ECLI:NL:GHSHE:2013:6912

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
Wr 198-20-2013
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters Mertens en Bijleveld in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van [verzoeker] tegen de rechters Mertens en Bijleveld. Het wrakingsverzoek werd mondeling ingediend tijdens de zitting op 19 september 2013, waarbij [verzoeker] werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.J.A.M. Tonnaer. [verzoeker] stelde dat de rechters vooringenomen waren en twijfels bestonden over hun onpartijdigheid. Hij voerde aan dat de vragen die aan de partijen werden gesteld, en de behandeling van de zaak, niet objectief waren en dat er sprake was van een schending van de regels van bewijs- en procesrecht. Tevens werd gesteld dat de voorzitter van het bestuur van het gerechtshof mogelijk invloed had uitgeoefend op de rechters.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de door [verzoeker] aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van partijdigheid of de schijn daarvan. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters Mertens en Bijleveld zich correct hadden gedragen tijdens de zittingen en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. Het verzoek tot wraking werd deels niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige afgewezen. De procedures in de hoofdzaak werden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
registratienummer wraking Wr 198-20-2013
datum beslissing 3 oktober 2013
beslissing op het mondelinge verzoek als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaken van:
[verzoeker],
advocaat: mr. M.J.A.M. Tonnaer,
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: "[verzoeker]",
tegen
[partij]
,
1Het procesverloop
1.1.
Het wrakingsverzoek is mondeling gedaan ter terechtzitting van 19 september 2013. Mrs. Mertens en Bijleveld hebben niet in de wraking berust.
1.2.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting van diezelfde datum omstreeks 11.00 uur behandeld. Mr. Tonnaer voornoemd heeft namens [verzoeker] het wrakingsverzoek nader toegelicht. Mrs. Mertens en Bijleveld zijn ter zitting verschenen en zijn in de gelegenheid gesteld het woord te voeren.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en medegedeeld dat de wrakingskamer zo mogelijk heden om 12.00 uur mondeling uitspraak zal doen. Vervolgens heeft de wrakingskamer, bij monde van de voorzitter, om 12.00 uur mondeling uitspraak gedaan ten overstaan van de onder 1.2 genoemde betrokkenen. Tenslotte heeft de voorzitter medegedeeld dat de wrakingskamer op 3 oktober 2013 de op schrift gestelde uitspraak zal verstrekken.

2.Het standpunt van verzoeker

[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat gebleken is dat mrs. Mertens en Bijleveld vooringenomen zijn en dat twijfels bestaan aan hun onpartijdigheid.
[verzoeker] heeft daartoe in de eerste plaats doen aanvoeren, kort weergegeven, dat de advocaat van een partij die hem goedgezind was zeer kritisch is bevraagd, in tegenstelling tot een partij die zich negatief uitliet over [verzoeker] als bewindvoerder. Met name is de advocaat van eerstbedoelde partij erop aangesproken dat die partij niet in persoon ter zitting is verschenen en niet zelf omtrent [verzoeker] heeft verklaard.
Voorts heeft [verzoeker] doen aanvoeren dat ten onrechte geen gevolg is gegeven aan zijn verzoek een deskundigenonderzoek te gelasten naar de vraag waarom sommige van zijn cliënten niet tevreden zijn en zich negatief over hem uitlaten.
Ook zijn volgens [verzoeker] de regels van het bewijs- en procesrecht met voeten getreden doordat zaken waarin de wederpartij niet is verschenen en stellingen van [verzoeker] niet zijn weersproken, desondanks inhoudelijk zijn behandeld.
Tenslotte heeft [verzoeker] ter zitting van de wrakingskamer doen aanvoeren dat de voorzitter van het bestuur (president) van het gerechtshof in diens eerdere functie bij de rechtbank Limburg (Maastricht) betrokken is geweest bij het ontslag van [verzoeker] als bewindvoerder. Volgens [verzoeker] heeft de voorzitter van het gerechtsbestuur mogelijk achter de schermen met leden van de behandelende kamer over de onderhavige zaken gesproken.

