ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ5250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
HD 200.080.143 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van arbeidsongeschiktheidspercentage in relatie tot polisvoorwaarden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Achmea Schadeverzekeringen N.V. (voorheen N.V. Interpolis Schade), hierna Interpolis, en [geintimeerde], een paprikakweker, over de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] na een ongeval op 29 november 2005. [geintimeerde] heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Interpolis, die na een periode van 52 weken recht geeft op een uitkering afhankelijk van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Het hof behandelt de uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden, waarin wordt gesteld dat arbeidsongeschiktheid alleen kan worden vastgesteld op basis van objectief medisch vast te stellen stoornissen die de verzekerde beperken in zijn functioneren.

Het hof oordeelt dat de berekening van het aantal uren dat [geintimeerde] aan beheer en administratie besteedde, moet worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden in zijn bedrijf. Er is een geschil over het aantal uren dat [geintimeerde] aan deze werkzaamheden besteedde, waarbij Interpolis betwist dat dit aantal 497 uren per jaar bedraagt. Het hof stelt vast dat [geintimeerde] in de gelegenheid wordt gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen over het aantal uren dat hij aan beheer en administratie besteedde. Het hof benadrukt dat de uitleg van de polisvoorwaarden in het voordeel van de verzekerde moet worden geïnterpreteerd, vooral wanneer er twijfel bestaat over de uitleg van een eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoorwaarde.

De uitspraak van het hof houdt in dat [geintimeerde] moet bewijzen dat hij vóór het ongeval daadwerkelijk 497 uren per jaar aan beheer en administratie besteedde, of een zodanig aantal uren dat dit leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage dat recht geeft op uitkering in de klasse 45-55%. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.080.143/01
arrest van 19 maart 2013
in de zaak van
Achmea Schadeverzekeringen N.V. ,
(voorheen N.V. Interpolis Schade),
handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te [vestigingsplaats], mede kantoorhoudend te [kantoorplaats],
appellante,
advocaat: mr. A.V.M. van Dijk te Eindhoven,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.P.A. Zwijnenberg te 's-Gravenhage,
op het bij exploot van dagvaarding van 31 december 2010 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 6 oktober 2010 tussen appellante – hierna te noemen: Interpolis, zie ook 4.4. – als gedaagde en geïntimeerde – [geintimeerde] – als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 208547/HA ZA 09-1633)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven, tevens akte houdende naamswijziging, heeft Interpolis één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot afwijzing alsnog van de vorderingen van [geintimeerde], met veroordeling van [geintimeerde] in de proceskosten en tot terugbetaling aan Interpolis van het door haar naar aanleiding van het bestreden vonnis aan [geintimeerde] betaalde bedrag groot € 16.385,40, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
2.3.Partijen hebben daarna schriftelijk gepleit en daartoe op 26 juni 2012 pleitnotities ([geintimeerde]) en een akte houdende schriftelijk pleidooi, tevens houdende vermeerdering van eis (Interpolis) overgelegd.
2.4. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 3.1. van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Hiertegen zijn geen grieven gericht, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
4.1.1.[geintimeerde] is paprikakweker. Hij heeft bij Interpolis een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten (hierna: de verzekering). De verzekering geeft in geval van arbeidsongeschiktheid na een periode van 52 weken recht op een uitkering van een percentage van de verzekerde jaarrente van € 29.898,00, afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage.
4.1.2.Artikel 5 lid 2 van de toepasselijke polisvoorwaarden (prod. 3 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: de polisvoorwaarden) luidt als volgt:
“Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn of haar functioneren. Zonder iets af te doen aan het voorgaande is arbeidsongeschiktheid aanwezig als de verzekerde voor ten minste 25% ongeschikt is voor het verrichten van werkzaamheden die verbonden zijn aan het beroep of bedrijf, of die in het beroep of bedrijf in redelijkheid van de verzekerde verlangd kunnen worden. Bij het vaststellen van de werkzaamheden houden we rekening met mogelijke taakaanpassingen, taakverschuivingen, en/of aanpassing van werkomstandigheden.”
