ECLI:NL:GHSHE:2013:6074

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
HD 200.124.172_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige mededelingen door bestuur vereniging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee appellanten, [appellante 1] en [appellant 2], tegen de vereniging NLC'03. De appellanten waren betrokken bij financiële onregelmatigheden binnen de vereniging, waarbij [appellante 1] als penningmeester fungeerde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellanten hoofdelijk moesten betalen aan NLC'03, een bedrag van € 30.000, plus rente en kosten, als gevolg van een vaststellingsovereenkomst die op 25 april 2011 was gesloten. De appellanten voerden aan dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig was en dat de beschuldigingen van verduistering onterecht waren.

De procedure in hoger beroep omvatte de beoordeling van de grieven die door de appellanten waren ingediend, waaronder de afwijzing van hun verzoek om inzage in bepaalde documenten en de vraag of de vereniging onrechtmatig had gehandeld door de appellanten te beschuldigen van verduistering. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende aanleiding was om de feiten opnieuw te beoordelen, vooral gezien de eerdere vaststellingen van de rechtbank en de nieuwe argumenten die door de appellanten werden aangevoerd.

Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten, waarbij de mogelijkheid van een minnelijke regeling werd onderzocht. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen in de gelegenheid werden gesteld om hun standpunten verder toe te lichten. De uitspraak van het hof is openbaar gedaan op 17 december 2013, waarbij de rechters de zaak naar de rol hebben verwezen voor het bepalen van een datum voor de comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.124.172/01
arrest van 17 december 2013
in de zaak van

