ECLI:NL:GHSHE:2014:1262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
00-004104-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag op motorfiets

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 27 juli 2008 te Klimmen, waarbij de verdachte, zonder rijbewijs, met een zware motorfiets met een snelheid van 126 km/h een andere auto inhaalde en vervolgens in botsing kwam met deze auto, bestuurd door [slachtoffer 1]. De verdachte had geen ervaring met deze motor en reed gevaarlijk binnen de bebouwde kom. Het hof oordeelt dat er geen (voorwaardelijk) opzet of roekeloosheid kan worden bewezen, maar wel schuld volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en had een strafblad. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een gevangenisstraf van 23 maanden op, met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 4 jaar. De benadeelde partij, de nabestaande van [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij zich niet opnieuw had gevoegd in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verdachte niet kan worden vrijgesproken van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004104-13
Uitspraak : 7 mei 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 10 mei 2010, parketnummer 03-630365-09 in de strafzaak tegen:
[Verdachte],
[geboortedatum en geboorteplaats],
[woonadres].
Verloop van de procedure
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van 1 primair (doodslag), 2 primair: (poging tot doodslag) en 3 primair (medeplegen van opzetheling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. Voorts is aan hem de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 jaren.
Tevens is verdachte bij dit vonnis veroordeeld ter zake van de onder 4 ten laste gelegde overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij is bepaald dat aan verdachte ter zake van dit feit geen straf of maatregel wordt opgelegd. Tot slot heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij [X] en de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 14 september 2011 onder parketnummer 20-001998-10 heeft het gerechtshof
’s-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – vernietigd, verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feit bewezen verklaard in die zin dat de in deze feiten ten laste gelegde aan verdachte verwijtbare schuld bestond in roekeloosheid en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Voorts is aan verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren. Ten aan zien van het door de rechtbank onder 3 bewezen verklaarde misdrijf (opzetheling) heeft het hof afzonderlijk een gevangenisstraf bepaald voor de duur van 1 week.
Tegen dit arrest is namens verdachte beroep in cassatie ingesteld.
Bij arrest van 15 oktober 2012 (nr. S 11/04375) heeft de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet blijkens de appelakte worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het hof hierna tevens voor het door de rechtbank onder 3 bewezen verklaarde misdrijf (opzetheling) afzonderlijk een straf zal bepalen, gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij [X], als nabestaande van het [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing op de vordering van de benadeelde partij is derhalve evenmin aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende verdachte in verband met het onder 1 primair (doodslag) en 2 primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 11 maanden, met ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 10 jaren ter zake van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Voorts heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof in verband met het door de rechtbank onder 3 bewezen verklaarde misdrijf een gevangenisstraf bepaalt voor de duur van 1 maand. Ter zake van de in beslag genomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal beslissen conform de rechtbank.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat:
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair (doodslag) en 2 primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde;
- niet kan worden bewezen dat de aan verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde gedragingen verwijtbare schuld bestaat in roekeloosheid;
- dient te worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1.primairhij op of omstreeks 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers is verdachte met dat opzet, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), met zeer hoge snelheid ingereden op een ander, door [slachtoffer 1] voornoemd bestuurd, motorrijtuig( personenauto), ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;

1.subsidiairhij op of omstreeks 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, in elk geval in het arrondissement Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Klimmenderstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1], werd gedood, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos, althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, rijdende over die Klimmenderstraat, bij nadering van de kruising althans splitsing van die weg en de weg, de Achtbunderstraat, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere, over de rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdende motorrijtuigen, links van een in die weg gelegen, door bord D2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven, middengeleider, over de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat is gaan inhalen, zulks op het moment dat de bestuurster van een over die rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdend motorrijtuig (personenauto) doende was op voornoemde kruising althans splitsing naar links van richting te veranderen en/of af te slaan althans naar links te rijden in de richting van die Achtbunderstraat, en zich daartoe (gedeeltelijk) op de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat bevond, waardoor althans mede waardoor (vervolgens) een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig (motorfiets) en de bestuurster van dat ander (afslaand) motorrijtuig (personenauto), te weten [slachtoffer 1] voornoemd en/of dat ander (afslaand) motorrijtuig (personenauto);