4.1.3.Blijkens artikel 1 onder a van de toepasselijke polisvoorwaarden wordt onder “beroep of bedrijf” verstaan “het op het verzekeringsbewijs genoemde beroep of bedrijf van de verzekerde”. Op het verzekeringsbewijs (prod. 1 bij conclusie van antwoord) is als zodanig vermeld: “Tuinder”.
4.1.4.Op 1 december 2005 heeft [geintimeerde] aan Interpolis meegedeeld dat hij arbeidsongeschikt geworden is na een val van een electrokar op 29 november 2005 (hierna: het ongeval), waarbij hij diverse fracturen opliep van de linkerarm. Als gevolg daarvan ondervindt [geintimeerde] blijvende functionele beperkingen en hinder bij het verrichten van arbeid.
4.1.5.In opdracht van Interpolis heeft arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige A.] onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van [geintimeerde]. In een rapport van 4 juli 2006 (prod. 1 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: het eerste rapport van [arbeidsdeskundige A.]) heeft [arbeidsdeskundige A.] het arbeidsongeschiktheidspercentage op 26% geschat.
4.1.6.Bij brief van 9 oktober 2006 (prod. 5 bij conclusie van antwoord) heeft Interpolis [geintimeerde] met verwijzing naar het eerste rapport van [arbeidsdeskundige A.] meegedeeld dat zij met ingang van 29 november 2006 een arbeidsongeschiktheidspercentage van 26% zal aanhouden. Dit leidde tot een uitkering van 30% van de verzekerde jaarrente.
4.1.7.Bij brief van 21 december 2006 (prod. 7 bij conclusie van antwoord) heeft [geintimeerde] bezwaar gemaakt tegen het door Interpolis gehanteerde arbeidsongeschiktheidspercentage en Interpolis gevraagd dit te corrigeren.
4.1.8.In een vervolgrapport van 20 februari 2007 (prod. 1 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft [arbeidsdeskundige A.] aangegeven dat hij geen redenen zag om op arbeidskundige gronden de mate van arbeidsongeschiktheid zoals geschat in zijn eerste rapport te herzien.
4.1.9.In haar brief van 2 maart 2007 (prod. 6 bij conclusie van antwoord) heeft Interpolis [geintimeerde] meegedeeld genoemd arbeidsongeschiktheidspercentage van 26% te handhaven.
4.1.10.In opdracht van [geintimeerde] heeft LTB Adviseurs en Accountants BV (hierna: LTB) een reactie gegeven op het rapport van [arbeidsdeskundige A.]. In het rapport van 3 mei 2007 van LTB (productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg) is als arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] 43% berekend.
4.1.11.Op 10 april 2008 heeft dr. [orthopedisch chirurg], orthopedisch chirurg, in opdracht van Interpolis een onderzoeksrapport uitgebracht aangaande de gevolgen van het ongeval (productie 9 conclusie van antwoord). In dit rapport vermeldt hij onder meer dat de linkerarm en -hand van [geintimeerde] als gevolg van met name de beperkingen van de linkerelleboog minder inzetbaar zijn, te meer daar [geintimeerde] linkshandig is. Meer in het bijzonder gaat het volgens [orthopedisch chirurg] om beperkingen bij tillen, sjouwen, pakken, reiken, wrikken en wringen met de linkerarm en hand (antwoord vraag 2).
4.1.12.Interpolis heeft vervolgens arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige B.] ingeschakeld. Zij komt in haar rapport van 10 november 2008 (prod. 6 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: het eerste rapport van [arbeidsdeskundige B.]) tot de conclusie dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] 37% bedraagt.
4.1.13.Interpolis heeft zich geconformeerd aan dit rapport. Bij brief van 25 november 2008 (prod. 7 bij dagvaarding in eerste aanleg) heeft zij [geintimeerde] meegedeeld dat zij op basis van het rapport van [arbeidsdeskundige B.] met terugwerkende kracht per 29 november 2006 zal uitgaan van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 37%, corresponderend met een uitkering van 40% van de verzekerde jaarrente.
