8.1.De rechtbank heeft onder 2 van het beroepen vonnis feiten vastgesteld die - met uitzondering van de 34 uitvaarten die onder 3.1.2 laatste zin van dat vonnis zijn genoemd - in appel niet zijn bestreden. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, gelet ook op de onweersproken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partijen samengevat het volgende vast.
a. Tot 1 januari 2011 bestond er een situatie aldus:
( i) [appellant 1] exploiteerde in de [regio 1] ([plaats 1], [plaats 2], [plaats 3] en [plaats 4]) als eenmanszaak onder de naam [Uitvaartverzorging 2] Uitvaartverzorging een uitvaartonderneming.
(ii) [geïntimeerde] exploiteerde in de [regio 2] als eenmanszaak onder de naam uitvaartverzorging [Uitvaartverzorging 1] een uitvaartonderneming.
(iii) [geïntimeerde] had een franchiseovereenkomst met de vof (voor de [regio 2], memorie van grieven, blz. 11 bovenaan).
b. Per 1 januari 2011 heeft [appellant 1] zijn eenmanszaak [Uitvaartverzorging 2] Uitvaartverzorging (8.1 a (i) hiervoor) verkocht aan [geïntimeerde]. De koopovereenkomst (hierna: de koopovereenkomst) is neergelegd in een akte van 28 december 2010 (productie 1 bij inleidende dagvaarding). De verkoopprijs bedroeg € 105.000, te betalen als volgt:
€ 30.000,- vóór 1 januari 2011
€ 40.000,- vóór 1 januari 2012
€ 35.000,- vóór 1 januari 2013.
[geïntimeerde] heeft de eerste termijn van € 30.000,- voldaan en reeds in de eerste helft van 2011 € 15.000,- vooruitbetaald op de pas bij het einde van 2011 vervallende tweede termijn. In totaal betaalde [geïntimeerde] aldus € 45.000,-.
c. Daarnaast sloten de vof (van wie [appellante 3] en [appellant 1] vennoten zijn) en [geïntimeerde] ingaande 1 januari 2011 twee franchiseovereenkomsten (hierna tezamen met de franchiseovereenkomst hiervoor onder 4.1 a (iii): de franchiseovereenkomsten) neergelegd in akten van 28 december 2010 (productie 2 bij inleidende dagvaarding), blijkens artikel 2 van die akten onderscheidenlijk voor de [regio 1] en voor het gebied [plaats 12], [plaats 5], [plaats 6], [plaats 7], [plaats 8], [plaats 9], [plaats 10] en [plaats 11](hierna: de [regio 2]).
d. Onderdeel van de koopovereenkomst was dat [appellant 1] zich verplichtte om in persoon beschikbaar te zijn voor het regelen van uitvaarten tegen een vergoeding van € 600,- per uitvaart (artikel 2 van de akte).
De franchiseovereenkomsten hadden de strekking dat de vof aan [geïntimeerde] faciliteiten voor zijn uitvaartonderneming(en) zou verschaffen (auto’s, personeel, drukwerk, website, kisten, catering etc.) tegen een vergoeding van € 75,- per uitvaart (naar het hof aanneemt: exclusief de prijs van de geleverde zaken en diensten).