2.primairhij op of omstreeks 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), met zeer hoge snelheid is ingereden op een ander motorrijtuig (personenauto), waarin [slachtoffer 2] voornoemd als passagiere was gezeten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.subsidiairhij op of omstreeks 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, in elk geval in het arrondissement Maastricht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Klimmenderstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten meerdere snijwonden in het gelaat en/of botletsel aan de linkerarm en/of beschadiging van het hoornvlies, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos, althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte, rijdende over die Klimmenderstraat, bij nadering van de kruising althans splitsing van die weg en de weg, de Achtbunderstraat, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere, over de rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdende motorrijtuigen, links van een in die weg gelegen, door bord D2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven, middengeleider, over de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat is gaan inhalen, zulks op het moment dat de bestuurster van een over die rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdend motorrijtuig (personenauto) doende was op voornoemde kruising althans splitsing naar links van richting te veranderen en/of af te slaan althans naar links te rijden in de richting van die Achtbunderstraat, en zich daartoe (gedeeltelijk) op de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat bevond, waardoor althans mede waardoor (vervolgens) een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig (motorfiets) en dat ander (afslaand) motorrijtuig (personenauto), waarin [slachtoffer 2] voornoemd als passagiere was gezeten;

2.meer subsidiairhij op of omstreeks 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal, in elk geval in het arrondissement Maastricht, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmee rijdende over de weg, de Klimmenderstraat, bij nadering van de kruising althans splitsing van die weg en de weg, de Achtbunderstraat, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, in elk geval met een (veel) te hoge snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, meerdere, over de rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdende motorrijtuigen, links van een in die weg, door bord D2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven, middengeleider, over de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat, is gaan inhalen en/althans met zodanige snelheid en/of zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig en/althans op zodanige wijze heeft gereden, dat/waardoor hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (motorfiets) in botsing althans aanrijding is gekomen met een vóór hem, verdachte, op die Klimmenderstraat op voornoemde kruising althans splitsing naar links van richting veranderend en/of afslaand althans naar links in de richting van die Achtbunderstraat, rijdend motorrijtuig (personenauto), door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van (poging tot) doodslag (feit 1 primair en feit 2 primair)
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld ter zake van het onder 1 primair (doodslag) en onder 2 primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde.
De advocaat-generaal heeft daartoe – kort samengevat – betoogd dat zonder meer sprake is van voorwaardelijk opzettelijk handelen door verdachte, waarbij in het bijzonder is aangevoerd dat, gelet op de omstandigheden waaronder onderhavig botsing tot stand is gekomen, te weten de hoge snelheid van de door verdachte bestuurde motor, de zwaarte van deze motor en het feit dat deze motor niet frontaal op de auto van het slachtoffer is gebotst, verdachte als bestuurder van de motor in verhouding tot de personenauto waarmede hij in botsing is gekomen niet dient te worden aangemerkt als de kwetsbare, zwakkere verkeersdeelnemer.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het geval kan zich voordoen dat ten aanzien van een verdachte die door zeer gevaarlijk te rijden een ongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt moet worden aangenomen dat deze het slachtoffer van dat ongeval opzettelijk van het leven heeft beroofd. Een dergelijk geval doet zich voor indien de verdachte met zijn gedraging willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat zijn gedraging de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft.
Het hof stelt voorop dat verdachte in onderhavige strafzaak als de bestuurder van een tweewielige motorfiets, ook in de omstandigheden waaronder onderhavige botsing heeft plaatsgehad, als een relatief – in verhouding tot andere motorrijtuigen zoals vierwielige personenauto’s, – onbeschermde en kwetsbare verkeersdeelnemer dient te worden aangemerkt.
