ECLI:NL:GHSHE:2014:1060

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
HD 200.086.400-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in letselschadezaak met IWMD-vraagstelling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een letselschadezaak. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. Delescen, heeft beroep aangetekend tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. A.W.M. Beckx. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof en betreft de benoeming van deskundigen om de letselschade te beoordelen. De appellant heeft verschillende medische rapporten en verklaringen overgelegd, waaronder rapporten van het UWV en verklaringen van behandelaars. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om deskundigen voor te stellen en heeft uiteindelijk drs. M. Bonnet, orthopedisch chirurg, en drs. J.L.M. Schoutrop, psychiater, benoemd. Het hof heeft ook de vraagstelling aan de deskundigen geformuleerd, waarbij de focus ligt op de medische situatie van de appellant en de impact van de mishandeling op zijn functioneren. De deskundigen zijn gevraagd om een gedetailleerd rapport op te stellen over de medische situatie van de appellant, inclusief de diagnose, beperkingen en eventuele blijvende gevolgen van de mishandeling. Het hof heeft verder bepaald dat de kosten van de deskundigen voorlopig ten laste komen van de appellant, die een toevoeging heeft ontvangen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.086.400/01
arrest van 15 april 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.A.J. Delescen te Roermond,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.W.M. Beckx te Roermond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarresten van 27 maart 2012 en 8 oktober 2013 in het hoger beroep van het door de rechtbank onder zaaknummer 99090/HA ZA 10-116 gewezen vonnis van 2 maart 2011.

9.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte uitlaten van 5 november 2013 van [appellant] met vier producties (nrs. 17 t/m 20);
- de akte uitlaten van 3 december 2013 van [geïntimeerde] met één productie (nr. 15).
Partijen hebben arrest gevraagd.

10.De verdere beoordeling

10.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de benoeming van deskundigen. Aan [appellant] is verzocht alle verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapporten en het huisartsenjournaal van 27 oktober 2000 tot 31 januari 2001 nog in het geding te brengen.
10.2.
[appellant] heeft vier namen genoemd van mogelijk te benoemen deskundigen: een orthopeed, een orthopedisch chirurg en twee psychiaters. Hij stemt in met de door het hof voorgestelde vraagstelling.
[appellant] heeft voorts overgelegd:
- een brief aan hem van het UWV van 21 oktober 2013 waarbij het UWV stelt de verzekeringsgeneeskundige rapportages van 19 juni 2012 en 8 juli 2013 toe te zenden; volgens [appellant] ontbrak echter die van 19 juni 2012; die van 8 juli 2013 legt hij over. Het UWV schrijft dat er geen arbeidskundig onderzoek is ingesteld.
- Een verklaring van zijn fysiotherapeut, drs. [fysiotherapeut], van 12 oktober 2013;
- een brief van de gemeente Roermond aan [appellant] van 5 juli 2012 over de verstrekking in bruikleen van een traplift;
- het integrale huisartsenjournaal betreffende [appellant] vanaf 31 oktober 1995 tot 28 oktober 2013, met brieven van behandelaars.
10.3.
[geïntimeerde] legt een brief over van zijn medisch adviseur van 22 november 2013 (met als bijlage een ‘Overzicht Medische Informatie Dossier’). Deze schrijft dat de medische informatie nog steeds niet compleet is en dat informatie van direct na het ongeval, over de geplaatste knieprothese, en de vervolginformatie van de neuroloog nog ontbreken. Er is sprake van pre-existentie en mogelijke andere oorzaken van de klachten van [appellant]. Met de vraagstelling van het hof en de door [appellant] genoemde orthopeed/orthopedisch chirurg gaat [geïntimeerde] akkoord. Hij heeft bezwaar tegen de door [appellant] genoemde psychiaters en stelt van zijn kant twee andere psychiaters voor.
10.4.
Het hof herstelt de vaststelling in r.o. 4.2.6 van het tussenarrest van 27 maart 2012 in zoverre dat uit het huisartsenjournaal kan worden afgeleid dat het auto ongeval plaatsvond op 29 augustus (i.p.v. maart) 2003.
10.5.
Het hof verwijst naar r.o. 7.3.2 en 7.5.2 van het tussenarrest van 8 oktober 2013. Daaruit blijkt dat het hof het verzekeringsgeneeskundig rapport van 19 juni 2012, dat [appellant] voor de comparitie van 3 juli 2012 aan het hof had gestuurd, als in de procedure overgelegd beschouwt.
10.6.
Voorshands is het hof van oordeel dat [appellant] met overlegging van de hierboven genoemde stukken aan het verzoek van het hof als hierboven in r.o. 10.1 bedoeld, heeft voldaan. Tot op dit moment is niet gebleken dat en welke relevante stukken nog zouden ontbreken. Wat betreft de knieprothese verwijst het hof naar zijn vaststelling in r.o. 7.1 sub d van het tussenarrest van 8 oktober 2013. Het is niet duidelijk welke vervolginformatie van de neuroloog [geïntimeerde] bedoelt. De orthopedisch chirurg en de psychiater, die als deskundigen benoemd zullen worden, kunnen indien zij informatie missen, deze — na toestemming van [appellant] - bij de vroegere behandelaars van [appellant] opvragen. In dat geval dient de medische informatie ook te worden overgelegd aan de medisch adviseur van [geïntimeerde].
10.7.
[geïntimeerde] heeft medegedeeld te kunnen instemmen met benoeming van de door [appellant] voorgestelde orthopeden. Het hof heeft drs. E.W. van Laarhoven benaderd, maar afgezien van benoeming vanwege de hoogte van het door drs. Van Laarhoven gevraagde voorschot. Het hof ziet aanleiding tot deskundige te benoemen drs. M. Bonnet, orthopedisch chirurg, [adres] te [plaats].
Aangezien [geïntimeerde] heeft medegedeeld niet te kunnen instemmen met de door [appellant] voorgestelde psychiaters, heeft het hof zelf een psychiater benaderd, te weten drs. J. L.M. Schoutrop, psychiater te [plaats].
10.8.
Voor de duidelijkheid zal het hof de vraagstelling aan de deskundigen hieronder herhalen. Daarbij zal steeds van “mishandeling” en niet meer van “ongeval” worden gesproken.
I DE SITUATIE MET MISHANDELING
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), toonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (...)“ worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel door de mishandeling van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een dlfferentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit de mishandeling? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantjficeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de mishandeling mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1 g)?
1. Bent u van mening dat bij de onderzochte sprake is van blijvende invaliditeit?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
II DE SITUATIE ZONDER MISHANDELING
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Aanbeveling 2.2.14 RMSR.
Als de expert on een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor mishandeling
a. Bestonden vóór de mishandeling bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? Het hof vestigt hier met name de aandacht op het verkeersongeval dat de onderzochte op 29 maart 2003 is overkomen en op de reeds voor de mishandeling bij hem bestaande psychische problematiek (zie Antwoordmemorie na comparitie van [geïntimeerde] van 26 maart 2012, randnummers 42 en 61).
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen vóór de mishandeling uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelfgeen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als de mishandeling de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder mishandeling ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet aan de mishandeling gerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelfgeen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
III OVERIG
Aanbeveling 2.2.1 1 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd naar die hij relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
EXTRA VRAGEN AAN DE PSYCHIATER DRS. SCHOUTROP
10.9.
Aan de psychiater worden ook nog de volgende vragen voorgelegd:
A. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het letsel van betrokkene?
B. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat?
C. In hoeverre zou behandeling bij betrokkene hebben kunnen leiden tot een vermindering van het functieverlies en van de beperkingen; in hoeverre acht u het reëel dat ingeval betrokkene zich na het ontstaan van de psychische klachten zou hebben laten behandelen, hij dan na afronding van de behandeling geen belemmering op psychisch gebied zou hebben gehad voor de uitoefening van zijn werkzaamheden?

