ECLI:NL:GHSHE:2013:6829

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
195-17-2014
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van Reaal Schadeverzekeringen N.V. tegen de behandelende kamer, bestaande uit mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, P.M. Huijbers-Koopman en P. Gründemann. Het wrakingsverzoek werd ingediend door mr. K. Baetsen op 14 augustus 2013, naar aanleiding van een tussenarrest van 30 juli 2013, waarin Reaal meende dat de leden van de behandelende kamer vooringenomenheid vertoonden. Reaal stelde dat de rechters sturend optraden en de belangen van de tegenpartij, [belanghebbende], bevoordeelden.

De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld tijdens een openbare zitting op 18 september 2013, waarbij de leden van de behandelende kamer geen gebruik maakten van de mogelijkheid om gehoord te worden. De wrakingskamer oordeelde dat de bezwaren van Reaal betrekking hadden op de inhoud van het tussenarrest, wat niet aan de orde kon worden gesteld in een wrakingsverzoek. Bovendien werd gesteld dat de rechters een grote beoordelingsvrijheid hebben bij de schadebegroting in civiele zaken.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer wraking Wr 195-17-2013
datum beslissing 2 oktober 2013
Beslissing op het verzoek als bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak met zaaknummer HD 103.004.491/01 van
[belanghebbende],
[woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. T.G.M. Gersjes,
tegen:
Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
rechtsopvolgster van Hooge Huys Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert,
verzoekster tot wraking, hierna te noemen: Reaal,
strekkende tot wraking van de behandelende kamer bestaande uit mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, P.M. Huijbers-Koopman en P. Gründemann, raadsheren in de civiele sector van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, hierna ook te noemen: de behandelende kamer.
1Het procesverloop
1.1.
Het wrakingsverzoek is door de behandelend advocaat van Reaal, mr. K. Baetsen, op 14 augustus 2013 per fax ingediend.
1.2.
De leden van de behandelende kamer hebben niet in de wraking berust. Zij hebben een schriftelijke reactie op het verzoek aan de wrakingskamer toegezonden. Deze reactie is op voorhand aan Reaal toegezonden.
1.3.
De wrakingskamer heeft het verzoek ter openbare zitting van 18 september 2013 behandeld. De leden van de behandelende kamer hebben laten weten geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord. Namens Reaal heeft mr. Baetsen het wrakingsverzoek ter zitting nader toegelicht.
1.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en medegedeeld dat de wrakingskamer op 2 oktober 2013 uitspraak zal doen.

2.Het standpunt van verzoeker

Reaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het op 30 juli 2013 tussen partijen gewezen tussenarrest blijkt geeft van vooringenomenheid van de leden van de behandelende kamer, althans dat het arrest aanleiding geeft tot objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Reaal heeft daartoe aangevoerd, kort weergegeven, dat de leden van de behandelende kamer meeprocederen door feitelijke stellingen van[belanghebbende] aan te vullen, door[belanghebbende] aanwijzingen te geven hoe hij zijn stellingen, met name die met betrekking tot het verlies aan verdienvermogen, in het verdere verloop van de procedure moet aanvullen en door processuele onvolkomenheden aan de zijde van[belanghebbende], in het bijzonder de summiere onderbouwing van de schadeomvang, te herstellen. Volgens Reaal treden de leden van de behandelende kamer sturend op en miskennen zij hun lijdelijke positie, zulks ten gunste van[belanghebbende] en ten nadele van Reaal.

3.Het standpunt van de behandelende kamer

De leden van de behandelende kamer hebben geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Zij stellen zich in de eerste plaats op het standpunt dat de bezwaren van Reaal de inhoud van het tussenarrest van 30 juli 2013 betreffen, die met een wrakingsverzoek niet aan de orde kan worden gesteld. In de tweede plaats miskent Reaal volgens de behandelende raadsheren het wettelijke systeem, dat aan de rechter een grote mate van beoordelingsvrijheid toekent bij de begroting van schade, en de huidige wijze van procesvoering in civiele zaken, meer in het bijzonder in letselschadezaken.

4.De beoordeling

4.1.
Er rekening mee gehouden dat mr. Baetsen na ontvangst van het tussenarrest van 30 juli 2013 enige tijd nodig heeft gehad om dat te bestuderen, is het verzoek om wraking van 14 augustus 2013 naar het oordeel van de wrakingskamer tijdig gedaan.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer heeft niet de functie van appel- of cassatierechter. De wrakingskamer kan en zal dan ook niet treden in de vraag of de in het tussenarrest van 30 juli 2013 gegeven beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering al dan niet inhoudelijk juist zijn. Ter beoordeling van de wrakingskamer staat slechts of de leden van de behandelende kamer door te beslissen als zij hebben gedaan of in de motivering van de beslissing blijk hebben gegeven van vooringenomenheid jegens Reaal, althans of de dienaangaande bij Reaal bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.4.
Nu, zoals overwogen, aan de wrakingskamer geen oordeel toekomt over de juistheid van de door de behandelende kamer genomen beslissingen, kunnen noch de beslissingen van de behandelde kamer, noch de daaraan ten grondslag gelegde motiveringen naar het oordeel van de wrakingskamer in redelijkheid leiden tot de conclusie dat de leden van de behandelende kamer jegens Reaal vooringenomen zijn dan wel dat de kennelijk bij Reaal dienaangaande vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. De omstandigheid dat de leden van de behandelende kamer zich in het arrest van 30 juli 2013 - in het kader van een zorgvuldige oordeelsvorming - minder lijdelijk hebben getoond dan volgens Reaal behoort, kan niet tot die conclusie leiden. De conclusie is dan ook dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

5.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan Reaal, aan[belanghebbende] en aan mrs. De Groot-van Dijken, Huijbers-Koopman en Gründemann.
Deze beslissing is gegeven door mrs. O.M.J.J. van de Loo, P.A.G.M. Cools en
P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.