In gevallen als het onderhavige, waarbij duidelijk is dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft gelopen, dient de rechter in zijn oordeel te betrekken dat — behoudens aanwijzingen voor het tegendeel — naar ervaringsregelen niet waarschijnlijk is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing met een auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
Dat verdachte dit risico niet op de koop toe heeft genomen, leidt het hof tevens af uit het feit dat op de linkerrijstrook van de Klimmenderstraat een rem/blokkeerspoor is aangetroffen met een lengte van 33,50 meter dat afkomstig was van de achterband van de door verdachte bestuurde motor, alsmede uit het feit dat zowel verdachte als meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte voorafgaande aan de botsing met de personenauto heeft geremd en getracht heeft de personenauto te ontwijken. Aanwijzingen voor het tegendeel zijn het hof niet gebleken.
Derhalve is het hof, met de verdediging, doch anders de advocaat-generaal en de rechtbank, van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte (al dan niet in voorwaardelijke zin) het opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, zodat verdachte van het onder 1 primair (doodslag) en 2 primair (poging doodslag) ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.subsidiairhij op 27 juli 2008 te Klimmen, in de gemeente Voerendaal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Klimmenderstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 1], werd gedood, welke bovenbedoelde gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was en hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, rijdende over die Klimmenderstraat, bij nadering van de kruising van die weg en de weg, de Achtbunderstraat, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, meerdere over de rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdende motorrijtuigen, links van een in die weg gelegen, door bord D2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven, middengeleider, over de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat is gaan inhalen, zulks op het moment dat de bestuurster van een over die rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdend motorrijtuig (personenauto) doende was op voornoemde kruising naar links van richting te veranderen en af te slaan in de richting van die Achtbunderstraat, en zich daartoe op de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat bevond, waardoor vervolgens een botsing is ontstaan tussen verdachtes motorrijtuig (motorfiets) en de bestuurster van dat ander afslaan motorrijtuig (personenauto), te weten [slachtoffer 1] voornoemd en dat ander afslaand motorrijtuig (personenauto);

2 subsidiairhij op 27 juli 2008, te Klimmen, in de gemeente Voerendaal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Klimmenderstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten meerdere snijwonden in het gelaat en botletsel aan de linkerarm en beschadiging van het hoornvlies, welke bovenbedoelde gedraging aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was en hieruit heeft bestaan dat hij, verdachte, rijdende over die Klimmenderstraat, bij nadering van de kruising van die weg en de weg, de Achtbunderstraat, met een snelheid van ongeveer 126 kilometer per uur, een veel hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, meerdere over de rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdende motorrijtuigen, links van een in die weg gelegen, door bord D2 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangegeven, middengeleider, over de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat is gaan inhalen, zulks op het moment dat de bestuurster van een over die rechterrijstrook van die Klimmenderstraat rijdend motorrijtuig (personenauto) doende was op voornoemde kruising naar links van richting te veranderen en af te slaan in de richting van die Achtbunderstraat, en zich daartoe op de linkerrijstrook van die Klimmenderstraat bevond, waardoor vervolgens een botsing is ontstaan tussen verdachtes motorrijtuig (motorfiets) en dat ander afslaand motorrijtuig (personenauto), waarin [slachtoffer 2] voornoemd als passagiere was gezeten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 1 juni 2004, NJ 2005, 252 komt het bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Uit het dossier blijkt voor zover hier van belang dienaangaande het volgende:
  • verdachte was op de datum van het ongeval niet in het bezit van een geldig (motor)rijbewijs;
  • verdachte heeft verklaard dat de door hem op die datum bestuurde motor een 1200cc motor betrof en hij nog nooit op een dergelijk zware motor had gereden;
  • de bestuurster van de personenauto,[slachtoffer 1], sloeg op de Klimmenderstraat bij de T-splitsing met de Achtbunderstraat linksaf. Op bewakingsbeelden van een nabijgelegen garagebedrijf is te zien dat de personenauto al 100 meter vóór de kruising de richting linksaf aangaf;
  • op de kruising botste de motorfiets van verdachte tegen de linkerflank van de door [slachtoffer 1] bestuurde personenauto, nadat hij kort daarvoor de auto als bestuurder van de motorfiets van links achteren was genaderd en met een snelheid van ongeveer 126 km/h over de linkerrijstrook van de Klimmenderstraat – die bestemd was voor het hem tegemoetkomende verkeer en alwaar een snelheid van 50 km/h was toegestaan – had gereden en daarbij meerdere auto’s had ingehaald en links aan een vluchtheuvel/middengeleider was voorbij gereden;
  • de snelheid van de motor op het moment van de botsing tussen de motor en de personenauto was 111 km/h;
  • verdachte heeft verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat de personenauto waarmee in botsing is gekomen doende was om naar links af te slaan.
