8.1. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a) [geintimeerde] is sinds 30 november 2007 eigenaar en opvolgend verhuurder van een kantorencomplex te [vestigingsplaats] bestaande uit de navolgende drie kantoorgebouwen:
- het kantoorgebouw aan de [blok 5.] (“blok 5”);
- het kantoorgebouw aan de [blok 4.] (“blok 4”);
- het kantoorgebouw aan de [In Between] (“In-Between”).
b) Blok 5 is verhuurd aan Daimler en MB CAC. Blok 4 (met uitzondering van de derde verdieping) en In-Between zijn verhuurd aan MB CAC.
c) In oktober 2007 is een nadere overeenkomst (hierna: de LOI) gesloten tussen de toenmalig eigenaar en rechtsvoorganger van [geintimeerde], DG Anlage GmbH, als verhuurder en de rechtsvoorganger van MB CAC als huurder. Bij deze LOI is overeengekomen, voor zover thans van belang:
a. dat elk van de drie bovenbedoelde huurovereenkomsten zal gelden tot 31 mei 2012;
b. dat de huurder de huurovereenkomsten per die datum kan beëindigen door opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar;
c. dat de huurovereenkomsten bij gebreke van tijdige opzegging zullen doorlopen voor een periode van vijf jaar.
d) Tussen [geintimeerde] als eiser en MB CAC als gedaagde is een procedure in kort geding gevoerd, waarin onder meer de vraag aan de orde is geweest of de in de LOI opgenomen contractswijzigingen bindende kracht hebben gekregen (hetgeen volgens [geintimeerde] niet het geval was). In die procedure heeft dit hof bij arrest van 22 december 2009 geoordeeld dat in een bodemprocedure waarschijnlijk zal worden geoordeeld dat de betreffende contractswijzigingen bindende kracht hebben gekregen.
e) In datzelfde arrest van 22 december 2009 is MB CAC veroordeeld om de in de huurovereenkomsten met betrekking tot blok 4 en In between bedongen bankgaranties te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat MB CAC vanaf de veertiende dag na betekening van dat arrest in gebreke blijft met de nakoming van die verplichting, met bepaling dat boven een bedrag van € 25.000,-- geen verdere dwangsommen worden verbeurd.
f) Op 19 januari 2010 is een gesprek gevoerd tussen [geintimeerde], [CFO van MB CAC] (CFO van MB CAC) en [President en CEO van MB CAC] (President en CEO van MB CAC). In dit gesprek zijn onder meer de door MB CAC te stellen bankgaranties aan de orde geweest.
g) Op 4 juni 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [geintimeerde], [CFO van MB CAC], [President en CEO van MB CAC] en Van der Salm. Ook in dit gesprek zijn onder meer de bankgaranties die MB CAC volgens het arrest van 22 december 2009 moest stellen, aan de orde geweest.
h) Bij brief van 15 juni 2010 heeft [CFO van MB CAC] aan [geintimeerde] geschreven:
“We herewith would like to confirm, like agreed during the telephone conversation on the 11th of June (…) that our next meeting is to take place in the 20th of October 2010 at 16:00 – 17:00 in the office of Mr. [President en CEO van MB CAC].”
i) [geintimeerde] heeft een op 3 juli 2010 gedateerd faxbericht van hemzelf gericht aan [CFO van MB CAC] overgelegd, waarvan de verzending door MB CAC in de onderhavige procedure is betwist. De tekst van dit faxbericht luidt:
“Geachte heer [CFO van MB CAC],
Naar aanleiding van uw brief van 15 juni 2010 aan mij hecht ik eraan om alvast aan U te bevestigen dat U ons ondanks de uitspraak van het Hof sedert januari 2010 diverse malen verzocht heeft af te zien van de beide door U nog te stellen bankgaranties voor Blok 4 en In Between alsmede ook mijn daarmee verband houdende overige rechten en aanspraken inzake de door U niet eerder gestelde bankgaranties met welk verzoek wij hebben ingestemd, zulks in ruil voor de door U gedane toezegging gebruik te zullen maken van de 5 jaars optie termijn zoals omschreven onderaan op bladzijde 3 beneden van de LOI d.d. 25 oktober 2007.
