GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.119.521
mrs Michel Omer Justin Vanbuul, Felix Boudewijn Remi Josef Ruysschaert en Mark Leo Alex Gerard Bernaerts, in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de rechtspersoon naar Belgisch recht [X.] BVBA,
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
appellanten,
advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil,
1. [geïntimeerde sub 1.],
2. Telstar B.V.,
beiden gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden,
advocaten: mr. R.S. le Poole en L. Broers,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 december 2012 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond gewezen vonnis in kort geding van 20 november 2012 tussen appellanten - curatoren - als eisers en geïntimeerden – [geintimeerden] cs - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 118340/KG ZA 12-183)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij voormeld exploot hebben de curatoren zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen in eerste aanleg, met veroordeling van de curatoren in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.
2.2. Bij memorie van antwoord, tevens verzoek tot aanhouding, hebben [geintimeerden] cs een productie (nr. 8) overgelegd en de grieven bestreden.
Het hof heeft een verzoek van [geintimeerden] cs om de uitspraak in deze zaak aan te houden totdat het hof een eindarrest heeft gewezen in de hoofdzaak, tegen welk verzoek de curatoren zich hebben verzet, afgewezen.
2.3. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding.
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1. Bij vonnis van de rechtbank van Koophandel te Tongeren, België, van 29 maart 2007 is [X.] BVBA in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curatoren tot curator.
[X.] BVBA is sinds 8 augustus 2003 de rechtsopvolgster onder algemene titel van [Y.] B.V. (verder: [Y.] B.V.). [Y.] B.V. had op 7 maart 1994 de zogenaamde Oude Catalogus voor fl. 2.000.000,-- in eigendom verkregen. De Oude Catalogus is een omvangrijk bestand geluidsopnamen van diverse artiesten, bestemd voor exploitatie.
4.1.2. [geintimeerden] cs hebben op 12 juni 2003 [X.] BVBA (toen nog genaamd [Y.] B.V.) en drie anderen (erven van de op 17 april 2002 overleden mevrouw [mevrouw]) gedagvaard voor de rechtbank Roermond en onder meer gevorderd aan [Z.] B.V. om niet over te dragen de Oude Catalogus en alle daarmee verband houdende intellectuele eigendomsrechten, en aan [Z.] B.V. te betalen een bedrag van € 1.100.134,-- wegens ten onrechte ontvangen royalties, althans – als de rechtbank zou oordelen dat de Oude Catalogus in eigendom toebehoort of toebehoorde aan [Y.] B.V. – aan [Z.] B.V. te betalen een bedrag van € 1.430.489,-- wegens door [Z.] B.V. aan de Oude Catalogus gemaakte kosten.
[X.] BVBA en de drie erven hebben van hun kant in voorwaardelijke reconventie onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat [X.] BVBA rechthebbende is van een billijke vergoeding voor de naburige rechten op de Oude Catalogus vanaf 7 maart 1994 en [geintimeerden] cs te veroordelen om aan [X.] BVBA alle gelden te betalen die zij uit dien hoofde hebben ontvangen.
4.1.3. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 7 maart 2007 heeft de rechtbank Roermond [X.] BVBA veroordeeld tot afgifte om niet van de Oude Catalogus aan [A.] B.V. op straffe van een dwangsom, tot betaling aan [A.] B.V. van een bedrag van € 1.100.134,-- en een bedrag van € 9.144,35 met rente, tot betaling aan Telstar B.V. van een bedrag van € 6.310,75 met rente en bepaalde royalties, nader op te maken bij staat. Aan de beoordeling van de vordering van de curatoren in reconventie is de rechtbank niet toegekomen.
4.1.4. [X.] BVBA heeft op 21 maart 2007 hoger beroep ingesteld van het vonnis van 7 maart 2007. [geintimeerden] cs hebben incidenteel appel ingesteld, maar hebben dat ook weer ingetrokken.
4.1.5. Op 20 april 2007 hebben de curatoren ter uitvoering van het vonnis van 7 maart 2007 de Oude Catalogus afgegeven aan [A.] B.V..
4.1.6. In hoger beroep heeft het hof in die hoofdzaak (rolnummer 103.005.210) tussenarresten gewezen op 4 augustus 2009, 12 januari 2010, 13 september 2011, 17 april 2012 en (naar het hof ambtshalve bekend is) 2 oktober 2012 en 19 maart 2013. De zaak staat thans voor het uitbrengen van een deskundigenbericht.