Gelet op het vorenoverwogene heeft verdachte als bestuurder van een motorfiets voorafgaande aan de botsing met de door [slachtoffer 1] bestuurde personenauto verschillende verkeersregels overtreden (veel te hard rijden, zeer gevaarlijk inhalen, middengeleider aan verkeerde zijde passeren). Hij heeft geen acht geslagen op de mogelijkheid dat een voor hem rijdende auto naar links zou afslaan en niet opgemerkt dat de auto met het linker knipperlicht aangaf dat deze naar links zou afslaan. Verdachte heeft dit gedaan op een gevaarlijke plaats en op een gevaarlijk moment, te weten binnen de bebouwde kom tijdens het naderen van een T-splitsing, waarop genoemde personenauto bezig was links af te staan in de richting van de Achtbunderstraat. Zodanig gevaarlijk verkeersgedrag draagt de gevolgtrekking dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te wijten is.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] hoefde geen rekening houden met een verkeersdeelnemer die zo gevaarlijk reed als de verdachte.
Mede gelet op de inhoud van het arrest van 15 oktober 2013 (nr. S 11/04375) in de onderhavige zaak, waarbij de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de bewijsvoering van het hof in het arrest van 11 september 2011 met betrekking tot de bewezenverklaarde roekeloosheid te kort schiet, is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de aan verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde gedragingen dienen te worden aangemerkt als schuld, bestaande in roekeloosheid als bedoeld in artikel 175 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof verwijst tevens naar het in een aantal opzichten vergelijkbare arrest van de Hoge Raad van 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:773. In die zaak beschikte de verdachte niet over een rijbewijs, reed in een hem onbekende auto met zware motor over de autosnelweg met ongeveer 200 kilometer per uur, reed met hoge snelheid een afrit op en haalde op de afrit een voor hem rijdende auto rechts in, waarna hij de macht over het stuur verloor en tegen een boom botste, waardoor zijn passagier zwaar letsel opliep. Dit alles is volgens de Hoge Raad niet zonder meer toereikend voor het oordeel dat de verdachte roekeloos had gereden.
Roekeloosheid in de juridische zin des woord – zijnde de zwaarste vorm van schuld aan het veroorzaken van een verkeersongeval - kan hier niet worden aangenomen. In dit verband overweegt het hof nog dat de omstandigheid dat de verdachte geen rijbewijs had en op een voor hem onbekende motorfiets met zware motor reed, het rijgedrag op zichzelf niet gevaarlijker maakte en niet direct duidt op onverschilligheid voor het leven van een ander. Wel brengen deze omstandigheden mee dat het onvoorzichtige rijgedrag aan verdachte zwaarder dan anders kan worden toegerekend.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet voorgeschreven maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald.
Het is strafbaar gesteld bij artikel 175, lid 1, onder a, in verbinding met lid 3, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet voorgeschreven maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en gevaarlijk heeft ingehaald.
Het is strafbaar gesteld bij artikel 175, lid 1, onder b, in verbinding met lid 3, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Ten aanzien van de door het hof onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren is gekomen.
