ECLI:NL:GHSHE:2014:1263

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
HD 200.094.181_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrecht en verjaring van rechtsvordering tot beëindiging bezit

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een burenrechtelijke kwestie. De appellanten, eigenaren van een registergoed, hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen hun buren, de geïntimeerden, met betrekking tot een strook grond die zij als hun eigendom beschouwen. De rechtbank Maastricht had op 20 april 2011 in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten afgewezen, wat hen ertoe bracht in hoger beroep te gaan. De appellanten stelden dat de geïntimeerden inbreuk maakten op hun eigendomsrechten door een strook grond van één meter breed te bezetten en aan te passen zonder toestemming. De appellanten vorderden onder andere een verklaring voor recht, ongedaanmaking van de inbreuk, en herstel van de oorspronkelijke toestand van de grond. De geïntimeerden hebben de vorderingen bestreden en in reconventie een tegenvordering ingesteld.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het hof de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, aangezien hiertegen geen grieven zijn ingediend. De appellanten hebben in hun memorie van grieven vijf grieven aangevoerd en hun eis vermeerderd. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van de appellanten, waarbij zij de gelegenheid krijgen om aanvullende processtukken te deponeren. De uitspraak van het hof is gedaan op 6 mei 2014, waarbij de zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.094.181/01
arrest van 6 mei 2014
in de zaak van

1.[appellante] e.v. [appellant],wonende te [woonplaats],

2.
[appellant],wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J. van Zinnicq Bergmann te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],

2.
[geïntimeerde 2], e.v. [geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. W.J.F. Geertsen te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 juli 2011 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht gewezen vonnis van 20 april 2011 tussen appellanten – [appellanten] – als eisers in conventie, verweerders in reconventie en geïntimeerden – [geïntimeerden] – als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 152603/HAZA 10-740)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met vermeerdering van eis en producties;
- de memorie van antwoord met producties.
Er is arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In de overwegingen 2.1. tot en met 2.6. van het bestreden vonnis van 20 april 2011 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld, waarvan zij bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Hiertegen zijn geen grieven gericht, zodat deze door de rechtbank vastgestelde feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Omwille van de leesbaarheid van dit arrest zal het hof deze feiten hierna herhalen.
a. [appellanten] zijn sinds 5 juni 2000 eigenaar en bewoner van het registergoed gelegen aan (thans) [adres 1] te [woonplaats], bestaande uit een dubbel woonhuis, garage, erf en tuin, voorheen kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectieletter] nummer [sectienummer], thans kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectieletter] nummer [sectienummer].
b. [geïntimeerden] zijn sinds 10 januari 1997 eigenaar en bewoner van het registergoed gelegen aan (thans) [adres 2] te [woonplaats], bestaande uit woonhuis met verdere aanhorigheden, thans kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie [sectieletter] nummer [sectienummer].
c. [appellanten] en [geïntimeerden] zijn buren. Door middel van genoemde percelen hebben zij ieder in eigendom een deel van een carréboerderij met ondergrond.
d. De oorspronkelijke omvang van en grens tussen de percelen is vastgelegd in een (handgeschreven) akte van verdeling van 19 maart 1884, destijds verleden voor notaris [notaris] te [plaats], en overgeschreven ten hypotheekkantore te [plaats] op 28 maart 1884 in deel [perceeldeel] nummer [nummer] (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie). [appellanten] zijn door verkrijging onder bijzondere titel eigenaar geworden van het perceelsdeel dat in die akte wordt omschreven als “Lot A”. Voor [geïntimeerden] geldt dat hij op deze wijze eigenaar is geworden van “Lot B”.
e. In de akte uit 1884 wordt Lot A – voor zover thans van belang – als volgt omschreven:

Een deel der gebouwen en goederen gelegen te [het adres ] bestaande in de kamer en twee kleine kamertjes daarachter met de zijstallen daarachter gelegen langs den tuin als stookhuis, koestal, met een meter oppervlakte langs deze gebouwen naar de zijde van den mesthof van Lot B, voorts een deel der schuur tot aan de dorsvloer; den geheelen tuin en een gedeelte uit den hierachter gelegen boomgaard, dit alles aaneenhangende en te nemen noordwaarts. Dit toegescheiden groot in het geheel een en veertig aren veertig centiaren. Sectie [sectieletter] deel der nummers [sectienummer] en [sectienummer] en te nemen een hoofd, den weg, ander hoofd, voetpad, eene zijde lot B, andere zijde voetpad. (…)
Lot B wordt in die akte – voor zover thans van belang – als volgt omschreven:

