4.4.Het hof stelt voorop dat voldoende aannemelijk is dat [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] nog steeds een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Zij hebben onder meer gesteld dat zij een dringende behoefte hebben om over liquide middelen te beschikken ter continuering van hun bedrijfsvoering. Ter onderbouwing van deze stelling hebben zij een verklaring van de accountant van [geintimeerde 2.] van 5 maart 2013 (productie 18 bij de akte van 3 april 2013 van [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.]) alsmede een verklaring van de accountant van [geintimeerde 1.] van 12 maart 2013 (productie 19 idem) overgelegd. Uit deze verklaringen blijkt dat de liquiditeit van [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] (ernstig) onder druk is komen te staan. Uit de verklaring met betrekking tot [geintimeerde 1.] blijkt dat [geintimeerde 1.], ondanks een door de bank verstrekte uitbreiding van het krediet, haar crediteuren niet meer tijdig kan betalen. Uit de verklaring met betrekking tot [geintimeerde 2.] blijkt dat het resultaat van de vennootschap in 2012 onder druk staat en dat de ontvangst van de openstaande vordering op [Projecten] Projecten noodzakelijk is om een normale bedrijfsvoering te continueren. Het hof acht het spoedeisend belang, gelijk ook de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, gelet op deze verklaringen genoegzaam aangetoond.
Aannemelijkheid van de vorderingen
4.5.1.Tussen partijen is niet in geschil dat [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] werkzaamheden hebben verricht voor [appellanten] in het kader van de projecten “[project 1.]” en “[project 2.]” en dat deze werkzaamheden gefactureerd zouden worden tegen uurtarief (dus geen
vasteprijs). Tussen partijen is evenmin in geschil dat [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] ten behoeve van de uitvoering van bedoelde projecten personeel en materiaal ter beschikking hebben gesteld en dat facturering diende plaats te vinden op basis van door [appellanten] af te geven verbonningsbonnen. De werkwijze tussen partijen was, zoals vermeld hiervoor in 4.1.3, aldus dat [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] hun werkbonnen lieten aftekenen door (de uitvoerder van) [Bouwbedrijf] en dat op basis van deze afgetekende werkbonnen [appellanten] door haar geaccordeerde verbonningsbonnen aan [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] verstrekte, op basis waarvan de facturen vervolgens konden worden opgemaakt. [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] hebben de verbonningsbonnen, conform de op deze bonnen vermelde instructie (“
Zonder bon geen betaling!”), steeds bij de facturen gevoegd.
4.5.2.[geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] hebben hun vorderingen onderbouwd met de overlegging van de nog openstaande facturen alsmede de daaraan ten grondslag liggende, door [appellanten] ondertekende verbonningsbonnen en de afgetekende werkbonnen. Op de bonnen staan het aantal uren en het gehanteerde uurtarief vermeld, alsmede de werkzaamheden waarop de in rekening gebrachte uren betrekking hebben. De verbonningsbonnen zijn namens [appellanten] ondertekend door de heer [bedrijfsleider bij Transport 1.]. Door [appellanten] is niet betwist dat [bedrijfsleider bij Transport 1.], bedrijfsleider bij [appellanten], bevoegd was om namens [Projecten] Projecten en [Transport 1.] Transport de verbonningsbonnen te ondertekenen.
4.5.3.Namens [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] is ter zitting in hoger beroep onweersproken verklaard dat het werken met verbonningsbonnen een gebruikelijke werkwijze in de branche is en dat bij de afgifte van dergelijke bonnen nooit, ook niet in het onderhavige geval, een voorwaarde van controle of nacalculatie achteraf is gesteld. Van de zijde van [appellanten] is ter zitting in hoger beroep te kennen gegeven dat zij vaker heeft gewerkt met verbonningsbonnen en dat de ontvangen werkbonnen worden vertaald naar werk en productie en worden gecontroleerd op juistheid. Indien er commentaar is op een bon, dan wordt daarover contact opgenomen. Het duurt doorgaans twee tot drie weken na binnenkomst van de afgetekende werkbonnen dat de verbonningsbon wordt afgegeven.
4.5.4.Dat het opmaken van verbonningsbonnen, zoals door [appellanten] is betoogd, een louter administratieve handeling zou betreffen, kan naar het oordeel van het hof, in het licht van de gebleken controle op juistheid van de werkbonnen, niet worden aangenomen. Dat de bewuste verbonningsbonnen, zoals door [appellanten] verder nog is aangevoerd, door [bedrijfsleider bij Transport 1.] zonder controle zijn ondertekend toen hij in het ziekenhuis lag, is naar het oordeel van het hof voorts een omstandigheid die voor rekening en risico van [appellanten] dient te blijven. Het had op de weg van [appellanten] gelegen om maatregelen te treffen teneinde de controle van de afgetekende werkbonnen en de ondertekening van de verbonningsbonnen adequaat te kunnen laten plaatsvinden, bijvoorbeeld door dit aan iemand anders op te dragen of door bij de ondertekening, in afwijking van de gebruikelijke gang van zaken, een voorbehoud van controle of nacalculatie te maken.
4.5.5.Naar het oordeel van het hof konden [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] na ontvangst van de zonder voorbehoud van controle of nacalculatie door [appellanten] getekende verbonningsbonnen op goede grond ervan uitgaan dat de op basis van deze bonnen opgemaakte facturen de instemming hadden van [appellanten] en dat betaling zou volgen. Nu [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] de facturen met de door [appellanten] getekende verbonningsbonnen hebben overgelegd, acht het hof het bestaan en de omvang van de vorderingen in hoge mate aannemelijk.
4.5.6.De verweren van [appellanten] dat niet alle gefactureerde werkzaamheden in haar opdracht zijn uitgevoerd, dat ten onrechte zogenaamde “stilstanduren” in rekening zijn gebracht en dat de door [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] gehanteerde prijzen niet redelijk zijn, zijn door [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] gemotiveerd weersproken en in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd om voorshands aan de toewijsbaarheid van de vorderingen in een eventuele bodemprocedure te twijfelen.