4.7.Het hof neemt bij de beoordeling de volgende feiten - die tussen partijen, zoals volgt uit hun stellingen, niet in geschil zijn - in aanmerking:
4.7.1.[appellant] is met ingang van 1 december 1989 in dienst getreden als docent bij (de rechtsvoorgangster) van Albeda. Bij latere akte van benoeming in de functie van docent (prod. 1, akte [appellant] 24 april 2012), is met ingang van 1 mei 1997 tussen [appellant] en Albeda een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. Uit de akte volgt dat op de arbeidsovereenkomst de CAO BVE (Collectieve arbeidsovereenkomst voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) van toepassing was.
4.7.2.[appellant] is in 1992 als gevolg van rugklachten uitgevallen. Vanaf 1993 heeft [appellant] bureau- en ontwikkeltaken als ICT-stimulator verricht. In 1996 is geprobeerd het lesgeven te hervatten. Dit leidde wederom tot (langdurige) uitval wegens rugklachten. [appellant] heeft daarna zijn bureau- en ontwikkeltaken als ICT-stimulator tot eind 2003 hervat.
4.7.3.Begin 2003 heeft Albeda kenbaar gemaakt dat als gevolg van reorganisatie/herstructurering eerst 50% van de bureau- en ontwikkeltaken als ICT stimulator van [appellant] kwamen te vervallen en dat die werkzaamheden per ultimo 2003 in zijn geheel zouden verdwijnen. Eind 2003/zomer 2004 zijn die taken weggesaneerd.
4.7.4.Op 18 juni 2003 heeft [appellant] zich ziek gemeld. Aanvankelijk ging het om klachten wegens zware voedselvergiftiging, later om psychische klachten (overspannenheid/burn out).
4.7.5.In de brief en daarbij meegezonden probleemanalyse van 9 september 2003 van de bedrijfsarts, [bedrijfsarts], verbonden aan de Arbo Unie, staat als functienaam “Leraar C” vermeld. In de probleemanalyse staat voorts vermeld dat [appellant] werkzaam is in de functie van ICT-stimulator, dat het eigen werk geschikt lijkt voor re-integratie en wordt Albeda als werkgever geadviseerd om werkhervatting in de eigen functie na te streven.
4.7.6.In een door de bedrijfsarts opgesteld actueel oordeel over de re-integratie (ten behoeve van de WAO-aanvraag) van 23 februari 2004 staat onder meer vermeld dat er nauwelijks beperkingen zijn voor het verrichten van arbeid, dat de arbeid van betrokkene komt te vervallen en dat [appellant] in een herplaatsingstraject zit en voorts dat de herplaatsing moeizaam verloopt door gespannen arbeidsverhoudingen. In het door Albeda en [appellant] gezamenlijk ondertekende re-integratieverslag van 14 mei 2004 staat vermeld dat de werknemer bij de eigen werkgever in een andere functie werkt (“Functie ICT”) en dat sprake is van een docentbenoeming. Voorts dat de werknemer niet werkt, maar benutbare mogelijkheden heeft, dat er is gezocht naar passend werk bij de eigen werkgever, dat re-integratie niet goed loopt en dat lesgeven geen optie is in verband met fysieke (rug)problemen.
4.7.7.[appellant] is in juni 2004 een WAO-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45-55. Vanaf 6 juli 2006 is die uitkering verhoogd op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65.
4.7.8.Bij brief van 21 september 2004 aan [appellant] heeft de bedrijfsarts geschreven dat op basis van het op die datum gevoerde verzuimbegeleidingsgesprek het volgende aan de werkgever is gemeld:
“Betrokkene is gedeeltelijk arbeidsgeschikt voor het eigen of ander (aangepast) werk.
(..)
Betr heeft recent nieuwe klachten gekregen die de arbeidsgeschiktheid nu zullen beperken.
Alvorens volledige arbeidsgeschiktheid bereikt kan worden dient een passende werkplek gevonden te worden. Vervolgens kan een reintegratie gestart worden.
De verwachting is dat betrokkene na herplaatsing en een reintegratietraject weer volledig arbeidsgeschikt zal zijn.”