Het overig deel der gebouwen en goederen gelegen te [het adres ] bestaande in den ingang, de keuken en kamertje daarnaast, de opvaartpoort, paardenstal, Schop, varkenstal en een deel der schuur met den dorschvloer, de geheele mestplaats en een gedeelte uit den hieraangelegen boomgaard ter gezamenlijke grootte van vijf en vijftig aren zeven en zestig centiaren. Sectie [sectieletter] deel der nummers [sectienummer] en [sectienummer]. Dit toegescheidenen te nemen zuidwaarts zoals afgepaald, een hoofd den weg, ander hoofd voetpad, eene zijde Lot A, andere zijde volgens perceel (…)
f. In een eerdere procedure, waarin dit hof op 26 september 2006 eindarrest (onder rolnummer C0300389 / MA) heeft gewezen, is uitgemaakt dat de rechtsvoorganger van [appellanten] eigenaar was van een één meter brede (omgekeerde) L-vormige strook grond op de binnenplaats van de carréboerderij en [geïntimeerden] voor de rest.
4.2.
[appellanten] hebben in eerste aanleg in conventie gevorderd:
a. een verklaring voor recht dat [geïntimeerden] jegens [appellanten] inbreuk hebben gemaakt op de eigendomsrechten van [appellanten] met betrekking tot de hen toebehorende strook grond ter breedte van één meter vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de registergoederen van [appellanten], door deze strook grond te occuperen, de bestrating te verwijderen en de regenwaterafvoerbuis te verwijderen alsmede dat [geïntimeerden] jegens [appellanten] onrechtmatig hebben gehandeld;
b. veroordeling van [geïntimeerden] dan wel een gebod aan [geïntimeerden] tot ongedaanmaking, staking en gestaakt houden van de stoornis door [geïntimeerden] in de eigendomsrechten van [appellanten] binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen uitspraak en een veroordeling van [geïntimeerden]
“de door hen in de strook grond van één meter breed, vanaf de openbare weg tot aan de voorgevel van de registergoederen van [appellanten], te verwijderen en verwijderd te houden”en veroordeling van [geïntimeerden] tot herstel van de oorspronkelijke toestand, daaronder begrepen het herstel en het aanbrengen van bestrating alsmede regenwaterafvoerbuis;
c. veroordeling van [geïntimeerden] tot oprichting en instandhouding van een erfafscheiding van twee meter hoogte op de eigendomsgrens zijnde de grens in de L-vorminge strook grond grenzende aan het binnen erf van de registergoederen van [geïntimeerden] samen met [appellanten] op gemeenschappelijke kosten binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;
d. veroordeling van [geïntimeerden] tot het eenmaal per kwartaal verlenen van ongestoorde toegang over het eigendom van [geïntimeerden] aan [appellanten] tot bedoelde L-vormige strook grond ten behoeve van periodiek onderhoud;
e. veroordeling van [geïntimeerden] tot verwijdering van alle bomen en struiken die zich bevinden op een kortere afstand dan twee meter en 0,5 meter van de grens tussen de L-vormige strook grond en veroordeling van [geïntimeerden] tot het jaarlijks, tenminste tweemaal, zodanig snoeien van de bomen en struiken zich bevindend op het eigendom van [geïntimeerden] in de nabijheid van de L-vormige strook, dat geen takken over of boven het eigendom van [appellanten] kunnen en zullen groeien;
f. veroordeling van [geïntimeerden] tot verlening van medewerking aan de uitoefening van de rechten van erfdienstbaarheid zoals neergelegd in de notariële akte van verdeling van 19 maart 1884 dan wel veroordeling van [geïntimeerden] tot nakoming van de op hen rustende verplichtingen als dienend erf voortvloeiende uit deze notariële akte;
g. hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor iedere overtreding dan wel het niet of niet geheel nakomen van dan wel voldoen aan de veroordelingen als vervat in de te wijzen uitspraak, zulks met een maximum van € 25.000,- per veroordeling;
h. hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten, te betalen binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen uitspraak en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening tot aan de dag van betaling.
4.3.
[geïntimeerden] hebben in conventie deze vorderingen bestreden en in reconventie een eis in gesteld voor het geval het hierboven onder a. en b. vermelde in conventie gevorderde zou worden toegewezen.
4.4.
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [appellanten] afgewezen en overwogen dat de procedure in reconventie daarom geen nadere behandeling behoeft.
4.5.
[appellanten] kunnen zich met dit oordeel niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven hebben [appellanten] – kort gezegd – vijf grieven aangevoerd, hun eis vermeerderd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover in de procedure in conventie gewezen en tot alsnog toewijzing van het door [appellanten] in eerste aanleg gevorderde, subsidiair, in aanvulling van het onder c. vermelde in eerste aanleg gevorderde, tot veroordeling van [geïntimeerden] om [appellanten] toegang te verlenen tot het eigendom van [geïntimeerden] teneinde een muur langs de erfgrens van de L-vormige strook grond te (doen) realiseren met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. [geïntimeerden] hebben de grieven bestreden en verweer gevoerd tegen het bij vermeerdering van eis gevorderde.
4.6.
[appellanten] refereren in de memorie van grieven aan de inhoud van de processtukken van een bij de rechtbank Maastricht onder zaak- / rolnummer 45537 / HA ZA 99-93 en in hoger beroep bij dit hof onder rolnummer C0300389 / MA gevoerde procedure. Deze stukken zouden bij afzonderlijke
“akte depot ter griffie”in het geding zijn gebracht. Dit laatste is evenwel – ook al lijken ook [geïntimeerden] hier vanuit te gaan – niet gebeurd. De zaak zal naar de rol worden verwezen, teneinde [appellanten] in de gelegenheid te stellen bedoelde stukken alsnog te deponeren.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 20 mei 2014 voor akte aan de zijde van [appellanten], uitsluitend voor het hierboven onder 4.6. vermelde doeleinde;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.C.J. van Craaikamp en E.K. Veldhuijzen van Zanten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 mei 2014.