Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],
5.Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De beoordeling
- de roodstand is niet toegestaan, c.q. toestemming ontbreekt en is door de kredietgever expliciet als wanprestatie aangemerkt;
- de roodstand heeft geleid tot ingebrekestelling en directe opeising door de kredietgever en deze gaat spoedig na het verstrijken van de drie maanden tot incasso over of er wordt een op schrift vastgelegde betalingsregeling overeengekomen van al dan niet langer dan drie maanden;
- voor zover het gaat om bedragen boven de € 453,78 (f. 1.000,--) heeft de kredietgever de roodstand bij het BKR aangemeld met een speciale achterstandscodering.
“sinds vier weken”, hetgeen rekenkundig zou duiden op de overschrijding per 27 mei 2011.
Het hof ziet geen aanleiding SNS te vragen ter zake nadere duidelijkheid te geven, gezien hetgeen hierna wordt overwogen voor het geval de debetstand wel is ontstaan vóór 25 mei 2011.
Voor zover Titel 2A van boek 7 BW wel van toepassing zou zijn, blijkt uit de overgelegde hierboven besproken stukken van een niet toegestane debetstand, zodat geen sprake is van een overschrijding als bedoeld in artikel 7:57 onder e BW (vergelijk Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem 3 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9181), nu daartoe stilzwijgende aanvaarding door SNS is vereist, hetgeen niet aan de orde is, en gelden verder geen bijzondere vereisten aan de opeising.
Het hof ziet voorts geen aanleiding voor nadere ambtshalve bestudering en toetsing van het rentebeding in de algemene voorwaarden als ten grondslag liggend aan het opgevoerde rentepercentage van 10,57% op jaarbasis (vergelijk HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691), nu dit percentage ruim binnen de grenzen van gebruikelijke percentages (en het maximaal toegestane rentepercentage ingevolge de Wck, thans 15% op jaarbasis) blijft.