4.6.Subgrief 1-B
4.6.1.De termijn als bedoeld in art. 7:23 lid 1 BW was dus in juni 2003 gaan lopen.
4.6.2.[appellant sub 1.] voert, zo begrijpt het hof, ter nadere onderbouwing van grief 1-B het navolgende aan, waarbij opgemerkt dient te worden dat dit met grief 1-B overeenstemmend standpunt ook in eerste aanleg reeds door [appellant sub 1.] is verdedigd, zodat in navolgende opsomming waar nodig ook standpunten uit de eerste aanleg zijn betrokken.
- [appellant sub 1.] meende niet te hoeven deelnemen aan het bemiddelingstraject in 2006 omdat er immers geen aanleiding was te veronderstellen dat ook zijn grond diende te worden gesaneerd en/of was verontreinigd;
- Heuvelland heeft met de door haar vanaf eind 2005 ontplooide initiatieven erkend non-conform te hebben geleverd;
- Heuvelland achtte blijkbaar zichzelf gehouden om, ongeacht eventueel verstreken termijnen, de bewoners schadeloos te stellen;
- de mededeling van Heuvelland dat zij het gebrek zou herstellen of het nadeel zou compenseren nam de plicht van [appellant sub 1.] om te klagen weg;
- de ratio van art. 7:23 BW, dat de verkoper bedoelt te beschermen tegen late en moeilijk te betwisten klachten is in dit concrete geval niet aan de orde;
- de omstandigheid dat [appellant sub 1.] aan die vaststellingsovereenkomst niet deel nam leidt er niet toe dat nu aan hem alle aanspraken met een beroep op art. 7:23 lid 1 BW zouden kunnen worden ontzegd;
- het kan niet zo zijn dat Heuvelland in het kader van de vaststellingsovereenkomst zèlf zou kunnen vaststellen waarop [appellant sub 1.] recht zou hebben om vervolgens, als [appellant sub 1.] daaraan niet mee zou willen werken, achteraf elke vordering van [appellant sub 1.] met een beroep op art. 7:23 lid 1 BW te kunnen afweren; dat zou erop neerkomen dat [appellant sub 1.] slechts de keuze had tussen ofwel het aanbod van Heuvelland aannemen, ofwel nergens meer recht op hebben.
4.6.3.Een harde regel omtrent wat een "bekwame tijd" in de zin van art. 7:23 lid 1 BW is valt niet te geven. Doch door [appellant sub 1.] is niets gesteld waarom hij overigens (afgezien van het hiervoor besproken en verworpen primaire verweer) niet binnen, bijvoorbeeld, een paar maanden na juni 2003 actie had kunnen ondernemen. Hij stelt zelf dat hij, toen hem in oktober 2006 duidelijk werd dat het menens was, zeer snel actie heeft ondernemen. Nergens blijkt uit, en ook is niet toegelicht, dat en waarom hij niet medio 2003 even snel en adequaat had kunnen reageren.
Heuvelland beroept zich erop dat de bedoelde bekwame tijd in elk geval ruimschoots verstreken was toen Heuvelland in november/december 2005 een traject inging dat was gericht op het vaststellen van een tegemoetkoming voor gedupeerden.
Het hof deelt dat standpunt.
4.6.4.Onder omstandigheden is denkbaar dat een nog niet verstreken termijn als bedoeld in art. 7:23 lid 1 BW wordt opgeschort als er - op wiens initiatief ook - onderhandelingen worden opgestart om tot een vergelijk te komen. Die situatie doet zich echter niet voor, wanneer - zoals in dit geval - de termijn reeds geacht moet worden te zijn verstreken op het moment dat eventuele onderhandelingen een aanvang namen.
4.6.5.Toen Heuvelland in november/december 2005 een traject inzette om tot een vergelijk met de bewoners te komen, gold dat de aanspraken van de bewoners - mogelijk, de overwegingen van dit hof hebben enkel gelding tussen thans partijen en zeggen niets over de rechten of plichten van andere bewoners - reeds verjaard waren, gelet op het TNO-rapport, de brief van 4 juni 2003 en het correctiebevel van 29 juli 2003.
Wat resteerde was dan, eventueel, een natuurlijke verbintenis, krachtens welke Heuvelland zich geroepen voelde alsnog met de bewoners tot overeenstemming te komen.
4.6.6.Dat betekent niet dat daarmee de oorspronkelijke rechten waarop die bewoners eventueel, als zij de termijn van art. 7:23 lid 1 BW niet onbenut voorbij hadden laten gaan, aanspraak hadden kunnen maken,in hun volledige omvang herleefden. Aldus bezien was het inderdaad, zoals [appellant sub 1.] zelf aangeeft, een kwestie van accepteren dan wel afzien van welke vergoeding dan ook.
4.6.7.In de memorie van antwoord sub 18 ligt nog het volgende besloten.
Dat het perceel van [appellant sub 1.] ook verontreinigd zou zijn geweest (ten tijde van de levering!) is nooit eerder aan de orde geweest. Juist in dat geval brengt de ratio van art. 7:23 lid 1 BW met zich mee dat Heuvelland er een rechtens te respecteren belang bij had binnen de in dat artikel bedoelde bekwame termijn op de hoogte te worden gesteld. De eventuele "erkenning" welke in het handelen van Heuvelland in november/december 2005 besloten zou liggen doet daar niet aan af.
4.6.8.Het hof deelt ook dit standpunt van Heuvelland.
4.6.9.Tot slot kan tegenover het laatste argument van [appellant sub 1.], als hiervoor weergegeven onder r.o. 4.3.6, even goed worden ingebracht dat het niet zo kan zijn dat [appellant sub 1.], wiens aanspraken gelet op de overschrijding van de in art. 7:23 lid 1 bedoelde klachttermijn waren vervallen, wel zou kunnen profiteren van de omstandigheid dat Heuvelland zich in het kader van het bemiddelingstraject niet op dat verval beroept, maar (anders dan de deelnemers aan de collectieve vaststellingsovereenkomst) niet gebonden zou zijn aan de beperkingen welke daarmee gepaard gingen.
4.6.10.Mitsdien faalt ook sub grief 1-B.