4.7.9.[appellant] en de directeur van Albeda, de heer [directeur van Albeda], hebben in de periode september-oktober 2004 gesproken over een mogelijke werkhervatting door [appellant]. Naar aanleiding van het op 24 september 2004 gevoerde gesprek, heeft [directeur van Albeda] aan [appellant] bij brief van diezelfde datum geschreven dat er nader overleg zal worden gevoerd (met onder meer de onderwijsmanager, mw. [onderwijsmanager]) en dat dit overleg zal gaan over de inzet van [appellant] binnen de opleiding administratie (locatie [locatie]) en welke rol hij daarin zal gaan vervullen. In de brief staat voorts: “
De omvang van uw inzet als docent zal mede afhankelijk zijn van het advies van de Arbo-dienst. Vooralsnog wordt uitgegaan van 20 klokuren per week verdeeld over 5 werkdagen”.
4.7.10.Naar aanleiding van bedoeld gesprek heeft [appellant] bij e-mail van 29 september 2004 aan [onderwijsmanager] laten weten dat een lesgevende functie voor hem geen optie was en dat hij in de veronderstelling had verkeerd dat gesproken zou worden over docentenondersteuning. Bij brief aan [appellant] van 4 oktober 2004 heeft [directeur van Albeda], met verwijzing naar de recente bevindingen van de bedrijfsarts, gesteld dat [appellant] geschikt was voor de helft van zijn functie als docent en dat hij zich diende te melden voor lesgevende taken.
4.7.11.Op 29 november 2004 berichtte de bedrijfsarts dat [appellant] volgens het UWV gedeeltelijk arbeidsgeschikt was voor ander werk. Kort daarna is de re-integratie van [appellant] op de locatie [locatie] gestaakt.
4.7.12.In de periode maart-juni 2005 hebben [appellant] en [directeur van Albeda] gesprekken gevoerd over outplacement. Naar aanleiding van een gesprek op 10 juni 2005 heeft [directeur van Albeda] de volgende afspraken bij brief 5 juli 2005 aan [appellant] bevestigd:
“1. Re-integratie in de eigen of herplaatsing in een ander vakgebied of functie binnen de divisie Educatie en/of beroepsdivisies is (formatief) niet mogelijk, noch in het belang van de werknemer, noch in het belang van de werkgever.
2. Door de werkgever wordt ingaande 1 juli 2005 een outplacementondersteuning en -begeleiding aangeboden voor de duur van maximaal negen maanden.
A. Werkgever biedt gedurende deze periode werknemer de mogelijkheid om zich te revitaliseren in persoon en functioneren en om zich vanuit een werkende situatie te oriënteren op de arbeidsmarkt. Daartoe worden tijdelijk en bovenformatief door daartoe aangewezen functionarissen werkzaamheden (“klussen”) aangeboden, die aansluiten bij de ambitie van werknemer en aan verbetering van zijn curriculum vitae zullen bijdragen.
B. Werkgever biedt gedurende deze periode werknemer ondersteuning en begeleiding vanuit het Loopbaancentrum en – indien door werknemer gewenst – ook door inzet van een extern outplacementbureau.
3. De verwachting is dat werknemer met deze afspraken en aanpak binnen de trajecttermijn zelf in staat zal zijn een nieuwe functie buiten de Albeda-organisatie te vinden.
4. Door werkgever wordt medio augustus 2005 een beëindigingsovereenkomst aangeboden, waarin – naast bovenstaande afspraken – condities en randvoorwaarden zijn vastgelegd.”
4.7.13.Bij e-mailbericht van 12 augustus 2005 schrijft [appellant] aan [directeur van Albeda] dat hij het in grote lijnen eens is met de brief aangaande outplacement, maar dat hij niet tot ondertekening kan overgaan. In de e-mail staat:
“Het gaat in dit soort zaken tenslotte ook om de details. Het lijkt me niet zinvol om hier nu op in te gaan, daar ik op korte termijn de vaststellingsovereenkomst ontvangen zal. Wellicht zijn zaken waar ik nu tegen aanhik daarin ondervangen, en zo niet, dan is dat ook een goed moment om ze aan te kaarten.”
