ECLI:NL:GHSHE:2014:1211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
HD 200.136.561_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verplichting tot snoeien van een kastanjeboom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot de verplichting om een kastanjeboom te snoeien. De zaak is ontstaan uit een eerdere procedure waarin de rechtbank Maastricht op 10 januari 2007 [geïntimeerde] had veroordeeld om de boom algeheel, evenwichtig en rondom te snoeien, inclusief de overhangende takken bij [appellante]. Na deze veroordeling heeft [geïntimeerde] de boom slechts één keer gesnoeid, waarna [appellante] hem aansprakelijk stelde voor de schade die voortvloeide uit de onrechtmatige hinder door de boom.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Limburg de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat zij niet meer had gevorderd dan hetgeen al was beslist in de eerdere procedure. [appellante] is in hoger beroep gegaan en vordert nu opnieuw dat [geïntimeerde] de overhangende takken van de boom snoeit en in de toekomst gesnoeid houdt. Het hof overweegt dat de eerdere veroordeling niet in de weg staat aan de toewijzing van de vordering, omdat er inmiddels sprake is van een nieuwe feitelijke situatie door de groei van de boom.

Het hof is van oordeel dat [appellante] belang heeft bij een regelmatige snoei van de boom en overweegt dat dit minimaal één keer per drie jaar moet gebeuren door een erkend hovenier. Het hof is voornemens om te bepalen dat de boom vóór 1 september 2015 gesnoeid moet worden en daarna elke drie jaar, met inachtneming van de aanbevolen snoeiperiode. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit voornemen, waarna de zaak naar de rol wordt verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.136.561/01
arrest van 29 april 2014
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.W.J. Schoonbrood te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.M.G. Lardinois te Sittard,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 oktober 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, sector kanton, locatie Heerlen gewezen vonnis van 10 juli 2013 tussen appellante - [appellante] - als eiseres en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 480997 CV EXPL 12-6026)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep met vermeerdering van eis en een productie;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie van antwoord met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grief wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.
[appellante] woont aan de [straatnaam][huisnummer 1] te [woonplaats]. [geïntimeerde] is haar buurman en is bewoner van het perceel aan de [straatnaam][huisnummer 2]. In de tuin van [geïntimeerde] staat een kastanjeboom (hierna: de boom). Een deel van de takken van de boom hangt over het huis van [appellante].
4.1.2.
In een eerder door [appellante] aanhangig gemaakte procedure heeft de rechtbank Maastricht bij vonnis van 10 januari 2007 [geïntimeerde] veroordeeld om de boom algeheel, evenwichtig en rondom te snoeien (waaronder het snoeien van de overhangende takken bij [appellante]), op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [geïntimeerde] na drie maanden na betekening van dat vonnis in gebreke zou blijven aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 20.000,00.
4.1.3.
[appellante] is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 10 januari 2007. Het hof heeft bij arrest van 10 november 2009 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
4.1.4.
De advocaat van [appellante] heeft bij brief van 3 maart 2011 onder meer het volgende aan [geïntimeerde] meegedeeld (productie 1 inleidende dagvaarding):
“Bij vonnis van de Rechtbank Maastricht van 10 januari 2007 bent U veroordeeld om de onderhavige kastanjeboom algeheel, evenwichtig en rondom te snoeien (waaronder het snoeien van de overhangende takken bij [appellante]).
Na voornoemd vonnis heeft U de kastanjeboom één maal gesnoeid en vervolgens niet meer. Hierbij stel ik u aansprakelijk voor de door cliënte geleden en nog te lijden schade als gevolg van voornoemde eigendomsinbreuk c.q. onrechtmatige hinder en verzoek ik U, en voor zover nodig sommeer ik U, om binnen 30 dagen na dagtekening deze daaraan een einde te maken. Concreet betekent het vorenstaande dat U óf de kastanjeboom dient te verwijderen óf de overhangende takken van die kastanjeboom dient te verwijderen.”
4.2.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, voor zover in hoger beroep nog van belang, veroordeling van [geïntimeerde] om binnen dertig dagen na het te wijzen vonnis de op het perceel van [appellante] overhangende takken van de boom te snoeien/te verwijderen, althans veroordeling van [geïntimeerde] de boom algeheel, evenwichtig en rondom te snoeien (waaronder het snoeien van de overhangende takken bij [appellante]), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag(deel) dat [geïntimeerde] aan het vonnis geen gevolg geeft met een maximum van € 20.000,00. Daarnaast heeft zij gevorderd, voor het geval [geïntimeerde] in gebreke mocht blijven aan het voorgaande te voldoen, dat de rechtbank zou bepalen dat [appellante] gerechtigd was om zelf de overhangende takken van de boom in de voortuin van [geïntimeerde] te snoeien/verwijderen op kosten van [geïntimeerde], voor zover noodzakelijk met machtiging van [appellante] om daartoe de grond van [geïntimeerde] te betreden, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
4.2.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat [appellante] niet meer had gevorderd dan hetgeen waartoe de rechtbank Maastricht [geïntimeerde] reeds had veroordeeld bij vonnis van 10 januari 2007. Volgens de rechtbank had [appellante] geen belang bij toewijzing voor de tweede maal van diezelfde vordering.