4.1.14.In het in opdracht van [geintimeerde] door arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige C.] van Capacity Risk Management BV (hierna: CRM) opgestelde rapport van 22 december 2008 (productie 8 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: het eerste rapport van CRM), is berekend dat het verlies aan verdienvermogen van [geintimeerde] 47,5% bedraagt, leidend tot indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%.
4.1.15. In haar toelichting van 3 maart 2009 (prod. 9 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna: het tweede rapport van [arbeidsdeskundige B.]) handhaaft [arbeidsdeskundige B.] het eerder door haar berekende arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] op 37%.
4.1.16.In het rapport van 19 oktober 2009, opgesteld door arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige D.] van CRM (productie 10 bij brief van 3 maart 2010 van mr Duijsens aan rechtbank Breda, hierna: het tweede rapport van CRM) wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage (de “achterstand”) van [geintimeerde] berekend op 52,3%.
4.1.17.Op 23 maart 2010 heeft [arbeidsdeskundige A.] een schriftelijke reactie gegeven (bijlage bij de brief van 23 maart 2010 van mr. Van Dijk aan rechtbank Breda, hierna: het derde rapport van [arbeidsdeskundige A.]) op onder meer het tweede rapport van CRM.
4.2.In eerste aanleg heeft [geintimeerde], kort gezegd, gevorderd dat de rechtbank Interpolis zou gebieden om [geintimeerde] met terugwerkende kracht met ingang van 29 november 2006 in te delen in arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%, leidend tot een uitkering van 50% van het verzekerde bedrag en Interpolis te veroordelen tot betaling aan [geintimeerde] van het verschil tussen de door Interpolis op basis van de door haar gehanteerde arbeidsongeschiktheidsklassen gedane uitkering en de uitkeringen op basis van de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%, vermeerderd met rente en kosten. [geintimeerde] heeft deze vordering gebaseerd op de verzekeringsovereenkomst met Interpolis en onder meer onderbouwd met het eerste en het tweede rapport van CRM.
4.3.Nadat Interpolis verweer heeft gevoerd, heeft de rechtbank de vordering van [geintimeerde] toegewezen. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat Interpolis een onjuiste, te abstracte uitleg geeft aan artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden. Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat Interpolis de juistheid van de gegevens in de rapporten van CRM over de werkzaamheden die feitelijk in het bedrijf van [geintimeerde] worden verricht en de daarmee gemoeide tijd, gegeven de juiste uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden, niet gemotiveerd heeft weersproken. Aldus is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat vaststaat dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] in de zin van de polisvoorwaarden 45-55% bedraagt.
4.4.Bij memorie van grieven, tevens akte houdende naamswijziging, heeft Interpolis het volgende naar voren gebracht. Als gevolg van een fusie op 10 februari 2011 heet de oorspronkelijk in eerste aanleg gedaagde N.V. Interpolis Schade nu Achmea Schadeverzekeringen N.V. maar handelt zij in deze zaak onder de naam Interpolis. Het hof hanteert in dit arrest de naam Interpolis.
4.5.De grief (memorie van grieven nr. 18.) is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat vaststaat dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] in de zin van de polisvoorwaarden 45-55% bedraagt. Volgens Interpolis bedraagt dit percentage 37%. Voorts is de grief gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat Interpolis het verschil in uitkering moet betalen tussen de uitkering op basis van het door haar aangehouden percentage arbeidsongeschiktheid en op basis van het door de rechtbank vastgestelde percentage. In dat verband heeft Interpolis in haar akte houdende schriftelijk pleidooi, tevens houdende vermeerdering van eis, naar voren gebracht dat zij niet langer het in de memorie van grieven genoemde bedrag van € 16.385,-- terugvordert maar het inmiddels tot 1 juni 2012 aan [geintimeerde] betaalde bedrag van € 17.280,37. [geintimeerde] heeft slechts bestreden dat er sprake is van onverschuldigde betaling van € 16.385,-- en heeft zich voor wat betreft de door Interpolis gevorderde vermeerdering gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voor zover nodig, zal het hof hierop in een later stadium nader ingaan.
