Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
de Inspecteur,
[vestigingsplaats],
de Inspecteur
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
- de wetsbepaling is primair een budgettaire maatregel en beoogt verder de verschillen in waarderingssystematiek van onderhanden werk tussen de commerciële en de fiscale balans te verkleinen;
- de winst moet méér voortschrijdend worden verantwoord dan tot 2007 volgens artikel 3.25 Wet IB 2001 (goed koopmansgebruik) vereist was;
- voor de fiscale winstverantwoording wordt aangesloten bij de hoofdregel van de commerciële jaarverslaggeving: winstverantwoording naar rato van de voortgang van de werkzaamheden.
vergoedingvoor het aangenomen werk toe te rekenen aan dat onderhanden werk. De waardering kan dan als volgt worden bepaald:
- De
- Alle direct en indirect toerekenbare kosten moeten worden geactiveerd. Tot deze kosten behoren onder meer het constante deel van de algemene komsten, niet verrekenbare kosten en financieringskosten;
- (…).”
Stcrt.2010, 3922, besteedt de Minister aandacht aan de interactie tussen de toepassing van artikel (10a en) 10d van de Wet Vpb en de waardering van onderhanden werk op de voet van artikel 3.29b van de Wet IB 2001. Voor zover van belang is in dat besluit neergelegd:
geactiveerddient te worden. Door die rente te activeren komt de rente per saldo niet ten laste van de winst van het jaar 2007 en mist artikel 10d van de Wet Vpb toepassing.
vergoedingin aanmerking dient te worden genomen, zodanig dat voortschrijdend winst wordt genomen op het onderhanden werk. De Inspecteur wijst erop dat het begrip
vergoedingniet dient te worden vereenzelvigd met de kosten. Hij trekt de parallel met de aannemer die een factuur verstuurt wegens een verleende prestatie. In de gefactureerde vergoeding gaan verschillende kosten schuil, waaronder wellicht ook rente, maar dat wil niet zeggen dat de aannemer rente factureert.
in eerste instantieten laste van de winst komt. Over het vervolg lopen de standpunten uiteen: belanghebbende is van mening dat de rente vervolgens wordt geëlimineerd of teruggenomen door de activering daarvan, de Inspecteur is van mening dat de rente kosten van het jaar (2007) vormen, welke staan tegenover de vergoeding die tot uitdrukking komt in de waardering van het onderhanden werk.
vergoedingvoor het aangenomen werk, dat is toe te rekenen aan dat onderhanden werk. De vergoeding is naar het oordeel van het Hof het totale bedrag dat partijen zijn overeengekomen voor de uitvoering van het werk en waarvoor de opdrachtnemer tijdens en/of na oplevering van het werk een vordering krijgt op de opdrachtgever. Uitgaande van deze tekst van de wet kan de zienswijze van belanghebbende, dat de in 2007 verschuldigde rente bij de waardering van het onderhanden werk per ultimo 2007
geactiveerddient te worden, niet gevolgd worden, en is het gelijk in zoverre aan de Inspecteur.
in eerste instantieals rentelasten ten laste van het resultaat geboekt.
Nadien, bij het opstellen van de balans per ultimo 2006, zijn de rentelasten in wezen geredresseerd door deze als onderhanden werk te activeren. Gevolg van het vorenstaande is dat de in 2006 verschuldigde rente bij de bepaling van de winst voor het jaar 2006 per saldo niet in aanmerking is genomen. Met het oog op de balanscontinuïteit heeft belanghebbende de per ultimo 2006 in aanmerking genomen balanspost onderhanden werk – inclusief de geactiveerde, in 2006 verschuldigde, rente – opgenomen op de openingsbalans per 1 januari 2007.
zonder rekening te houden meteen eventuele renteaftrekbeperking op de voet van artikel 10d van de Wet Vpb. Naar het Hof begrijpt maakt ditzelfde bedrag aan rente onderdeel uit van de waardering van het onderhanden werk per ultimo 2007. Uit het vorenstaande volgt dat bij het bepalen van de winst over het jaar 2007 geen in het jaar 2006 verschuldigd geworden rente in aanmerking is genomen, zodat in zoverre artikel 10d van de Wet Vpb toepassing mist.
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond,
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank,
verklaarthet beroep ongegrond,
vernietigtde uitspraak op bezwaar,
vermindertde aanslag tot een berekend naar een belastbare winst van € 81.848 en een belastbaar bedrag van nihil, en
bepaalthet nog te verrekenen verlies op € 46.146.