4.2.3.
[appellante] concludeert in hoger beroep tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en vordert veroordeling van [geïntimeerde] om binnen dertig dagen na het in dezen te wijzen arrest op het perceel van [appellante] overhangende takken van de boom te snoeien/te verwijderen alsmede in de toekomst gesnoeid/verwijderd te houden, althans veroordeling van [geïntimeerde] de boom algeheel, evenwichtig en rondom te snoeien (waaronder het snoeien van de overhangende takken bij [appellante]) en, bij wege van eisvermeerdering, in de toekomst algeheel, evenwichtig en rondom gesnoeid te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag(deel) dat [geïntimeerde] aan het in dezen te wijzen arrest geen gevolg geeft met een maximum van
€ 20.000,00. Daarnaast vordert zij, voor het geval [geïntimeerde] in gebreke mocht blijven aan het voorgaande te voldoen, dat het hof bepaalt dat [appellante] gerechtigd is om zelf de overhangende takken van de boom in de voortuin van [geïntimeerde] te snoeien/verwijderen op kosten van [geïntimeerde], voor zover noodzakelijk met machtiging van [appellante] om daartoe de grond van [geïntimeerde] te betreden, een en ander met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep.
4.3.
Het hof overweegt als volgt.
4.4.
Het hof leidt uit de memorie van antwoord af dat [geïntimeerde] zich op het standpunt stelt dat [appellante] in het onderhavige hoger beroep toewijzing wenst van (deels) dezelfde vordering als de vordering waarover bij vonnis van 10 januari 2007 is beslist. [geïntimeerde] verzet zich daartegen.
4.5.
In artikel 236 Rv is bepaald dat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en die zijn vervat in een kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht (gezag van gewijsde) hebben. Dit betekent dat de rechter ieder standpunt waarvan de juistheid noodzakelijk voortvloeit uit de ingeroepen beslissing honoreert en ieder standpunt dat daarmee onverenigbaar is verwerpt. Een geslaagd beroep op de bindende kracht van een eerdere beslissing kan ertoe leiden dat de eisende partij geen belang heeft bij zijn vordering, bijvoorbeeld indien sprake is van identieke rechtsoverwegingen en een identiek dictum (vgl. HR 9 december 2011, LJN BT7594, NJ 2011/602).
4.6.
Naar het oordeel van het hof is in de eerdere procedure die heeft geleid tot het vonnis van 10 januari 2007 beslist over dezelfde rechtsbetrekking als in de onderhavige procedure in het geding is. In beide procedures staat immers de vraag centraal of [geïntimeerde] verplicht kan worden de boom te snoeien. Nu de boom echter groeit en aan verandering onderhevig is, is naar het oordeel van het hof inmiddels sprake van een nieuwe feitelijke situatie. In zoverre staat de eerdere veroordeling niet in de weg aan toewijzing van de vordering de boom te snoeien en gesnoeid te houden.
4.7.
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] er belang bij dat de boom in de toekomst regelmatig wordt gesnoeid. Het hof gaat er voorshands van uit dat het voldoende zal zijn wanneer de boom één keer per drie jaar wordt gesnoeid. Dit zal moeten gebeuren door een erkend hovenier. Volgens het rapport van [expert], dat in opdracht van [appellante] is opgesteld, moet worden gesnoeid in de periode tussen mei en september en overigens met inachtneming van de in het rapport opgenomen adviezen en opmerkingen. [geïntimeerde] heeft in de akte uitlating in eerste aanleg aangevoerd dat ook hij zich kan vinden in dit rapport. Uit het rapport van [expert] volgt voorts dat de boom in januari 2013 recent nog was gesnoeid. Naar het (voorlopig) oordeel van het hof moet de boom dan ook drie jaar later weer gesnoeid worden. Gelet op de in het rapport van [expert] aanbevolen snoeiperiode (mei tot september) is het hof derhalve voornemens te bepalen dat de boom vóór 1 september 2015 gesnoeid moet worden en daarna één keer in de drie jaar vóór 1 september van het betreffende jaar (aldus weer vóór 1 september 2018 en zo verder), met dien verstande dat wanneer de boom eerder dan na verloop van drie jaar wordt gesnoeid (bijvoorbeeld na twee jaar), de boom drie jaar dáárna opnieuw moet worden gesnoeid.
4.8.
Voordat het hof een beslissing neemt, worden partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voornemen van het hof de vordering in de hiervoor bedoelde zin toe te wijzen. De zaak wordt daartoe naar de rol verwezen.
4.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 27 mei 2014 voor akte uitlating aan de zijde van [appellante] over hetgeen hiervoor onder 4.7 is overwogen, waarna [geïntimeerde] bij antwoordakte mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, L.R. van Harinxma thoe Slooten en
J.C.J. van Craaikamp en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 april 2014.