4.6.Tussen partijen is niet in geschil, dat op grond van artikel 5 lid 1 van de polisvoorwaarden, in beginsel Interpolis de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelt aan de hand van rapportages van door haar aan te wijzen deskundigen. [geintimeerde] heeft tegen de aldus door Interpolis vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid bezwaar gemaakt en stelt dat er op grond van de verzekering sprake is van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid, waardoor hij recht heeft op een uitkering in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45-55%. Op [geintimeerde] rust de stelplicht en zo nodig bewijslast van het door hem gestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. [geintimeerde] beroept zich ter onderbouwing van zijn stellingen op de twee rapporten van CRM (zie 4.1.14. en 4.1.16.). Interpolis betwist de juistheid van deze twee rapporten en verwijst daartoe naar het eerste en tweede rapport van [arbeidsdeskundige B.] en het derde rapport van [arbeidsdeskundige A.] (zie 4.1.12., 4.1.15 en 4.1.17.).
4.7.Het belangrijkste punt van geschil tussen partijen betreft de vraag hoe het aantal door [geintimeerde] bestede uren aan beheer en administratie (waarmee ook wordt geduid op aansturing personeel, boekhouding en bepaling lange termijn strategie etc., hierna voor de duidelijkheid aangeduid als: beheer en administratie) op grond van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden moet worden berekend en wat de uitkomst is van die berekening.
Voordat het hof hier inhoudelijk op kan ingaan (vanaf 4.10.), dient eerst te worden vastgesteld hoe de stellingen van [geintimeerde] worden begrepen en welke waarde moet worden toegekend aan genoemde twee rapporten van CRM.
4.8.Het hof begrijpt de stellingen van [geintimeerde] aldus, dat hij betoogt dat er in vergelijking met de door Interpolis gehanteerde berekeningen sprake is van een lager aantal uren voor de werkzaamheden beheer en administratie. Dit betekent een relatief groter aandeel van de uren die betrekking hebben op zijn fysieke werkzaamheden in de paprikateelt.
Nu er, zoals tussen partijen niet in geschil is, bij eerstgenoemde werkzaamheden geen sprake is van uitval als gevolg van het ongeval en bij laatstgenoemde uren wel, komt [geintimeerde] uit op een hoger arbeidsongeschiktheidspercentage dan Interpolis.
Voorts begrijpt het hof de stellingen van [geintimeerde] (onder andere dagvaarding in eerste aanleg nr. 7 en memorie van antwoord nr. 39), dat hij zich op het standpunt stelt dat de op pagina 3 van het eerste rapport van CRM vermelde taak-/urenvergelijking (hierna: de taak-/urenvergelijking van CRM) in nauw overleg met hem is opgesteld en de juiste gegevens bevat ter vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage.
Gelet op de hierboven besproken strekking van de stellingen van [geintimeerde], zal het hof het tweede rapport van CRM (opgesteld door [arbeidsdeskundige D.]) als onvoldoende onderbouwing van de stellingen van [geintimeerde] passeren. Zoals ook Interpolis opmerkt, wordt in het tweede rapport van CRM voor het door [geintimeerde] aan beheer en administratie bestede aantal uren uitgegaan van 2060 uren per jaar. Dit is zelfs meer dan de door Interpolis in de rapporten van [arbeidsdeskundige A.] en [arbeidsdeskundige B.] gehanteerde aantallen van respectievelijk 1790 en 1200. Genoemd aantal van 2060 uren is bovendien ruim vier keer zo hoog als het in het eerste rapport van CRM berekende aantal uren van 497 (in dat rapport aangeduid als beheer/management). Ook overigens wordt in het tweede rapport van CRM uitgegaan van geheel andere (en deels nieuwe) cijfers, vergelijkingen en uitgangspunten dan in het eerste rapport van CRM. In eerste aanleg, noch in hoger beroep geeft [geintimeerde] enige toelichting op dit punt. Derhalve valt niet in te zien hoe het tweede rapport van CRM kan dienen ter onderbouwing voor zijn stellingen. De enkele omstandigheid dat in het tweede rapport van CRM een arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend dat overeenkomt met de volgens [geintimeerde] gestelde toepasselijke arbeidsongeschiktheidsklasse van 45-55%, is daartoe onvoldoende.