4.7.14.In zijn rapportage van 2 december 2005 (waarin als functie “BVE Docent” vermeld staat) meldt de aan Albeda verbonden register arbeidsdeskundige, de heer [arbeidsdeskundige], dat [appellant], gelet op de door de bedrijfsarts opgestelde FML van 31 oktober 2005, is aangewezen op solistische, rug sparende werkzaamheden zonder deadlines, productiedruk of conflicten, dat op basis hiervan geconcludeerd kan worden dat [appellant] definitief ongeschikt is voor het eigen werk van docent en dat ook andere passende en tijdelijke arbeid niet meer bij Albeda beschikbaar is.
4.7.15.Op 8 december 2005 is aan [appellant] een concept-vaststellingsovereenkomst toegestuurd, gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst door middel van een in te dienen verzoekschrift tot ontbinding op de voet van artikel 7:685 BW, onder aanbieding aan [appellant] van een nader in te vullen outplacementtraject (bij, desgewenst, Tempo Team Solutions HR), voor de maximale duur van negen maanden, op kosten van Albeda. [appellant] heeft met de inhoud van deze overeenkomst niet ingestemd.
4.7.16.Bij brief van 23 december 2005 heeft Albeda de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 1 april 2006 op grond van artikel H-57 sub d CAO BVE (ziekte of arbeidsongeschiktheid indien deze tenminste 24 maanden onafgebroken heeft geduurd en herstel binnen zes maanden na deze 24 maanden niet is te verwachten). Het hiertegen door [appellant] ingestelde beroep is bij uitspraak van 29 juni 2006 door de Commissie van Beroep Bve gegrond verklaard in verband met het ontbreken van een functie-ongeschiktheidsadvies van het UWV. De Commissie heeft in die uitspraak – met verwijzing naar artikel 20 lid 2 sub c BZA - Albeda voorts in overweging gegeven een zorgvuldig onderzoek te doen naar de herplaatsingsmogelijkheden van [appellant] binnen Albeda.
4.7.17.Op 11 september 2006 is door het UWV een functie-ongeschiktheidsadvies uitgebracht, inhoudende dat [appellant] voor de functie van BVE Docent 2 jaar arbeidsongeschikt is wegens ziekte of gebrek en dat naar verwachting ook nog zal zijn 6 maanden na de voorgenomen ontslagdatum (1 oktober 2006) “omdat er een blijvende discrepantie is tussen de arbeidsbelasting in de functie van BVE docent en de gezondheidstoestand” van [appellant].
4.7.18.Naar aanleiding van de in 4.7.16 vermelde uitspraak is Albeda nagegaan of er binnen haar organisatie passende functies beschikbaar waren. In een rapportage van 30 januari 2007 van de aan Albeda verbonden arbeidsdeskundige, de heer [arbeidsdeskundige], is een 9-tal functies binnen Albeda als medisch passend aangemerkt. Door de aan Albeda verbonden loopbaanadviseur, mw. [loopbaanadviseur], is bij brief van 2 februari 2007 geconstateerd dat de binnen Albeda beschikbare/vacante functies (4 in totaal) niet passend waren gelet op de kennis en/of ervaring van [appellant].
4.7.19.Albeda heeft de arbeidsovereenkomst met [appellant] bij brief van 19 februari 2007 opgezegd tegen 1 juni 2007. In de brief staat met verwijzing naar het functieongeschiktheidsadvies van het UWV van 11 september 2006 en de uitkomsten van het uitgevoerde herplaatsingsonderzoek als ontslagreden vermeld:
“Nu derhalve is komen vast te staan, dat u inmiddels ruimschoots meer dan 24 maanden wegens ziekte of gebrek arbeidsongeschikt bent voor de functie van BVE docent, herstel binnen 6 maanden niet valt te verwachten en na een gedegen onderzoek is gebleken , dat er voor u binnen het Albeda college geen herplaatsingsmogelijkheden zijn, zegt het Albeda College u hierbij, met inachtneming van de hiervoor geldende opzegtermijn van drie maanden, vóór 1 maart 2007 ontslag aan. Omdat de opzegtermijn drie maanden bedraagt zal het dienstverband per 1 juni 2007 zijn beëindigd”.
Het hiertegen door [appellant] ingestelde beroep is bij uitspraak van 18 september 2007 door de Commissie van Beroep Bve ongegrond verklaard.