3.Het standpunt van mrs. Mertens en Bijleveld

Mrs. Mertens en Bijleveld hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
In de zaken waarin het wrakingsverzoek is gedaan, die alle betrekking hebben op [verzoeker] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, hebben op 16, 18 en 19 september 2013 zittingen plaatsgevonden. Bij deze zittingen is [verzoeker] niet zelf, maar bij zijn advocaat mr. Tonnaer verschenen. Naar aanleiding van het verloop van de zitting op 18 september 2013 heeft [verzoeker] - bij monde van mr. Tonnaer - direct bij aanvang van de zitting op 19 september 2013 mrs. Mertens en Bijleveld gewraakt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is het verzoek daarmee tijdig gedaan.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De door [verzoeker] aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze raadsheren kan rechtvaardigen.
4.3.
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat mrs. Mertens en Bijleveld partijdigheid of de schijn van partijdigheid hebben getoond door de (aard van de) vragen die zij aan de diverse partijen hebben gesteld of de wijze waarop zij dat hebben gedaan. Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Tonnaer desgevraagd bevestigd dat alle betrokkenen ter zitting van de behandelende kamer het woord hebben kunnen voeren en dat aan alle aanwezigen vragen zijn gesteld. Van eenzijdigheid is niet gebleken. Het stond de behandelende kamer vrij bij een advocaat navraag te doen waarom haar cliënt niet ter zitting was verschenen. Mrs. Mertens en Bijleveld hebben in dit verband aangevoerd dat een specifieke opmerking van de advocaat daartoe in de desbetreffende zaak aanleiding gaf.
4.4.
Het is de wrakingskamer op grond van de stellingen van [verzoeker] niet duidelijk geworden of de weigering een deskundige te benoemen speelde in de onderhavige zaken dan wel in eerdere zaken waarbij [verzoeker] als partij betrokken was, waarvan de behandeling geruime tijd vóór de zittingen van 16, 18 en 19 september 2013 heeft plaatsgevonden. Bij gebreke van enige argumentatie voor het tegendeel kan de behandeling en afdoening van die eerdere zaken in de onderhavige wrakingsprocedure geen rol meer spelen.
Wat hier ook van zij, een beslissing om al dan niet een deskundige in te schakelen is een beslissing die de inhoud van de zaak raakt en die niet ter beoordeling aan de wrakingskamer kan worden voorgelegd. De wrakingskamer heeft immers niet de functie van appel- of cassatierechter. In ieder geval zegt een dergelijke beslissing naar het oordeel van de wrakingskamer niets over de (on)partijdigheid van mrs. Mertens en Bijleveld.
4.5.
Ook de vraag of en in hoeverre de behandelende kamer nog dient toe te komen aan een inhoudelijke behandeling van een zaak indien één van de partijen niet verschijnt, en of stellingen van de andere partij in dat geval al dan niet als vaststaand moeten worden aangenomen, betreft de inhoud van de zaak en staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer. Voor zover er ter zitting van de behandelende kamer al beslissingen dienaangaande zijn genomen, staat ter beoordeling van de wrakingskamer slechts of mrs. Mertens en Bijleveld door te beslissen als zij hebben gedaan of in de motivering van de beslissing blijk hebben gegeven van vooringenomenheid jegens [verzoeker], althans of de dienaangaande bij [verzoeker] bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Dat is naar het oordeel van de wrakingskamer niet het geval geweest.
4.6.
In de laatst aangevoerde wrakingsgrond, zijnde de veronderstelling van [verzoeker] dat de huidige president van het gerechtshof mogelijk achter de schermen invloed heeft uitgeoefend op de raadsheren die zijn zaken behandelen, moet [verzoeker] niet-ontvankelijk worden verklaard. Met deze omstandigheid was [verzoeker] immers ruim voor de mondelinge behandeling van de zaken op de hoogte, zodat dit pas bij de behandeling van het wrakingsverzoek naar voren gebrachte argument niet tijdig is aangevoerd.
Niettemin overweegt de wrakingskamer nog dat onvoldoende concreet is gesteld, laat staan aannemelijk is geworden dat er enig contact is geweest tussen de president van het gerechtshof en mrs. Mertens en Bijleveld met betrekking tot de onderhavige zaken. Mrs. Mertens en Bijleveld hebben dat ter zitting van de wrakingskamer uitdrukkelijk betwist.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

5.De beslissing

Het hof:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk voor zover het verzoek tot wraking is gebaseerd op de in 4.6 besproken wrakingsgrond;
wijst voor het overige het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat de procedures in de hoofdzaak worden voortgezet in de stand waarin die zich bevonden ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan mrs. [verzoeker], Mertens en Bijleveld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.A.M. Claassens, K. van der Meijde en
P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2013.