In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Woonwijze, voorheen Woningstichting Ons Bezit, naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.G.C.P. Smits, heeft de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] gehuurd. In 2011 is er een bewind ingesteld over de goederen van de appellant, waarbij Bewindvoeringskantoor Van Korlaar B.V. als bewindvoerder is aangesteld. Woonwijze heeft in eerste aanleg ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, wat door de kantonrechter grotendeels is toegewezen. De appellant is in hoger beroep gekomen, maar zonder zijn bewindvoerder als formele procespartij. Het hof heeft in deze zaak de vraag opgeworpen of de appellant zonder zijn bewindvoerder kan procederen, gezien de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014, waarin is gesteld dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt in dergelijke procedures. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de implicaties van de Hoge Raad uitspraak voor deze zaak. De uitspraak van het hof is gedaan op 10 juni 2014, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlating.