ECLI:NL:GHSHE:2013:CA2230

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
HD 200.105.329 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en derdenverklaring in civiele procedure met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellanten, waaronder [appellant sub 1.] en de besloten vennootschap [Holding] Holding B.V., zijn in geschil met de geïntimeerde, [geintimeerde]. De zaak betreft een executoriaal derdenbeslag dat is gelegd op verzoek van [geintimeerde] op de appellanten, na een eerdere veroordeling van [Vloeren] Vloeren B.V. door de rechtbank om een bedrag van € 74.086,43 te betalen. De appellanten hebben de vordering betwist en zijn in hoger beroep gekomen, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van de rechtbank hebben gevorderd.

De rechtbank had in haar vonnis geoordeeld dat de door de appellanten afgelegde derdenverklaringen niet voldeden aan de wettelijke vereisten, omdat deze niet voldoende gespecificeerd waren en niet vergezeld gingen van de benodigde bewijsstukken. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de grieven van de appellanten beoordeeld. Het hof concludeert dat de verklaring van [Holding] niet voldeed aan de vereisten, waardoor [Holding] in verzuim is geraakt. Het hof oordeelt dat [geintimeerde] een beroep kan doen op artikel 477a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat betekent dat [Holding] als schuldenaar kan worden aangesproken.

Ten aanzien van [appellant sub 1.] oordeelt het hof dat er onvoldoende bewijs is dat hij als schuldenaar kan worden aangemerkt, omdat niet is vastgesteld dat er een rechtsverhouding bestond tussen hem en [Vloeren] Vloeren B.V. op het moment van het beslag. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij [appellant sub 1.] de gelegenheid krijgt om te reageren op de beschuldigingen van onrechtmatig handelen en bestuurdersaansprakelijkheid. De uitspraak is gedaan op 4 juni 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.105.329/01
arrest van 4 juni 2013
in de zaak van
1. [Appellant sub 1.],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Holding] Holding B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J. Oerlemans te 's-Hertogenbosch,
tegen
[Cementdekvloerenbedrijf] Cementdekvloerenbedrijf B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. van Rhijn te Alkmaar,
op het bij exploot van dagvaarding van 29 november 2011 en herstelexploit van 10 februari 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 31 augustus 2011 tussen appellanten – [appellant sub 1.] c.s. – als gedaagden en geïntimeerde – [geintimeerde] – als eiseres. Appellant sub 1 zal ook “[appellant sub 1.]” worden genoemd en appellant sub 2 “[Holding] Holding”.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 224971 / HA ZA 11-138)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant sub 1.] c.s. twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzen van de vordering van [geintimeerde], veroordeling van [geintimeerde] tot terugbetaling van hetgeen [appellant sub 1.] c.s. ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geintimeerde] heeft voldaan en veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten van eerste aanleg en hoger beroep.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
2.3. Op verzoek van [appellant sub 1.] c.s. heeft pleidooi plaatsgevonden ter zitting van 12 maart 2013, waarbij [appellant sub 1.] c.s. zijn zaak heeft doen bepleiten door mr. Oerlemans voornoemd en voor [geintimeerde] door mr. Van Rhijn voornoemd is gepleit. De advocaten hebben gepleit aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. [appellant sub 1.] c.s. heeft ter terechtzitting nog drie producties in de procedure gebracht.
2.4. Vervolgens is uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 3.1. van het bestreden vonnis d.d. 31 augustus 2011 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld, waarvan zij bij de beoordeling van het geschil tussen partijen is uitgegaan. Hiertegen zijn geen grieven gericht noch zijn deze feiten anderszins ter discussie gesteld, zodat deze door de rechtbank vastgestelde feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Omwille van de leesbaarheid van dit arrest zal het hof deze feiten hierna herhalen en, waar nodig, aanpassen en aanvullen.
4.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Bij vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 15 september 2010 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Vloeren] Vloeren B.V. veroordeeld om aan [geintimeerde] een bedrag van € 74.086,43 te betalen, vermeerderd met rente en kosten.
b. [Vloeren] Vloeren B.V. heeft [geintimeerde], ook na betekening van het vonnis, niet betaald.
c. [Holding] is enig aandeelhouder en bestuurder van [Vloeren] Vloeren B.V.. [appellant sub 1.] is enig aandeelhouder en bestuurder van [Holding] Holding.
d. Bij exploten van 25 oktober 2010 heeft [geintimeerde] onder [appellant sub 1.] c.s. executoriaal derdenbeslag laten leggen. Deze exploten zijn op 25 oktober 2010 betekend aan [Vloeren] Vloeren B.V..
e. Bij brieven van 26 november 2010 zijn [appellant sub 1.] en [Holding]afzonderlijk in gebreke gesteld wegens het niet afleggen van de verklaring als bedoeld in artikel 476a jo 476b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna “Rv”).
f. Op 10 januari 2011 heeft [geintimeerde] [appellant sub 1.] c.s. gedagvaard en gevorderd als hierna onder 4.3. weergegeven.
g. Op 18 januari 2011 heeft [Holding]het formulier “verklaring derdenbeslag” geretourneerd aan [geintimeerde]. Op dit formulier is aangekruist dat er tussen [Holding]en [Vloeren] Vloeren B.V. een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan [Vloeren] Vloeren B.V. op het tijdstip van het beslag nog iets van [Holding] B.V. had te vorderen, op het moment van de verklaring heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen. Ten aanzien van de betreffende rechtsverhouding is het formulier niet nader ingevuld. Onder “creditsaldi op het tijdstip van beslag van lopende rekeningen, met de nummers van die rekeningen” is geschreven: “€ 250.000”. Onder “bijzonderheden” staat vermeld: “Enkele recente transacties moeten worden bijgewerkt”.
h. Ook [appellant sub 1.] heeft het formulier “verklaring derdenbeslag” op 18 januari 2011 aan [geintimeerde] geretourneerd. Op dit formulier is aangekruist dat er tussen [appellant sub 1.] en [Vloeren] Vloeren B.V. geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan [Vloeren] Vloeren B.V. op het tijdstip van het beslag nog iets van [appellant sub 1.] had te vorderen, op het moment van de verklaring heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen.
i. Bij brief van 26 januari 2011 heeft deurwaarder Paijmans te [kantoorplaats] namens [geintimeerde] aan de advocaat van [appellant sub 1.] c.s. bericht dat de verklaringen niet worden goedgekeurd.
j. [Vloeren] Vloeren B.V. is bij vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 21 februari 2012 failliet verklaard.
k. In het tweede faillissementsverslag, van 31 augustus 2012, heeft de curator van [Vloeren] Vloeren B.V. vermeld:
“De oorzaak van het faillissement is mede gelegen in de financieringslasten van de bestuurder in privé. De onttrekkingen uit de vennootschap werden geboekt in de rekening-courantverhouding met de Holding, waardoor er een vordering is ontstaan op deze (lege) Holding. De Holding had een vordering op de bestuurder in privé van ruim € 200.000,--. Voor zover bekend biedt de bestuurder echter eveneens geen enkel verhaal.”
4.3. [geintimeerde] heeft in eerste aanleg hoofdelijke veroordeling gevorderd van [appellant sub 1.] c.s. tot betaling van voormeld bedrag van € 74.086,43, vermeerderd met rente en kosten, als ware [appellant sub 1.] c.s. zelf schuldenaar ingevolge artikel 477a lid 1 Rv. [geintimeerde] heeft subsidiair – kort gezegd en kennelijk anticiperend op mogelijk nog te ontvangen verklaringen derdenbeslag – betwist dat [appellant sub 1.] c.s. niets verschuldigd is aan [Vloeren] Vloeren B.V. voor zover dat standpunt ingenomen zou worden en zich meer subsidiair beroepen op bestuurdersaansprakelijkheid van [appellant sub 1.] c.s..
4.4. [appellant sub 1.] c.s. heeft ten verweer onder meer aangevoerd dat het primair gevorderde niet toewijsbaar is, aangezien alsnog verklaringen derdenbeslag als bedoeld in artikel 475 lid 2 zijn verzonden en zich voorts beroepen op betalingsonmacht van [Holding] Holding.
4.5. De rechtbank heeft dit verweer gepasseerd en de vordering van [geintimeerde] toegewezen. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de door [appellant sub 1.] c.s. afgelegde derdenverklaringen niet voldoen aan de wettelijke vereisten, omdat zij niet voldoende met redenen zijn omkleed, niet zijn gespecificeerd en evenmin zijn vergezeld van enig afschrift van tot staving dienende bescheiden en [appellant sub 1.] c.s. in de procedure ook geen toelichting of openheid van zaken anderszins heeft gegeven.
4.6. [appellant sub 1.] c.s. kan zich met voormeld vonnis van de rechtbank niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellant sub 1.] c.s. heeft met zijn eerste grief voormeld oordeel van de rechtbank aangevochten.
4.7. Het hof stelt vast dat [Holding]op voormeld formulier de gevraagde rechtsverhouding op grond waarvan [Vloeren] Vloeren B.V. nog iets had te vorderen, heeft te vorderen of kan krijgen te vorderen van [Holding]niet heeft genoemd, het opgegeven openstaande saldo van € 250.000,- niet heeft gespecificeerd, terwijl daar wel om werd verzocht en geen enkele informatie heeft verstrekt over de nog bij te werken (van positieve of negatieve invloed op genoemd openstaande saldo zijnde) transacties, die blijkens het formulier speelden. Deze tekortkomingen in de verklaring zijn van zodanige aard dat [Holding]feitelijk in gebreke is gebleven verklaring te doen. [Holding]heeft ook moeten begrijpen dat zij met deze mededelingen niet kon volstaan. Nu aan [Holding] expliciet te kennen is gegeven dat de door haar gegeven verklaring niet voldeed en zij ruimschoots de gelegenheid heeft gehad alsnog de vereiste informatie te verschaffen, maar volhardt bij voormeld formulier, wordt zij ook als in verzuim geraakt beschouwd. Het hof is daarom met de rechtbank van oordeel dat aan [geintimeerde] een beroep op artikel 477a lid 1 Rv toekomt jegens [Holding]en dat [Holding]veroordeeld dient te worden tot betaling aan [geintimeerde] van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware [Holding]daarvan zelf schuldenaar.
