfs als er van namaak geen sprake zou zijn (hetgeen overigens volgens Converse wel het geval is).
Dit is slechts anders als er sprake is van legale parallelimport van "authentieke" schoenen vanuit een ander land binnen de EER waar die schoenen reeds met toestemming van Converse in het verkeer zijn gebracht (in de zin van art. 2:23 lid 3 BVIE), maar dat moet Aspo dan bewijzen.
Zou Aspo - op het eerste gezicht - in dat bewijs slagen, dan kan in het kader van tegenbewijs (op te vatten als "ontzenuwing van het door Aspo bijgebrachte bewijs") Converse bewijzen dat er sprake is van namaak, zodat er van legale parallelimport vanuit een ander land binnen de EER geen sprake
kanzijn. En het hof begrijpt het standpunt van Converse bovendien aldus dat als Converse dat bewijst, het bewijs niet enkel strekt ter ontzenuwing van het door Aspo bijgebrachte bewijs aangaande de parallelimport, maar uit de aard der zaak tevens rechtstreeks strekt tot bewijs van merkinbreuk.
De processuele standpunten van Aspo en Dieseel lopen op dit onderdeel deels uiteen. Aspo immers stelt dat zij zich ervan heeft vergewist dat Dieseel haar - Aspo - enkel legaal in de EER op de markt gebrachte waren zou aanleveren, en dat Dieseel haar anders moet vrijwaren. Dieseel stelt dat zij enkel legaal op de markt gebrachte waren aan Aspo heeft geleverd.
Die redenering gaat echter niet zonder meer op, omdat die uitspraken zagen op
selectievedistributiestelsels.
een concreet en reëelgevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd, dan wel dat het distributiestelsel zoals dat door Converse wordt gehanteerd, dusdanig is ingericht dat daaruit reeds voortvloeit dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd, behoeft Aspo het in beginsel op haar rustende bewijs van omstandigheden als bedoeld in art. 2:23 lid 3 BVIE – in elk geval vooralsnog - niet te leveren.
Aspo stelt dat als zij zou moeten bewijzen op welke wijze de schoenen legaal van binnen de EER zijn geïmporteerd, haar bronnen bekend kunnen worden zodat Converse daartegen zou kunnen optreden. Converse wijst erop dat de door het HvJ uitgezette regels niet strekken ter bescherming van de bron, doch ter voorkoming van het bestaan van afgeschermde markten.
Voorts staan de diverse voorwaarden welke zij hanteert voor haar licentienemers uitdrukkelijk interstatelijke passieve verkopen toe. Actieve verkoop over de grenzen heen is niet toegestaan.
Art. 3.3 sub a) bepaalt:
"
Licensee shall refrain from active sales…"
Onder b) wordt bepaald wat active sales zijn.
"
Sales over the Internet are active sales if made by actively approaching individual customers…"
Onder 3.4 wordt bepaald:
"
Licensee is granted a … right and license to use Converse marks in [ de eigen website van licentieneemster] in connection with (but only in connection with) the advertisement and promotion of licensed articles to the trade in licensed channels in the territory."Appendix A omschrijft licensed channels en dat zijn de betere winkels, dus geen ouletwinkels of discountwinkels.
Dieseel stelt dat daarmee de goedkopere winkels zijn uitgesloten.
Het gaat in art. 3.4 echter om "advertisement and promotion" in de richting van licensed channels en dat ligt geheel in de lijn van actieve verkoop. Art. 3.4 sluit niet uit dat een buitenlandse keten die niet voldoet aan de kwalificatie "licensed channel" uit eigen beweging Kesbo benadert om partijen schoenen te kopen en vervolgens door Kesbo beleverd wordt, zonder dat Kesbo daarmee handelt in strijd met haar uit de licentieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
een concreet en reëelgevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd, dan wel dat het distributiestelsel zoals dat door Converse wordt gehanteerd, dusdanig is ingericht dat daaruit reeds voortvloeit dat er een reëel gevaar bestaat dat de nationale markten worden afgeschermd.