Het voorgaande betekent tevens, dat het hof niet toekomt aan de vraag of in het tweede rapport van CRM terecht is uitgegaan van tempo- en productieverlies bij bepaalde werkzaamheden.
4.9. Interpolis heeft, afgezien van haar betwisting van het in de taak-/urenvergelijking van CRM opgenomen aantal uren voor beheer en adminstratie van 497 (zie hierna onder 4.14.), de juistheid van de overige in die vergelijking opgenomen gegevens niet of onvoldoende betwist. Derhalve moet de juistheid van die overige in de taak-/urenvergelijking van CRM vermelde gegevens (dus met uitzondering van genoemde 497 uren) als vaststaand worden aangenomen. Voorts heeft Interpolis niet betwist dat die overige gegevens de (naast het aantal uren voor beheer en administratie) voor berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] benodigde gegevens zijn. Evenmin heeft Interpolis betwist dat de in het eerste rapport van CRM gehanteerde berekeningsmethode van het arbeidsongeschikheidspercentage juist is. Derhalve wordt er van uit gegaan dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde] dient te worden berekend op basis van voornoemde overige gegevens in de taak-/urenvergelijking van CRM èn het nog niet vaststaande, hierna te bespreken aantal uren aan beheer en administratie.
Het voorgaande betekent dat nog slechts beoordeeld dient te worden, of er sprake is van de door [geintimeerde] gestelde 497 uren aan beheer en administratie, althans van een zodanig aantal uren aan beheer en administratie dat dit in combinatie met de overige, vaststaande gegevens in de taak-/urenvergelijking van CRM leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage dat recht geeft op uitkering volgens de klasse 45-55%. Nu partijen hun stellingen en berekeningen ten aanzien van dit punt baseren op een verschillende uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden, zal eerst de uitleg van deze bepaling aan de orde komen.
4.10.[geintimeerde] stelt dat artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden als volgt dient te worden uitgelegd. Eerst dienen de taken/uren van de verzekerde vóór de schadedatum, die in redelijkheid onder het verzekerde beroep kunnen worden gebracht, te worden benoemd. Daarbij dient men uit te gaan van de feitelijk door deze ondernemer verrichte werkzaamheden. Vervolgens dient men na de schadedatum te bezien wat de uitval per taak is en dient vervolgens te worden bekeken welke werkzaamheden in redelijkheid van de verzekerde gevergd kunnen worden. Bij dit laatste gaat het om werkzaamheden die binnen het bedrijf van verzekerde feitelijk worden verricht maar die door verschuiving van het werk door verzekerde kunnen worden verricht, mits die verschuiving in redelijkheid kan worden gevergd, aldus nog steeds [geintimeerde].
4.11.Interpolis legt genoemde bepaling als volgt uit. Bij de vaststelling van de taken/uren vóór de schadedatum dient te worden uitgegaan van de taken/uren die de verzekerde feitelijk verrichtte en daarnaast van de redelijkerwijs aan de verzekerde toe te rekenen werkzaamheden, ook al verrichtte de verzekerde die werkzaamheden niet en werden die werkzaamheden ook niet door andere medewerkers binnen het bedrijf verricht. Taken die bij de functie van de verzekerde behoren en binnen het bedrijf van de verzekerde algemeen gangbaar zijn, dienen ook te worden meegenomen. In de memorie van grieven (nr. 11) spreekt Interpolis in dit verband van een mix van enerzijds feitelijke werkzaamheden op het bedrijf en anderzijds werkzaamheden die algemeen gangbaar zijn en die aan de verzekerde kunnen worden toegerekend op grond van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden. In dit kader dienen volgens Interpolis aan derden, bijvoorbeeld een boekhoudkantoor, uitbestede taken van de administratie, loonverwerking en dergelijke aan [geintimeerde] te worden toegerekend.