4.2.1. De curatoren hebben [geintimeerden] cs bij exploot van 25 oktober 2012 in kort geding gedagvaard en gevorderd, kort weergegeven:
I. de Oude Catalogus terug te leveren aan de curatoren op straffe van een dwangsom,
II. de exploitatie van de Oude Catalogus, voor zover dat tot schade aan de waarde daarvan leidt, te staken op straffe van een dwangsom, en een verbod aan [geintimeerden] cs de Oude Catalogus of enig intellectueel eigendomsrecht daarop te vervreemden, bezwaren of in licentie te geven, op straffe van een dwangsom,
III. [geintimeerden] cs te veroordelen tot afgifte van een gedetailleerd overzicht van hetgeen in het kader van de exploitatie van de Oude Catalogus sinds 20 april 2007 is geschied, op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [geintimeerden] cs in de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
4.2.2. De curatoren hebben ter zitting van de voorzieningenrechter zeven producties (8 t/m 14) overgelegd en hun standpunt aan de hand van een pleitnota toegelicht.
[geintimeerden] cs hebben bij die gelegenheid eveneens zeven producties 1 t/m 7) overgelegd en verweer gevoerd aan de hand van een pleitnota.
4.2.3. Bij vonnis van 20 november 2012 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het spoedeisend belang van de curatoren weliswaar niet ontbreekt, maar dat dat wel voor enige relativering in aanmerking kom,t. Het arrest van 13 september 2011 in de hoofdzaak, waarop de curatoren hun stelling baseren dat al vast staat dat het vonnis van 7 maart 2007 vernietigd zal worden, is immers al van ruim een jaar geleden en de curatoren hebben onvoldoende concreet onderbouwd dat [Z.] B.V. op korte termijn zou failleren. Er bestaat wel een grote kans dat het hof in de hoofdzaak zal beslissen dat de Oude Catalogus toebehoort aan [X.] BVBA, maar volledige zekerheid bestaat daarover niet en dan is het ongewenst en prematuur om de vrijheid voor het hof om definitief te beslissen, te doorkruisen. De oude Catalogus is thans overigens niet onrechtmatig in het bezit van [A.] B.V., omdat het vonnis van 7 maart 2007 immers nog van kracht is. Het is voorts niet denkbeeldig dat [Z.] B.V. zich kan beroepen op een retentierecht.
Op deze gronden heeft de voorzieningenrechter de vordering in kort geding afgewezen en de curatoren in de proceskosten veroordeeld.
4.3.1. De grieven van de curatoren houden het volgende is.
Grief I is gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat de curatoren onvoldoende spoedeisend belang hebben.
De tweede grief houdt in dat ten onrechte is overwogen dat nog geen volledige zekerheid bestaat dat het hof zal beslissen dat de Oude Catalogus toebehoort aan [X.]BVBSA.
De derde grief is gericht tegen de overweging dat [A.] B.V. de Oude Catalogus thans niet onrechtmatig in bezit heeft.
Grief IV luidt dat ten onrechte is overwogen dat niet denkbeeldig is dat [A.] B.V. zich kan beroepen op een retentierecht.
Grief V luidt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat er onvoldoende termen zijn om een voorlopige voorziening te treffen, en grief VI dat de vorderingen van de curatoren ten onrechte zijn afgewezen en dat zij ten onrechte in de proceskosten zijn veroordeeld.
4.3.2. Het hof overweegt het navolgende.
Vooraf stelt het hof vast dat in het tussenarrest in de hoofdzaak van 13 september 2011 (prod. 6 dagv.) in r.o. 11.3 en 11.3.1 is vastgesteld dat de procedure, ondanks het faillissement van [X.] BVBA, kan worden voortgezet wat betreft de geldvorderingen van [A.] B.V. van € 1.100.134,-- dan wel € 1.430.489,--, en dat de curatoren hebben verklaard dat zij de procedure in conventie en (voorwaardelijke) reconventie in haar geheel overnemen.
Ondanks het faillissement van [X.] BVBA zal dus te zijner tijd in de hoofdzaak uitspraak over de daar aan de orde zijnde geschilpunten worden gedaan.
4.3.3. In het tussenarrest van 13 september 2011 heeft het hof onder meer overwogen dat [X.] BVBA eigenaar is van de Oude Catalogus en dat er voor deze BVBA geen verplichting bestaat deze af te geven aan [A.] B.V. (r.o. 11.6.2 en 11.6.7). De procedure in de hoofdzaak gaat thans nog over de hoogte van de door [A.] B.V. ter zake van de Oude Catalogus gemaakte kosten, die [geintimeerden] cs van de curatoren vorderen.
In het tussenarrest van 13 september 2011 en de daarna volgende tussenarresten heeft het hof in het dictum steeds iedere beslissing aangehouden en er dus kennelijk niet voor gekozen een deelarrest te wijzen waarbij het oordeel dat [X.] BVBA eigenaar is van de Oude Catalogus, in het dictum is opgenomen.