(…)”
j) Bij brief van 24 augustus 2010 heeft [CFO van MB CAC] aan [geintimeerde] geschreven dat de vergadering zoals gepland op 20 oktober 2010 geen doorgang kan vinden en voorgesteld deze vergadering te verplaatsen naar 28 oktober 2010.
k) Bij brief van 1 oktober 2010 heeft MB CAC aan [geintimeerde] onder meer het volgende meegedeeld:
“With regards to our meeting intended on the 28th of October 2010 we hereby would like to inform you that the necessity of having this meeting is no longer required.
It was recently decided that Daimler Real Estate (DRE) will take over all future handling, discussions en negotiations concerning the rental of the building which we are currently using.
Additionally, Daimler Real Estate (DRE) also communicated that they have engaged the real estate agency [JLL] (JLL) with regards to the renewal of our lease contracts which are due 2012.
Therefore we hereby would like to inform you that you will directly be contacted by [JLL] (JLL) in order to discuss all relevant lease issues.”
l) Bij brief van 8 november 2010 heeft [JLL] (hierna: JLL) als reactie op een brief van [geintimeerde] van 3 november 2011 onder meer het volgende aan [geintimeerde] meegedeeld:
“However, to eliminate misunderstanding, doubts and/or expectations from your side I would like to draw your attentions for the following.
I once again emphasize and confirm that neither lessee nor Daimler Real Estate will enter or already had entered into negotiations with you and/or lessor regarding a possible lease renewal. On the contrary to what you state in your letter there is as today also no intention to do so. Currently my client is investigating the business case and only in the event that the current property remains an alternative for future accommodation you will be contacted in writing.”
m) Bij brief van 10 november 2010 heeft [geintimeerde] aan JLL onder meer het volgende meegedeeld:
“Hierbij deel ik u mede dat uw brief van 8 november 2010 volstrekt onjuist is en dat ik het daarmee derhalve volstrekt oneens ben.
1. Mercedes heeft in de brief van 1 oktober 2010 uitdrukkelijk bevestigd dat onze huurcontracten welke nog lopen tot 2012 worden vernieuwd en dat daartoe rechtstreeks contact met ons zou worden opgenomen door [JLL]. (…)
2. (…)
3. (…) Ik wijs er uitdrukkelijk op dat door mij op verzoek van Mercedes moest worden afgezien van de beide door haar nog te stellen bankgaranties ter waarde van circa € 250.000 zulks in ruil voor de door Mercedes gedane toezeggingen dat zij tot een langjarige huurrelatie wilde komen en de huurovereenkomsten in ieder geval per 2012 zouden worden verlengd. (…)
4. U dient zich derhalve aan de inhoud van de brief van 1 oktober 2010 en aan de door mij met Mercedes reeds gevoerde onderhandelingen en gemaakte afspraken te houden (…)”
n) Bij brief van 22 maart 2011 hebben MB CAC en Daimler de drie huurovereenkomsten opgezegd tegen 31 mei 2012. Zij hebben hierbij aangekondigd dat het aannemelijk is dat de ontruiming eerder dan 31 mei 2012 zal plaatsvinden en dat daarover te gelegener tijd nog nader contact zal worden opgenomen.
o) [geintimeerde] heeft vervolgens een procedure in kort geding gevoerd tegen MB CAC. [geintimeerde] heeft in die procedure gevorderd, kort gezegd:
a. dat MB CAC althans MB CAC en Daimler worden geboden de drie huurovereenkomsten na 31 mei 2012 voor een periode van vijf jaar voort te zetten;
b. dat het MB CAC althans MB CAC en Daimler wordt verboden het gehuurde te verlaten;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
In die procedure heeft [geintimeerde] aan deze vorderingen de stelling ten grondslag gelegd dat partijen zijn overeengekomen de huur van blok 5, blok 4 en In-Between per 1 juni 2012 nog vijf jaar voort te zetten, in ruil waarvoor [geintimeerde] geen aanspraak zou maken op het stellen van de bankgaranties.