4.12.Bij de uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Daarbij geldt als algemeen gezichtspunt dat een eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoorwaarde bij twijfel over uitleg daarvan in het nadeel van de verzekeraar en ten gunste van de verzekerde moet worden uitgelegd. Dit gezichtspunt mag naar gelang de omstandigheden meewegen (HR 12 januari 1996, LJN ZC1955).
Voorts heeft Interpolis geen grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank in het bestreden vonnis (r.o. 3.7.) dat in de tekst van artikel 5 lid 2 geen steun is te vinden voor het standpunt van Interpolis, dat bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid moet worden uitgegaan van werkzaamheden die in het algemeen gangbaar zijn in een bedrijf als dat van [geintimeerde], ook al worden deze werkzaamheden feitelijk niet binnen dat bedrijf uitgeoefend. Derhalve staat vast dat de tekst van genoemde bepaling geen steun biedt aan bedoeld standpunt van Interpolis. Daar komt nog bij dat het hof van oordeel is dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot dit oordeel is gekomen. Onder “beroep of bedrijf” moet immers blijkens artikel 1onder a van de polisvoorwaarden worden verstaan het op het verzekeringsbewijs genoemde beroep of bedrijf van de verzekerde. In artikel 5 lid 2 wordt niet verwezen naar werkzaamheden die in de regel binnen het bedrijf van de verzekerde worden verricht (of woorden van gelijke strekking).
Tevens heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld (r.o. 3.8.) dat de aard van de onderhavige verzekering, te weten een wezenlijke verzekering die dekking biedt voor het wegvallen van inkomsten als gevolg van arbeidsongeschiktheid, pleit voor een vaststelling van arbeidsongeschiktheid met inachtneming van de concrete werkzaamheden die binnen het bedrijf van de verzekerde worden verricht en als passende arbeid kunnen worden verricht.
In het licht van al het voorgaande, had het op de weg van Interpolis gelegen om in hoger beroep concrete feiten en omstandigheden aan te voeren die de conclusie rechtvaardigen dat haar uitleg van artikel 5 lid 2 overeenkomt met hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en met hetgeen zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De enkele stelling dat artikel 5 lid 2 een zekere abstrahering toelaat bij de beoordeling van de werkzaamheden van het bedrijf van de verzekerde zelf, is daartoe onvoldoende. Verder is de verwijzing door Interpolis naar het arrest van de HR van 11 oktober 2002, LJN AE5157 niet relevant. In genoemd arrest gaat het immers niet om een polisbepaling die in dezelfde bewoordingen is geformuleerd als het onderhavige artikel 5 lid 2.
Alles overziend, heeft Interpolis onvoldoende aangevoerd ter betwisting van de door [geintimeerde] gestelde uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden, zodat van laatstgenoemde uitleg wordt uitgegaan.
4.13.Dit betekent dat de berekening van het aantal uren beheer en administratie bij vaststelling van het -op grond van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden geldende- arbeidsongeschiktheidspercentage van [geintimeerde], gebaseerd dient te worden op de concrete feitelijke omstandigheden in zijn bedrijf.
Ten aanzien van het door Interpolis nog naar voren gebrachte aspect van de in artikel 5 lid 2 genoemde verschuivingen of aanpassingen, wordt het volgende overwogen. De enige voldoende concreet door Interpolis gestelde verschuiving betreft de aan een boekhoudkantoor uitbestede taken van de administratie, loonverwerking en dergelijke. [geintimeerde] stelt gemotiveerd dat deze taken niet in redelijkheid van hem verlangd kunnen worden omdat hij niet in staat is deze taken uit te voeren. Nu Interpolis dit laatste niet concreet betwist, wordt dit als vaststaand aangenomen, zodat deze werkzaamheden niet in redelijkheid van [geintimeerde] kunnen worden verlangd. Het voorgaande betekent dat er in dit geval bij genoemde berekening van het aantal uren beheer en administratie geen rekening behoeft te worden gehouden met verschuivingen of aanpassingen als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden.