11.Inzage- en blokkeringsrecht

Het hof wijst er op dat (nieuwe) gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundigen worden verstrekt door [appellant], die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW. [appellant] is, met het oog op de eventuele uitoefening van zijn blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door hem aan de deskundigen verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Dit lijdt echter in zoverre uitzondering dat nu [geïntimeerde] over een medisch adviseur beschikt, deze gegevens wel tegelijkertijd aan de medisch adviseur van [geïntimeerde] dienen te worden verstrekt.
Indien [appellant] van dit recht geen gebruik maakt en de deskundigenberichten ter beschikking van de wederpartij worden gesteld, dan is [appellant], indien [geïntimeerde] het verlangt of op bevel van de rechter, alsnog verplicht alle door hem aan de deskundigen verschafte medische gegevens aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert hij dit te doen, zonder dat hij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd welke door het hof gegrond zijn geoordeeld, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht.
12. Zoals reeds in r.o. 7.12 van het arrest van 8 oktober 2013 overwogen, komt het voorschot van de deskundigen ten laste van [appellant] nu hij de eisende partij is en hij zijn schade voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het voorschot komt voorlopig ten laste van ’s Rijks kas nu aan [appellant] een toevoeging is verleend.
Het voorschot voor drs. Bonnet wordt bepaald op € 3.630,-- (incl.btw) en voor drs. Schoutrop op € 3.944,60 (incl. btw).
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

13.De uitspraak

Het hof:
13.1.
bepaalt dat deskundigenonderzoeken worden verricht naar de in rechtsoverweging 10.8 en 10.9 van dit arrest geformuleerde vragen;
13.2.
benoemt tot deskundigen ter beantwoording van deze vragen:
a) drs. M. Bonnet, orthopedisch chirurg n.p., [adres], [postcode] [plaats] (tel. [telefoonnummer], e-mail [e-mail 1.]);
b) drs. J.L.M. Schoutrop, psychiater, [adres], [postcode] [plaats] (tel. [telefoonnummer]; [e-mail 2.]);
13.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundigen toezendt:
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door dezen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
13.4.
bepaalt dat de deskundigen
twee weken na de datum van dit arrestmet hun onderzoek kunnen beginnen;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek — en ten aanzien van de conceptrapportage — partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen - ieder afzonderlijk - een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ‘s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
wijst de deskundigen en partijen op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 11 is overwogen met betrekking tot het inzage- en blokkeringsrecht;
bepaalt dat de deskundigen in hun rapporten aangeven welke medische gegevens zij hebben ontvangen, waaronder ook die welke zij weliswaar hebben ontvangen maar niet aan hun deskundig oordeel ten grondslag hebben gelegd;
bepaalt dat de deskundigen in hun rapporten vermelden of en zo ja op welke wijze zij hebben voldaan aan hun verplichting om [appellant] in de gelegenheid te stellen mede te delen of hij van zijn inzage- en blokkeringsrecht gebruik wenste te maken;
13.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op het door de deskundige Bonnet begrote bedrag van € 3.630,-- en op het door de deskundige Schoutrop begrote bedrag van € 3.944,60, in totaal derhalve € 7.574,60 (incl. btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij,)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat het voorschot ten laste komt van partij [appellant], en bepaalt dat dit voorschot, nu aan deze partij een toevoeging is verleend, voorlopig ten laste van ‘s Rijks kas komt;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
13.6.
benoemt mr. P.M.A. de Groot-van Dijken tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
13.7.
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 26 augustus 2014 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van [appellant];
13.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, C.E.L.M. Smeek-van der Weijden en H.A.W. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 april 2014.