GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.297/01
arrest van de twaalfde kamer van 22 januari 2013
[Appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. M.M. van der Marel,
[Geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.P.J. van der Putten,
op het bij exploot van dagvaarding van 26 september 2012, als hersteld bij exploot van 12 oktober 2012 ingeleide hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda, team jeugdrecht, gewezen vonnis van 7 september 2012 tussen appellant (hierna te noemen: de vader) als eiser en geïntimeerde (hierna te noemen: de moeder) als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 252902 KG ZA 12-431)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij het exploot van dagvaarding van 26 september 2012, zoals toegelicht bij faxbericht d.d. 7 december 2012, waarvan een kopie naar de moeder is gestuurd, heeft de vader drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot toewijzing van zijn – naar het hof begrijpt – inleidende vordering strekkende tot, zakelijk weergegeven, veroordeling van de moeder om haar medewerking te verlenen aan de door partijen overeengekomen omgangsregeling tussen de vader en de hierna te noemen minderjarige, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de moeder in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft de moeder de grieven bestreden. De moeder heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep.
2.3. Nadat de zaak naar de rol is verwezen voor beraad hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
2.4. Het hof heeft nadien ambtshalve kennisgenomen van de inhoud van de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Breda, team jeugdrecht van 27 december 2012 (zaaknummer 253176 FA RK 12-3957).
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar het exploot van dagvaarding.
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1. Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie van partijen is geboren [X.] (verder te noemen: [dochter]), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011.
4.1.2. Op 21 augustus 2012 is de moeder door de vader gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda op 30 augustus 2012 om 16.00 uur. De vader heeft hierbij, zakelijk weergegeven, verzocht de moeder te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de door partijen overeengekomen omgangsregeling tussen de vader en [dochter], zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de moeder in de kosten van het geding.
4.1.3. In reconventie heeft de moeder, zakelijk weergegeven, verzocht de vader een straat- en contactverbod op te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met machtiging van de moeder om het door de rechtbank te wijzen vonnis zo nodig ten uitvoer te leggen met hulp van de sterke arm en/of de vader uit het verboden gebied te laten verwijderen, met veroordeling van de vader in de kosten van het geding.
4.1.4. Bij vonnis van 7 september 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda de door partijen gevorderde voorzieningen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.1.5. De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het betreft de afwijzing van de door hem in conventie gevorderde voorziening.
4.2. Het hof komt tot de volgende beoordeling.
4.2.1. Op 23 augustus 2012 heeft de vader een bodemprocedure aanhangig gemaakt door indiening van een verzoekschrift waarin hij, voor zover thans van belang, verzoekt de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [dochter] zodanig te verdelen, dat zij de helft van de tijd bij ieder van de ouders doorbrengt. Bij voormelde beschikking d.d. 27 december 2012 heeft de rechtbank Breda, team jeugdrecht, bepaald dat de vader en [dochter] gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar in het kader van het project Intensieve Omgangsbegeleiding, waarbij de verdere invulling – waaronder intensieve oudergesprekken – zal geschieden in nader overleg tussen partijen en de Stichting Kompaan, in haar hoedanigheid van uitvoerster van genoemd project. Verder heeft de rechtbank partijen bevolen gevolg te geven aan de oproep van de stichting Kompaan om in overleg te treden over de concrete uitwerking en vastlegging van de in te vullen regeling en beveelt de rechtbank hen mee te werken aan de uitvoering van de regeling, waarbij de vader tweewekelijks aan de moeder de resultaten van urinecontroles op drugsgebruik zal tonen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden en zich iedere verdere beslissing voorbehouden.
4.2.2. Het hof overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie een kortgedingvonnis c.q. -arrest zijn werking verliest door een bodembeslissing waarin een ander rechtsoordeel wordt gegeven, hetgeen het voorlopig rechtsoordeel van de kortgedingrechter vervangt.
Het hof stelt vast dat de rechtbank, op basis van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en overwegende dat tussen partijen sprake is van ouderstrijd en dat het onderlinge vertrouwen ernstig is geschaad, heeft beslist, dat omgang tussen de vader en [dochter] dient plaats te vinden in het kader van een begeleid omgangstraject. Deze beslissing van 27 december 2012 is aan te merken als een bodembeslissing. Nu een voorlopige voorziening slechts van kracht is tot aan de bodembeslissing, stelt het hof vast, dat de man geen belang meer heeft bij zijn vordering in hoger beroep. Dat voormelde beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard doet daaraan niet af (vgl. HR 29 juni 2001, NJ 2002, 6). Het hof zal het verzoek in hoger beroep van de vader derhalve afwijzen. Een bespreking van de door de vader aangevoerde grieven kan op grond van al het voorgaande achterwege blijven.
4.2.3. Het hof overweegt ten overvloede dat het niet in het belang van [dochter] te achten is om omgang tussen haar en de vader vóór de aanvang van het begeleide omgangstraject en derhalve zonder enige vorm van begeleiding, zoals door de vader als voorlopige voorziening gevorderd, te laten plaatsvinden, met name nu het begeleide omgangstraject (mede) gericht is op het vinden van een passende zelfstandig uit te voeren omgangsregeling.
4.3. Ten aanzien van de door de vader gevorderde kostenveroordeling overweegt het hof dat het in familierechtelijke zaken gebruikelijk is de kosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Het hof ziet in de onderhavige zaak onvoldoende aanleiding om hiervan af te wijken. De kosten in beide instanties zullen derhalve ook worden gecompenseerd.
wijst af de vordering in hoger beroep van de vader;
compenseert de proceskosten in beide instanties, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.E.M. Renckens en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 januari 2013.