4.3.4.1. In de toelichting op grief I onderbouwen de curatoren hun beroep op een spoedeisend belang aldus, dat zij een eind willen zien aan de onrechtmatige toestand dat [A.] B.V. de Oude Catalogus in bezit heeft, dat het om opeising van eigendom gaat, dat de [groep]-groep zich in een deplorabele financiële situatie bevindt, en dat de voorzieningenrechter in een vonnis van 11 maart 2005 – dat door de curatoren overigens niet wordt overgelegd – wél spoedeisend belang aanwezig oordeelde bij een vordering van [geintimeerden] cs tot betaling door [X.] BVBA van een voorschot op royalties.
4.3.4.2. Deze grief kan echter niet slagen.
De curatoren zien er ten onrechte aan voorbij dat zolang het vonnis van 7 maart 2007 niet is vernietigd, dit vonnis zijn rechtskracht behoudt, ook al heeft het hof overwogen dat er voor [X.] BVBA geen verplichting is de Oude Catalogus af te geven. [A.] B.V. heeft de Oude Catalogus op dit moment mitsdien niet onrechtmatig in haar bezit en er is in dit kort geding geen sprake van opeising van eigendom. Ook de derde grief moet op die grond worden verworpen. Voorts hebben de curatoren hun stelling over de slechte financiële situatie van “de [groep]-groep” ook in hoger beroep niet concreet toegelicht. Dat in een ander kort geding tussen partijen wel spoedeisend belang is aangenomen zegt uiteraard niets over het spoedeisend belang bij de onderhavige vorderingen. De voorzieningenrechter heeft aldus terecht betwijfeld of de curatoren wel een voldoende spoedeisend belang hebben.
4.3.5. De curatoren stellen in de toelichting op grief II dat de overweging in het tussenarrest van 13 september 2011 waarop zij zich beroepen, een bindende eindbeslissing bevat en dat de mogelijkheid dat het hof daarop terugkomt, als uitgesloten kan worden beschouwd nu de procedure in de hoofdzaak alleen nog gaat over het bedrag waarop [A.] B.V. aanspraak kan maken wegens in verband met de Oude Catalogus gemaakte kosten.
De curatoren zien er daarbij echter aan voorbij dat het om samenhangende vorderingen gaat, dat het hof ervoor had kunnen kiezen om een deelarrest te wijzen maar dat niet heeft gedaan, en dat een tussentijdse veroordeling tot afgifte zou ingrijpen in de situatie waarover het hof nog heeft te oordelen, terwijl daarvoor geen noodzaak bestaat. Er is dan ook geen aanleiding voor speculaties over de (on)mogelijkheid dat het hof op een bindende eindbeslissing terugkomt.
4.3.6. Grief IV behoeft naar het oordeel van het hof geen behandeling omdat het hof, gelet op de zojuist gegeven overwegingen, niet zal ingrijpen in de hoofdzaak en het vonnis dus in elk geval zal bekrachtigen.
4.3.7.1. Grief V is, zo stellen de curatoren, niet alleen een verzamelgrief, maar bevat ook een bezwaar tegen de afwijzing van de overige vorderingen van de curatoren (vermeld in r.o. 4.2.1 sub II en III van dit arrest). Gelet op het tussenarrest in de hoofdzaak van 13 september 2011 is de exploitatie van de Oude Catalogus door de [groep]-groep onrechtmatig jegens de curatoren, waardoor hun schade steeds verder oploopt. Daarnaast hebben zij een rechtmatig en dringend belang bij verantwoording door [geintimeerden] cs van de exploitatie van de Oude Catalogus vanaf 20 april 2007, zo stellen de curatoren.
4.3.7.2. Het hof is van oordeel dat de curatoren onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld die hun belang, laat staan hun spoedeisend belang, bij het staken van de exploitatie en het afleggen van verantwoording door [geintimeerden] cs op dit moment, kunnen onderbouwen. Nu [A.] B.V. de Oude Catalogus op dit moment niet onrechtmatig onder zich heeft is ook de exploitatie daarvan door [A.] B.V. op dit moment op die grond niet zonder meer onrechtmatig.
4.3.8. De zesde grief heeft, naast de overige reeds behandelde grieven, geen zelfstandige inhoud en wordt verworpen.
4.3.9. Het vonnis, waarvan beroep, zal worden bekrachtigd.
De curatoren worden als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
5. De uitspraak
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 20 november 2012, in kort geding tussen partijen gewezen onder rolnr. 118340/KG ZA 12-183;
veroordeelt de curatoren in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geintimeerden] cs gevallen en begroot op € 666,-- voor verschotten en € 894,-- voor salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, P.M. Huijbers-Koopman en M.A. Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juni 2013.