ECLI:NL:GHSHE:2013:6105

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
20 december 2013
Zaaknummer
20-000900-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële bevestiging van het vonnis van de rechtbank inzake cocaïnehandel met strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne, alsook voor het aanwezig hebben van 553 gram cocaïne. Het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd, met name de strafoplegging, en heeft de verdachte een taakstraf van 240 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met bijzondere voorwaarden.

Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de terechtzittingen in zowel hoger beroep als eerste aanleg. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft zich in grote lijnen verenigd met het eerdere vonnis, maar heeft afwijkingen gemaakt op het gebied van bewijsvoering, kwalificatie van de feiten en de opgelegde straf.

Bij de bepaling van de straf heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een zorgprogramma. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de straffen die gebruikelijk zijn in vergelijkbare zaken als richtlijn genomen voor de op te leggen straffen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000900-13
Uitspraak : 20 december 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Zeeland-West-Brabant van 11 maart 2013 in de strafzaak met parketnummer 12-715347-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van:
  • medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, en
  • medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en deelname aan een zorgprogramma.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor de onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot:
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van 2 jaren met bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de rechtbank;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het haar onder 1. primair ten laste gelegde;
  • bepleit dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van haar voorarrest en een voorwaardelijk deel voor de duur van 9 maanden, alsmede een taakstraf;
  • zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de hoogte van de taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering van het onder 2. bewezen verklaarde, de kwalificatie van het bewezen verklaarde, de opgelegde straf, de strafmotivering en de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van het onder 2. ten laste gelegde feit opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat harddrugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend;
  • de omstandigheid dat verdachte een beperkte rol heeft gehad in het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
21 oktober 2013, waaruit blijkt dat zij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten;
- het haar betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d.
19 februari 2013;
  • de brief van Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant d.d. 8 november 2013;
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof de door de
advocaat-generaal gevorderde straffen in dit geval een passende reactie.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof acht voorts termen aanwezig om aan deze straf bijzondere voorwaarden te verbinden zoals opgelegd door de rechtbank.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, zal het hof niet bevelen dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht bij de uitvoering van de voorwaardelijke gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Daartoe overweegt het hof dat de vordering van de advocaat-generaal in zoverre geen steun vindt in het recht. Het hof zal bevelen dat de tijd in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde taakstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.

Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld.

Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, ten behoeve van de vaststelling van haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken, geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

  • verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
  • verdachte gedurende de proeftijd het zorgprogramma Herstelgericht bij GGZWNB zal volgen of soortgelijke zorg gericht op haar problematiek, zulks ter beoordeling van de behandelaren en de reclassering, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende haar behandeling door of namens de instelling/behandelaar aan haar zullen worden gegeven.
GeeftReclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagenhechtenis.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 20 december 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.