Alvorens deze vorderingen te beoordelen, stelt het hof het volgende voorop.
Vaststaat dat Gitane voor de overeenkomst gezamenlijk eigendom was van [appellant] en [geïntimeerde] en dat [appellant] op grond van de overeenkomst alleen eigenaar is geworden van Gitane. Tussen partijen is niet in discussie dat het stamboekpapier toekomt aan de eigenaar. Op grond van de overeenkomst was [geïntimeerde] dus niet alleen verplicht zijn aandeel in de eigendom van het paard aan [appellant] over te dragen, maar ook de daarbij behorende bewijsstukken, zoals het stamboekpapier.
Vaststaat dat [geïntimeerde] bij het sluiten van de overeenkomst het stamboekpapier niet aan [appellant] heeft overhandigd, noch kort daarna. [geïntimeerde] heeft dat eerst in april 2012 gedaan na daartoe bij vonnis van 28 maart 2012 te zijn veroordeeld. Dit betekent dat [geïntimeerde] jegens [appellant] tekort is geschoten in zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting het stamboekpapier van Gitane bij het sluiten van de overeenkomst, dan wel kort daarna, ter beschikking te stellen aan [appellant]. [geïntimeerde] is derhalve aansprakelijk voor de dientengevolge door [appellant] geleden schade.
4.8.1.In de memorie van grieven heeft [appellant] zijn in hoger beroep gewijzigde vordering tot vergoeding van zijn schade als volgt toegelicht.
Nadat [appellant] en [geïntimeerde] op 3 oktober 2008 de overeenkomst hadden gesloten, heeft [appellant] contact opgenomen met [getuige 1] van Paardencentrum [Paardencentrum] en hem gevraagd of hij nog interesse had in 50% van de eigendom van Gitane. Dat bleek het geval en [getuige 1] gaf aan dat hij Gitane op ‘de Dressuurpaardenveiling’ te koop wilde aanbieden. [appellant] en [getuige 1] spraken af dat het paard – naar het hof begrijpt voor 50% - zou worden overgedragen aan [getuige 1] nadat was gebleken dat er geen veterinaire bezwaren waren. Daarop heeft [geïntimeerde], toen nog werkzaam bij [appellant], Gitane naar de kliniek in [plaats] gebracht alwaar het paard door drs. [dierenarts], dierenarts, is gekeurd. Toen tijdens de keuring bleek dat het stamboekpapier niet aanwezig was, heeft de identificatie plaatsgevonden door het uitlezen van de microchip. Gitane is goedgekeurd (prod. 12 akte vermeerdering van eis) en overgedragen aan [getuige 1] en de volgende dag opgehaald door een medewerker van de veiling. Ondanks het ontbreken van het stamboekpapier is het paard op de veiling gekocht door [koper] van stal ‘[stal]’ voor € 25.000,00 onder de voorwaarde dat het stamboekpapier zou worden na geleverd. Aangezien [appellant] ervan uitging dat hij op korte termijn het stamboekpapier geleverd zou krijgen van [geïntimeerde], heeft de verkoop wel doorgang gevonden, maar na een jaar op de papieren te hebben gewacht, heeft [stal] de koopovereenkomst ‘ontbonden’. Tussen de veiling en [stal] werd een schadeloosstelling afgesproken van 10% van de koopsom, zijnde € 2.500,00 en tevens werd afgesproken dat [stal] schadeloos diende te worden gesteld voor de gemaakte stallingskosten.
Gitane is in november 2011 opnieuw gekeurd door eerder genoemde kliniek in Someren met als resultaat dat het paard klinisch en radiologisch niet acceptabel was (prod. 16 akte eiswijziging). Daardoor kon het paard niet meer verkocht worden en toen heeft ook Paardencentrum [Paardencentrum] de koop ontbonden en het paard teruggebracht naar [appellant].
Daarop heeft [appellant] Gitane overgebracht naar een wei in Friesland waar het paard weidegang en winterstalling heeft en waar het paard nog steeds staat.
Wat betreft de stalling bij [Paardencentrum] zijn [appellant] en [Paardencentrum] bij overeenkomst van 19 december 2011 (prod. 14 akte wijziging eis) overeengekomen dat gedurende onderhavige procedure [appellant] de stallingskosten na afloop met [Paardencentrum] zou verrekenen en wel de helft daarvan, zijnde het aandeel van [Paardencentrum] in die kosten. Volgens [appellant] is het totale bedrag aan kosten € 1.193,57 per maand, de helft daarvan is dus € 596,79 per maand vanaf het moment dat Gitane daar stond. Daarenboven maakt [Paardencentrum] aanspraak op betaling van de veilingkosten van 10%, zijnde € 2.975,= (incl. btw) en op het verlies wegens waardedaling van het paard, zijnde 50% van het verschil tussen de waarde van het paard op het moment van de veiling in 2008, zijnde € 25.000,= en de huidige waarde geschat op
€ 1.000,=, dus € 12.000,=.
Derhalve heeft [Paardencentrum] bij [appellant] de volgende schade in rekening gebracht:
De stallings- en verzorgingskosten van 1 oktober 2008 tot en met 1 januari 2012, zijnde 39 maanden a € 596,79, dus in totaal € 23.274,81, zijnde het aandeel van [appellant] in die kosten op grond van de overeenkomst van 19 december 2011;
De stallings- en verzorgingskosten na de ontbinding van de koopovereenkomst, zijnde eveneens € 23.274,81;
De gemaakte veilingkosten van 10% (€ 2.500,=), ad € 2.975,= (incl. btw);
e door [stal] in rekening gebrachte veilingkosten ad € 2.975,= (incl. btw);
De waardevermindering van het paard van € 12.000,=.