Ten nadele van verdachte houdt het hof bij de straftoemeting rekening met de volgende omstandigheden:
  • verdachte is niet in het bezit van een (motor)rijbewijs en had derhalve niet op de motor mogen rijden. Hij reed bovendien op een zware motorfiets die hij niet kende en waarover hij kennelijk onvoldoende meester was, hetgeen hem had moeten weerhouden van zijn wilde rijgedrag;
  • verdachte reed zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam. Door zijn gedrag is de bestuurster van de personenauto,[slachtoffer 1], overleden. Het leed dat hierdoor is ontstaan is onherstelbaar en zeer ingrijpend voor de nabestaanden;
  • de bijrijdster in de personenauto, [slachtoffer 2], heeft door de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen en heeft op psychisch vlak veel moeite met het verlies van haar schoonzus en hartsvriendin, [slachtoffer 1];
  • verdachte heeft zich gedurende het voorbereidend onderzoek beroepen op zijn zwijgrecht. Pas op de terechtzitting van de rechtbank op 26 april 2010 heeft hij erkend dat híj de bestuurder was en niet zijn duopassagier [Y]. Aldus heeft hij lange tijd pijnlijke onzekerheid laten bestaan bij de nabestaanden wie de schuldige aan het ongeval was;
  • verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2014 reeds veelvuldig veroordeeld voor strafbare feiten, met name ter zake van vermogensdelicten, waarvoor fikse gevangenisstraffen zijn opgelegd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts is hij meerdere malen veroordeeld ter zake van het zonder rijbewijs besturen van een motorrijtuig. Dit heeft hem er niet van weerhouden ook nu weer zonder rijbewijs te gaan rijden. De verdachte lapt de regels voor het wegverkeer aan zijn laars.
Anderzijds houdt het hof bij de straftoemeting rekening met de volgende omstandigheden:
  • verdachte heeft ten gevolge van de botsing zelf ook lichamelijk letsel opgelopen;
  • verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep spijt betuigd van het gebeurde, medeleven getoond met het slachtoffer [slachtoffer 2] en de nabestaanden van [slachtoffer 1];
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, omdat met oplegging van een andere straf de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend en geboden.
Bij de strafvervolging van verdachte is echter de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden, nu tussen de datum waarop het cassatieberoep is ingesteld, te weten 26 september 2011 en datum waarop het dossier ter griffie van de Hoge Raad is aangekomen, te weten 28 augustus 2012 een periode van 11 maanden is verstreken. Aldus is de door de Hoge Raad op acht maanden gestelde inzendtermijn met 3 maanden overschreden.
Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden.
Tevens zal het hof – mede ter bescherming van de verkeersveiligheid – aan de verdachte voor de duur van in totaal 4 jaren de bevoegdheid ontzeggen tot het besturen van motorrijtuigen.
Ten aanzien van het door de rechtbank onder 3 bewezen verklaarde misdrijf
De verdachte heeft partieel appel ingesteld, zodat de door de rechtbank in eerste aanleg bewezen verklaarde opzetheling (feit 3) – alsmede de door de rechtbank onder 4 bewezen verklaarde overtreding, die om die reden geheel afzonderlijk is afgedaan – niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Nu de rechtbank ten aanzien van de drie bewezen verklaarde misdrijven één hoofdstraf heeft opgelegd, zal het hof, gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van feit 3 afzonderlijk een straf bepalen.
Het onder 3 bewezenverklaarde feit houdt in het medeplegen van opzetheling van de motorfiets waarmee het in feit 1 en feit 2 bedoelde ongeval is veroorzaakt.
Mede gelet op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij vele malen is veroordeeld voor diefstal van motorfietsen, legt het hof voor dit feit een gevangenisstraf op van één maand.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
23 (drieëntwintig) maanden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder
1bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 2
(twee) jaren.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder
2bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 2
(twee) jaren.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 3 primair bewezen verklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Gelast de
teruggaveaan [A], wonende te [woonaders A] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven camera/beveiligingsbeelden van harde schijf.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten diverse kleding en schoeisel (in een Atrium-tas) en een integraalhelm, blauw/wit/zwart.
Gelast de
teruggaveaan [B], wonende te [woonadres B] of zijn rechtsopvolger van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven motorfiets, merk Kawasaki, kleur zwart (voorzien van het valse kenteken [nummer 1]).
Gelast de
teruggaveaan de nabestaande(n) van de overleden eigenaar [slachtoffer 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto, merk Volkswagen, type Golf C1, kleur blauw, voorzien van het kenteken [nummer 2].
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. J.H. Crijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 7 mei 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Ruyters en mr. J.H. Crijns zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.