Zoals hierboven in 4.8. al vermeld, staat tussen partijen ook vast dat er bij de uren beheer en administratie geen sprake is van uitval als gevolg van het ongeval.
4.14.Vervolgens dient te worden beoordeeld hoeveel uren [geintimeerde] vóór het ongeval besteedde aan beheer en administratie, uitgaande van bovengenoemde uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden.
Interpolis komt in de memorie van grieven (nrs 16 en 17) op tegen het oordeel van de rechtbank (r.o. 3.8.) dat Interpolis de juistheid van de gegevens in de rapporten van CRM over de feitelijk (cursivering hof) in het bedrijf van [geintimeerde] verrichte werkzaamheden - gegeven de juiste uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden - niet gemotiveerd heeft weersproken. Volgens Interpolis heeft zij dit wel gedaan, door overlegging van en verwijzing naar het tweede rapport van [arbeidsdeskundige B.] en het derde rapport van [arbeidsdeskundige A.].
Het hof vat dit betoog van Interpolis op als een afzonderlijke grief en overweegt hierover als volgt. In het tweede rapport van [arbeidsdeskundige B.] wordt gemotiveerd weergegeven waarom het in het eerste rapport van CRM genoemde aantal uren voor beheer en administratie wordt betwist. Deze betwisting heeft onder meer betrekking op het door CRM genoemde, feitelijk door [geintimeerde] aan beheer en administratie bestede aantal uren. Ook het derde rapport van [arbeidsdeskundige A.] bevat een gemotiveerde betwisting van het in het eerste rapport van CRM genoemde aantal van 497 feitelijk door [geintimeerde] per jaar aan beheer en administratie bestede uren. Uit het voorgaande volgt dat Interpolis de juistheid van het gestelde aantal uren beheer en administratie die -gegeven de juiste uitleg van artikel 5 lid 2 van de polisvoorwaarden- vóór het ongeval feitelijk in het bedrijf van [geintimeerde] werden verricht, wel gemotiveerd heeft betwist. In zoverre slaagt voornoemde grief. Dit brengt mee dat niet als onbetwist vaststaat dat het feitelijk door [geintimeerde] per jaar in zijn bedrijf bestede aantal uren aan beheer en administratie 497 bedraagt.
4.15.Naar het oordeel van het hof heeft [geintimeerde], gelet op voornoemde gemotiveerde betwisting door Interpolis aan de hand van de rapporten van [arbeidsdeskundige B.] en [arbeidsdeskundige A.], ook niet voorshands bewezen dat hij vóór het ongeval feitelijk in zijn bedrijf aan beheer en administratie 497 uren per jaar besteedde, althans een zodanig aantal uren dat dit in combinatie met de overige, vaststaande gegevens in de taak-/urenvergelijking van CRM leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage dat recht geeft op uitkering volgens de klasse 45-55%. [geintimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld dit te bewijzen, zoals vermeld in het dictum.
Voor alle duidelijkheid wijst het hof partijen er op, dat zij in het kader van deze bewijslevering ook de door hen ingeschakelde arbeidsdeskundigen als getuigen kunnen doen horen.
4.16.Indien [geintimeerde] slaagt in het hem opgedragen bewijs, is zijn vordering terecht toegewezen en zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Indien [geintimeerde] niet slaagt in zijn bewijsopdracht, slaagt de in 4.5. genoemde grief van Interpolis, zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zal de vordering van [geintimeerde] alsnog worden afgewezen.
4.17.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De uitspraak
Het hof:
laat [geintimeerde] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat hij vóór het ongeval feitelijk in zijn bedrijf aan de taken beheer en administratie 497 uren per jaar besteedde, althans een zodanig aantal uren dat dit in combinatie met de overige, vaststaande gegevens in de taak-/urenvergelijking van CRM leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage dat recht geeft op uitkering volgens de klasse 45-55%;
bepaalt, voor het geval [geintimeerde] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. P.M. Arnoldus-Smit als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 2 april 2013 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) in de periode van april tot en met juli 2013;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rol dag en uur van bovengenoemd getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geintimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, S. Riemens en P.M. Arnoldus-Smit en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 maart 2013.