4.8. Uit het bovenstaande volgt dat artikel 477a lid 2 Rv niet aan de orde is, zodat het beroep van [Holding]op de in dit lid genoemde termijnoverschrijding geen nadere behandeling behoeft.
4.9. Ten aanzien van [appellant sub 1.] overweegt het hof dat op basis van het thans voorliggende niet kan worden vastgesteld dat voormelde door [appellant sub 1.] afgegeven verklaring niet voldeed aan de vereisten die daaraan op grond van de wet worden gesteld, nu op basis van het thans voorliggende niet kan worden vastgesteld dat op het moment van invullen van voormeld formulier tussen [appellant sub 1.] en [Vloeren] Vloeren B.V. een rechtsverhouding bestond of had bestaan, uit hoofde waarvan [Vloeren] Vloeren B.V. op het tijdstip van het beslag nog iets van [appellant sub 1.] had te vorderen, op het moment van de verklaring heeft te vorderen of nog te vorderen kan krijgen. [appellant sub 1.] kan derhalve op basis van het thans voorliggende niet op grond van artikel 477 a lid 1 Rv worden veroordeeld tot betaling aan [geintimeerde] van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar.
4.10. [geintimeerde] houdt [appellant sub 1.] evenwel onder verwijzing naar voormelde passage uit het tweede faillissementsverslag van de curator in het faillissement van [Vloeren] Vloeren B.V. persoonlijk aansprakelijk op grond van het door hem, [appellant sub 1.], via [Holding]bij [Vloeren] Vloeren B.V. gevoerde beleid, dat volgens [geintimeerde] dient te worden geduid als ernstig wanbeleid. [appellant sub 1.] heeft volgens [geintimeerde] zonder geldige reden ruim € 200.000,- via [Holding] weggesluisd uit [Vloeren] Vloeren B.V. naar hemzelf. [appellant sub 1.] heeft hierbij de belangen van [geintimeerde] genegeerd, hetgeen als onrechtmatig handelen jegens [geintimeerde] dient te worden gekwalificeerd. [appellant sub 1.] wist dan wel behoorde te weten dat [geintimeerde] door deze onttrekkingen onbetaald zou blijven. [geintimeerde] heeft hierdoor schade geleden, aldus [geintimeerde].
4.11. Het hof overweegt dat van persoonlijke aansprakelijkheid van [Holding]op grond van onrechtmatige daad sprake kan zijn, indien [Holding]als bestuurder van [Vloeren] Vloeren B.V. in naam van [Vloeren] Vloeren B.V. verplichtingen jegens [geintimeerde] is aangegaan, terwijl zij wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat [Vloeren] Vloeren B.V. niet aan deze verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de door [geintimeerde] te lijden schade als gevolg van de niet-nakoming dan wel, indien [Holding]als bestuurder van [Vloeren] Vloeren B.V. heeft bewerkstelligd dat [Vloeren] Vloeren B.V. niet aan haar verplichtingen jegens [geintimeerde] uit overeenkomst of vonnis voldoet en daardoor aan [geintimeerde] schade berokkent. [appellant sub 1.] kan op zijn beurt, als bestuurder van [Holding] Holding, onder omstandigheden op grond van onrechtmatige daad persoonlijk aansprakelijk zijn jegens [geintimeerde] voor genoemde schade, indien hem een persoonlijk verwijt treft.
4.12. Het tweede faillissementsverslag van de curator in het faillissement van [Vloeren] Vloeren B.V. is ter gelegenheid van de terechtzitting in hoger beroep in de procedure gebracht. Naar het oordeel van het hof dient [appellant sub 1.], nu [geintimeerde] blijkens haar pleidooi haar eerder in algemene bewoordingen geuite verwijt ten aanzien van [appellant sub 1.] thans kennelijk vooral onderbouwd lijkt te zien door de in 4.2.k. van dit arrest geciteerde passage uit dit verslag en [appellant sub 1.] genoemd verwijt (deels) heeft weersproken, nog in de gelegenheid te worden gesteld op voormelde geldstroom van ruim € 200.000,- te reageren, de gang van zaken inzichtelijk te maken en zijn optreden hierbij toe te lichten. Het hof zal de zaak daartoe naar de rol verwijzen. Aan [geintimeerde] zal vervolgens de mogelijkheid worden geboden bij antwoordakte te reageren.
4.13. Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 2 juli 2013 voor akte aan de zijde van [appellant sub 1.], uitsluitend met de hiervoor onder rechtsoverweging 4.12. vermelde doeleinden, waarna [geintimeerde] in de gelegenheid wordt gesteld bij antwoordakte te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, E.K. Veldhuijzen van Zanten en A.P.A. de Klerk-Leenen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 4 juni 2013.