De op deze stelling gebaseerde vorderingen van [geintimeerde] zijn door de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht afgewezen bij vonnis in kort geding van 15 november 2011 (zaaknummer 165771/KG ZA 11-463).
p) Terwijl de appeltermijn tegen het vonnis van 15 november 2011 liep, heeft de toenmalig advocaat van MB CAC bij brief van 30 november 2011 aan [geintimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Tijdens de mondelinge behandeling van het recente kort geding heeft u aangegeven dat u om u moverende redenen hebt afgezien van het stellen van de bankgaranties door cliënte. Tijdens die zitting is niet duidelijk geworden of u de betreffende bankgaranties nog wenst te ontvangen. Cliënte is weliswaar bereid om de bankgaranties te stellen, maar gezien de relatief korte periode van de resterende huurtermijn is het de vraag of dit nog zinvol is.
Graag verneem ik dan ook of u al dan niet het stellen van de twee bankgaranties nog van mijn cliënte verlangt.”
q) [geintimeerde] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 november 2011.
r) Als reactie op de brief van 30 november 2011 heeft [geintimeerde] bij brief van 1 februari 2012 aan de toenmalig advocaat van MB CAC onder meer het volgende geschreven:
“De reden waarom ik heb afgezien van het stellen van de bankgaranties door Mercedes is u bekend en ik verzoek u vriendelijk doch dringend mij geen andere woorden in de mond te leggen.
Ik wens derhalve geen bankgaranties te ontvangen.”
s) Het vonnis van 15 november 2011 is op het door [geintimeerde] daartegen ingesteld hoger beroep bekrachtigd door dit hof bij arrest van 27 maart 2012 (zaaknummer HD 200.099.271).
t) Op 10 mei 2012 heeft [geintimeerde] het arrest van 22 december 2009 aan MB CAC laten betekenen. In het betekeningsexploot is MB CAC bevolen om binnen veertien dagen de in de huurovereenkomsten blok 4 en In between bedongen bankgaranties te doen stellen met aanzegging dat bij niet voldoening aan dit bevel een dwangsom van € 1.000,-- per dag zal worden verbeurd, met een maximum van € 25.000 ,--.
u) MB CAC heeft vervangende bedrijfsruimte gehuurd. MB CAC heeft de van [geintimeerde] gehuurde bedrijfsruimte (blok 4 en In between) ontruimd en de sleutels van het gehuurde op 25 mei 2012 via een deurwaarder aangereikt aan [geintimeerde].
v) MB CAC heeft de bankgaranties voor blok 4 en In between laten stellen. Deze bankgaranties zijn door de bank bij brief van 11 juni 2012 aan [geintimeerde] verzonden en op 12 juni 2012 door [geintimeerde] ontvangen.
w) Tijdens het in de onderhavige zaak op 1 februari 2013 gehouden pleidooi hebben de partijen meegedeeld dat [geintimeerde] inmiddels drie bodemprocedures aanhangig heeft gemaakt tegen MB CAC, namelijk:
- een procedure waarin [geintimeerde] van MB CAC geldbedragen vordert, onder meer wegens volgens [geintimeerde] verbeurde contractuele boeten;
- een procedure waarin [geintimeerde] zich op het standpunt stelt dat de huur niet beëindigd is per 1 juni 2012 omdat MB CAC heeft zich verbonden tot voortzetting van de huur;
- een procedure waarin [geintimeerde] zich op het standpunt stelt dat de huur niet geëindigd is omdat er geen deugdelijke opzegging heeft plaatsgevonden.