Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Het is van groot belang dat de Heffingsambtenaar de huisnummers van de referentieobjecten al in de bezwaarfase vermeldt. Alleen dan kunnen we kijken of hij het goed gedaan heeft. De [a-straat] kent een microklimaat. De huurwaarden van de panden aan de ene kant van die straat zijn beduidend anders dan die van de panden aan de andere kant. We hebben dus niets aan een vermelding van alleen de straatnaam, we moeten precies weten om welk pand het gaat.
- De Heffingsambtenaar heeft in beroep andere referentieobjecten gehanteerd dan in de bezwaarfase. In beroep heeft hij wel de huisnummers verstrekt. Maar wij weten dus nog steeds niet, welke panden de Heffingsambtenaar heeft gebruikt in de bezwaarfase.
- Het Hof vraagt mij welke conclusie ik aan dat handelen van de Heffingsambtenaar verbind. Met andere woorden: als ik gelijk krijg op dit punt, wat voor gevolgen heeft dat voor het dictum? Ik vind dat het Hof dan het hoger beroep gegrond moet verklaren, enkel omdat de Rechtbank een verkeerde motivering heeft gegeven, ook als het Hof niets met de waarde doet. Ik heb dan recht op een proceskostenvergoeding overeenkomstig het Besluit.
- Het gehele pand is inmiddels verkocht voor € 555.000. Ik kan dat bewijzen aan de hand van de transportakte die ik hierbij overleg.
- Eigenlijk vind ik dat je ook kunt twijfelen aan de juistheid van de kapitalisatiefactor, maar zo ver wil ik in deze fase van de procedure niet gaan.
- Wij vinden de huurvraagprijzen van de belendende panden relevant. Dat waren reële huurprijzen, vastgesteld door een bedrijfsmakelaar en gepubliceerd op Funda. De betreffende panden zijn trouwens inmiddels verhuurd. De Heffingsambtenaar had daarnaar onderzoek kunnen doen. Dat hoort bij zijn onderzoeksplicht.
- De Waarderingskamer heeft onderzoek gedaan naar de verhouding tussen vraagprijzen en gerealiseerde prijzen van bedrijfsonroerendgoed. Dat onderzoek toont aan dat de gerealiseerde prijzen steeds onder de vraagprijzen liggen.
- Ik herhaal dat vraagprijzen niet bruikbaar zijn. Dat zou in strijd zijn met het systeem van de WOZ.
- Het klopt dat ik bij het berekenen van de kapitalisatiefactor niet ben uitgegaan van gerealiseerde verkoopcijfers. Die waren er eenvoudig niet. Wel heb ik gebruik gemaakt van gerealiseerde huurprijzen.
- Ik heb geen bezwaar tegen het overleggen van de transportakte van het gehele pand. Ik erken dat deze transportakte betrekking heeft op het gehele pand waarvan de winkel deel uitmaakt.
- De verkoop van het gehele pand vond pas plaats eind 2013. Dat is te ver verwijderd van de waardepeildatum.
- Ik hoor dat belanghebbende zegt dat de belendende panden inmiddels verhuurd zijn. Ik heb daarnaar geen onderzoek gedaan. Die verhuur is namelijk evenmin relevant, want ook te veel verwijderd van de waardepeildatum.
4.Gronden
- De [a-straat] kent een ‘microklimaat’ in die zin, dat de ligging aan het begin van de straat van beduidend andere kwaliteit is dan een ligging aan het einde van de straat. De winkel ligt om die reden beduidend ongunstiger dan de referentieobjecten.
- Er zijn (daarom) veel betere referentieobjecten, te weten de belendende panden van de winkel. Weliswaar zijn daarvan geen gerealiseerde huurprijzen of verkoopprijzen bekend, maar wel zijn de huurvraagprijzen bekend. Die moeten worden gehanteerd.
- Ervaringsregels leren dat gerealiseerde huurprijzen niet hoger liggen dan de vraagprijzen. Daarom kan in het onderhavige geval van de gevraagde prijs worden uitgegaan.
- Het feit dat het om reële vraagprijzen gaat, blijkt, zo stelt belanghebbende, uit het feit dat deze prijzen zijn vastgesteld door een bedrijfsmakelaar en zijn gepubliceerd op Funda.
- De Waarderingskamer heeft over een aantal jaren onderzoek gedaan naar de relatie tussen vraagprijzen en gerealiseerde prijzen van bedrijfsonroerendgoed. Uit dat onderzoek blijkt dat de gerealiseerde prijzen steevast beneden de vraagprijzen liggen, aldus belanghebbende. De Heffingsambtenaar heeft noch het bestaan van het onderzoek, noch de uitkomsten daarvan weersproken.
- Het pand, waarvan de winkel onderdeel uitmaakt, bestaande uit de winkel plus twee bovenwoningen stond te koop voor € 775.000. De Heffingsambtenaar heeft het gehele pand gewaardeerd op € 1.097.000 (174.000+141.000+782.000). Ondanks de verschillen in waardering door objectafbakening en waarderingsvoorschriften, toont het gat van meer dan € 300.000 aan, dat de waarde van de winkel veel te hoog is vastgesteld.
- Ten slotte is de staat van onderhoud van de winkel veel minder goed dan die van de referentieobjecten.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank;
verklaarthet tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Heffingsambtenaar;
bepaaltdat de waarde van de winkel per waardepeildatum 1 januari 2010 wordt vastgesteld op € 656.000;
gelastdat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 788 vergoedt; en
veroordeeltde Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 2.591.