ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0191
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van de redelijke termijn in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk iemand, krachtens rechterlijke uitspraak van de vrijheid beroofd, bij zijn zelfbevrijding behulpzaam zijn, opzettelijk enige handeling door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belemmeren, en poging tot diefstal. De politierechter had de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken.
Het hof heeft in deze zaak de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn strafvervolging, omdat het recht van de verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn in zeer ernstige mate was geschonden. Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling in eerste aanleg niet binnen de redelijke termijn was afgerond en dat het openbaar ministerie niet de vereiste voortvarendheid had betracht bij de betekening van de verstekmededeling.
Gelet op de zeer ernstige schending van de redelijke termijn, heeft het hof besloten om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn strafvervolging. Het hof heeft daarbij overwogen dat de belangen van de verdachte zwaarder wegen dan het belang van de gemeenschap bij normhandhaving. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn strafvervolging voor de ten laste gelegde feiten.