Naast deze bedragen, die [Paardencentrum] volgens [appellant] bij hem in rekening heeft gebracht, vordert [appellant] zijn aandeel in de waardevermindering van het paard Gitane, te weten het bedrag dat het paard Gitane had opgeleverd indien de koop niet was ontbonden, verminderd met de waarde op het moment van het verkrijgen van het stamboekpapier in april 2012. De verkoopopbrengst van het paard per 1 november 2008 was € 25.000,= en na ontbinding van de koop is de waarde van het paard getaxeerd op € 1.000,= (prod. 4 MvG), aldus [appellant]. Daarnaast vordert [appellant] de door hem gemaakte stallingskosten in Friesland van €2.600,=, te vermeerderen met p.m.
[appellant] heeft voorts betoogd dat hij door toedoen van [geïntimeerde] niet een nieuw stamboekpapier kon aanvragen. [geïntimeerde] heeft namelijk op 27 november 2008 (prod. 9 akte 11 juni 2013) het stamboek via de e-mail bericht dat het paard Gitane gestolen is en het stamboek erop gewezen geen duplicaat paspoort af te geven.
Volgens [appellant] volgt uit de door [geïntimeerde] overgelegde brief van mevrouw [getuige 2] van het BWP (prod. 1 MvA) niet dat [appellant] een duplicaat van het stamboekpapier had kunnen verkrijgen omdat daarin staat dat een duplicaat wordt afgeleverd als alles in orde is “
en als er geen speciaal dossier van is.”In dat laatste zit nu juist de crux, aldus [appellant], omdat door de melding van [geïntimeerde] aan het stamboek het juist wel een speciale zaak is geworden.
Tevens heeft [geïntimeerde] aan de veiling gemeld dat het paard Gitane van diefstal afkomstig was. De gevorderde schade is dus het gevolg van het handelen van [geïntimeerde] en kan aan hem worden toegerekend, aldus [appellant]. De schade is ook redelijk, want andere trainingsstallen hanteren vergelijkbare bedragen (prod. 8 MvG). Tevens heeft [appellant] zijn schade beperkt doordat op het moment dat bleek dat het paard zodanige gebreken had dat verder trainen en verzorgen bij [Paardencentrum] geen zin meer had, vanaf januari 2012 is gekozen voor een zeer eenvoudige en goedkope stallingsplaats van € 200,= per maand (excl. btw), te vermeerderen met kosten van hoefsmid en dierenartskosten. Deze kosten lopen nog door omdat Gitane daar nog immer is gestald.
4.8.2.[geïntimeerde] heeft de gestelde schade gemotiveerd betwist.
Primair betwist [geïntimeerde] dat het paard onverkoopbaar was vanwege het ontbreken van de stamboekpapieren aangezien een nieuw paspoort kon worden aangevraagd. Dat [appellant] dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico, aldus [geïntimeerde]. Volgens [geïntimeerde] volgt uit de verklaring van mevrouw [getuige 2] van het BWP niet dat geen duplicaat kon worden verkregen.
[geïntimeerde] stelt daarnaast dat de stellingen van [appellant] dermate inconsistent zijn dat zij niet geloofwaardig zijn. Daarbij wijst [geïntimeerde] er onder meer op dat [appellant] bij inleidende dagvaarding heeft gesteld dat de mogelijke verkoopopbrengst van Gitane
€ 30.000,= zou bedragen, terwijl op dat moment – 2 april 2009 – met geen woord werd gerept over de vermeende verkoop aan [koper] voor een bedrag van € 25.000,= en evenmin over de gestelde ontbinding. Het is [geïntimeerde] een raadsel waarom pas bij memorie van grieven een factuur van de veiling in het geding wordt gebracht van 24 maart 2009 “wegens het niet doorgaan van de verkoop”. [geïntimeerde] betwist dan ook dat [appellant] het paard daadwerkelijk op de veiling heeft verkocht voor € 25.000,= en stelt in dat verband dat de verklaring van [koper] van 1 december 2011 (prod. 13 akte eiswijziging) door geen enkel schriftelijk stuk wordt ondersteund, dat op de website [website] de verkoop van het paard niet terug is te vinden en dat bij de veiling een notaris aanwezig is, die alle verkopen registreert. Ook betwist [geïntimeerde] de gestelde ontbinding door [stal] ([koper]). Voorts betwist [geïntimeerde] dat [stal] ([koper]) bij [appellant] verzorgingskosten in rekening heeft gebracht, want dat blijkt nergens uit. Daarnaast wordt de hoogte van de gestelde kosten betwist.
Ook de ontbinding door [Paardencentrum] wordt betwist alsook dat [appellant] uit hoofde daarvan enige vergoeding aan [Paardencentrum] heeft voldaan of zal moeten voldoen. Subsidiair betwist [geïntimeerde] de hoogte van de kosten. In dat verband stelt hij dat de genoemde periode niet klopt. Volgens de eigen stellingen van [appellant] heeft het paard een jaar bij [stal] op stal gestaan en vanaf 29 oktober 2009 bij [Paardencentrum], terwijl de kosten worden gevorderd over de periode vanaf 1 oktober 2008 tot 1 januari 2012 alsof het paard nooit bij [stal] op stal heeft gestaan. Voorts zijn de opgevoerde kosten volgens [geïntimeerde] exorbitant hoog. [geïntimeerde] heeft de overgelegde kostenopgave, de opgevoerde veilingkosten en de gestelde waardevermindering betwist.
schadebeperkingsplicht van [appellant]