ECLI:NL:GHSHE:2014:1735

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
HD 200.129.316_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en bewindvoering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen Stichting Woonwijze, voorheen Woningstichting Ons Bezit, naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.G.C.P. Smits, heeft de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] gehuurd. In 2011 is er een bewind ingesteld over de goederen van de appellant, waarbij Bewindvoeringskantoor Van Korlaar B.V. als bewindvoerder is aangesteld. Woonwijze heeft in eerste aanleg ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd, wat door de kantonrechter grotendeels is toegewezen. De appellant is in hoger beroep gekomen, maar zonder zijn bewindvoerder als formele procespartij. Het hof heeft in deze zaak de vraag opgeworpen of de appellant zonder zijn bewindvoerder kan procederen, gezien de uitspraak van de Hoge Raad van 7 maart 2014, waarin is gesteld dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt in dergelijke procedures. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de implicaties van de Hoge Raad uitspraak voor deze zaak. De uitspraak van het hof is gedaan op 10 juni 2014, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor verdere uitlating.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.316/01
arrest van 10 juni 2014
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. P.G.C.P. Smits te 's-Hertogenbosch,
tegen
Stichting Woonwijze, voorheen genaamd Woningstichting Ons Bezit,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.R.G.M. Spronken te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 juni 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, kanton 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 21 maart 2013 tussen appellant – [appellant] – (en Bewindvoeringskantoor Van Korlaar B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [appellant]) en geïntimeerde – Woonwijze – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 867827/7, rolnr. 12-11274)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van Woonwijze;
- de memorie van grieven met producties;
- de bij H-formulier d.d. 2 juli 2013 van de zijde van [appellant] overgelegde brief van mevrouw mr. E. Noorloos van Bewindvoeringskantoor van Korlaar B.V. aan het hof d.d. 1 juli 2013;
- de memorie van antwoord.
Hierna is arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
[appellant] heeft met ingang van 28 juni 1994 van (de rechtsvoorgangster van) Woonwijze de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] gehuurd.
4.2.
Bij beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie
’s-Hertogenbosch van 19 juli 2011 is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant] met ingang van 19 juli 2011 tot 19 juli 2018 en is voorts Bewindvoeringskantoor Van Korlaar B.V., gevestigd te Rijswijk, benoemd tot bewindvoerder.
4.3.
In eerste aanleg heeft Woonwijze zowel [appellant] als Bewindvoeringskantoor Van Korlaar B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [appellant] (hierna: de bewindvoerder) gedagvaard. Zij heeft kort gezegd ontbinding van de huurovereenkomst met [appellant] gevorderd en ontruiming van de door [appellant] gehuurde woning.
4.4.
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonwijze grotendeels toegewezen. Alleen [appellant], niet zijn bewindvoerder, is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
4.5.
Bij brief van 1 juli 2013 heeft de bewindvoerder het hof bericht akkoord te gaan met het voeren van de onderhavige hoger beroepprocedure en toestemming te geven aan mr. P.G.C.P. Smits op te treden als gemachtigde.
4.6.
Het hof stelt het volgende voorop. Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder, met inachtneming van de in de wet vermelde voorwaarden (art. 1:438 leden 1 en 2 BW). De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van rechthebbende. Hetzelfde geldt wanneer met betrekking tot een rechterlijke uitspraak in een zodanige procedure een rechtsmiddel wordt ingesteld.
In zijn beslissing van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525, heeft de Hoge Raad overwogen dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW en dat de bewindvoerder daarom ten behoeve van de rechthebbende optreedt als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.7.
Het hof is naar aanleiding van deze beslissing vooralsnog van oordeel dat [appellant] in de onderhavige zaak niet als procespartij in hoger beroep kan procederen, zonder dat zijn bewindvoerder als formele procespartij optreedt. Het feit dat de bewindvoerder van [appellant] schriftelijk heeft ingestemd met de onderhavige procedure in hoger beroep maakt dit niet anders. Het hof merkt op dat de advocaat-generaal mr. E.M. Wesseling-Van Gent in haar conclusie vóór de beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014 heeft aangegeven dat haars inziens dient te worden toegestaan dat een onderbewindgestelde zonder de bewindvoerder in rechte kan verschijnen als de bewindvoerder maar laat weten met de procedure in te stemmen. Deze wijze van ‘herstel’ van het verzuim van de bewindvoerder om zelf als formele procespartij op te treden is door de Hoge Raad niet vermeld bij de mogelijkheden die in de beslissing van 7 maart 2014 worden genoemd om een bewindvoerder alsnog in een geding te betrekken. Wel lijkt de Hoge Raad ruimte te laten voor het alsnog oproepen van de bewindvoerder om het geding over te nemen (slot beantwoording vraag 2), zij het dat de Hoge Raad dit antwoord in die zaak heeft geplaatst in de sleutel van het al dan niet op de hoogte zijn van het bewind door de wederpartij.
Het hof stelt vast dat partijen niet op de hoogte waren van de beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014.
4.8.
Het hof sluit voorshands nog niet uit dat [appellant] in staat moet worden gesteld de bewindvoerder van [appellant] op te roepen in het geding te verschijnen. Echter alvorens enige beslissing te nemen, zal het hof partijen naar aanleiding van voorgaande eerst in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014 en de consequenties daarvan voor de onderhavige zaak.

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 8 juli 2014 voor akte uitlating aan de zijde van [appellant] en Woonwijze met de hiervoor onder r.o. 4.8. vermelde doeleinden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, A.P. Zweers-van Vollenhoven en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 10 juni 2014.