1.[de vrouw],

wonende te [woonplaats],
2.
[de man],wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. R.H. Kuiper,
tegen
de vereniging
[NLC '03],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.Th.L. van Zandvoort,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 februari 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ' s-Hertogenbosch gewezen vonnis van 14 november 2012 tussen enerzijds appellanten – gezamenlijk [appellant 2.] c.s. en ieder afzonderlijk respectievelijk [appellante 1.] en [appellant 2.] – als verweerders in conventie, eisers in reconventie en eisers in het incident, en anderzijds geïntimeerde – NLC’03 – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en verweerster in het incident.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 238207/HA ZA 11-1582)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis en het daaraan voorafgegane vonnis van 14 maart 2002.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In overweging 2 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief II wordt deze vaststelling (deels) bestreden. Het hof zal een nieuw overzicht geven van de vaststaande feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
( a) [appellante 1.] is in de periode van 9 januari 2010 tot 27 juni 2011 penningmeester geweest van NLC’03.
( b) [Accountants] Accountants (hierna: [Accountants]) heeft in opdracht van NLC’03 voor de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 4 maart 2011 de kasadministratie en de aansluiting tussen de kasadministatie en de financiële admininstratie van NLC’03 beoordeeld (zie de brief van [Accountants] aan NLC’03 met bijlagen van 12 april 2011; prod. 1 inl. dagv.) [Accountants] constateerde onder meer dat kasboekingen ontbraken, uitgaven waren opgevoerd waaraan geen kassabon ten grondslag lag, bedragen op facturen waren veranderd, reeds betaalde facturen van een vorig boekjaar weer in de administratie waren verwerkt nadat de datum was aangepast aan het lopende boekjaar en uitgaven dubbel waren geboekt. Volgens [Accountants] was dientengevolge een kastekort ontstaan.
( c) In een e-mail van [appellante 1.] aan [bestuurslid 1. van NLC'03] en [bestuurslid 2. van NLC'03] (bestuursleden van NLC’03) van 27 april 2011 (prod. 3 inl. dagv.) wordt onder meer als volgt vermeld:
‘Na goed overleg met vrienden en mensen die het goed voor hebben met NLC’03, ons dorp [dorp] en met ons gezin hebben we in goed overleg beslist om het tekort wat is ontstaan aan gelden binnen de voetbalclub NLC’03 aan te vullen. Graag hoor ik van je wat het exacte bedrag is wat aangevuld dient te worden. Om voor alle partijen verder leed te besparen zijn we tot deze beslissing gekomen. Graag verzoek ik je om de uitnodiging voor de ledenvergadering niet op de site te plaatsen.’
( d) [appellante 1.], [appellant 2.], [bestuurslid 3. van NLC'03] en [bestuurslid 1. van NLC'03] hebben een stuk gedateerd op 25 april 2011 ondertekend (prod. 4 inl. dagv.), waarin onder meer is vermeld:
‘betreft: verklaring terug te storten bedrag NLC’03
In overleg dd 23/04/2011 tussen [appellante 1.], [appellant 2.] en het bestuur van NLC’03 (in de personen [bestuurslid 3. van NLC'03] en [bestuurslid 1. van NLC'03]) hebben [appellante 1.] en [appellant 2.] aangegeven € 30.000 te zullen storten op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer van NLC'03] van NLC’03. Het bedrag zal uiterlijk 9 mei 2011 op genoemde bankrekeningnummer bijgeschreven zijn.
Reden van storting van dit bedrag is het ontstaan van geldelijke tekorten bij NLC’03 waarvan het bestuur van NLC’03 van mening is dat dit door haar penningmeester veroorzaakt is. Het opgestelde accountantsrapport dient als referentie voor het terug te vorderen bedrag. Het bestuur van NLC’03 is reeds klaar met haar onderzoek en [appellante 1.] en [appellant 2.] zullen hun eigen onderzoek nu starten. Afgesproken is om uiterlijk 1 juni 2011 alle onderzoeken afgerond te hebben waarna het definitieve bedrag vastgesteld zal worden. Indien dan zou blijken dat NLC’03 méér teruggevorderd heeft dan waar ze recht op heeft, zal het teveel aan geld weer teruggestort worden naar [appellante 1.] en [appellant 2.].
Indien genoemde € 30.000 niet op 9 mei 2011 in het bezit is van NLC’03 zal alsnog een ledenvergadering bijeen geroepen worden waarin uitleg gegeven wordt over de financiële situatie binnen NLC’03 en zal de leden gevraagd worden om [appellante 1.] te schorsen.
Voor akkoord
(hof: namen [appellante 1.], [appellant 2.], [bestuurslid 3. van NLC'03] en [bestuurslid 1. van NLC'03] met handtekening)
( e) Op 23 mei en 27 juni 2011 heeft een algemene ledenvergadering van NLC’03 plaatsgevonden waarin het functioneren van [appellante 1.] als penningmeester van NLC’03 aan de orde is geweest. In de vergadering van 23 mei 2011 heeft de algemene ledenvergadering besloten [appellante 1.] als penningmeester te schorsen. In de vergadering van 27 juni 2011 heeft de algemene ledenvergadering besloten [appellante 1.] als penningmeester te ontslaan.
( f) Op 24 mei 2011 is in het Brabants Dagblad een artikel verschenen met de titel
‘Onderzoek naar fraude bij NLC [dorp]’, en de subtitel
‘Penningmeester voetbalclub met onmiddelijke ingang geschorst; commissie onderzoekt verdwijnen geld’. In dit artikel wordt onder meer vermeld:
‘Een commissie van clubleden gaat nu onderzoeken welk bedrag precies wordt vermist en hoe dat komt. Dat zei voorzitter [bestuurslid 1. van NLC'03] gisteravond na afloop van de speciaal ingelaste ledenvergadering. Het is nu eerst aan de commissie om vast te stellen of er sprake is van frauduleus handelen, zei [bestuurslid 1. van NLC'03]. “Daar mogen wij als bestuur nu geen uitspraak over doen, maar ons gevoel zegt van wel”.’
4.2.1.
NLC’03 heeft in eerste aanleg in conventie in de hoofdzaak gevorderd [appellant 2.] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 30.000,= en € 4.511,75, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten (€ 1.190,=), en de gedingkosten.
NLC’03 voert als grondslag voor deze vordering aan dat zij met [appellant 2.] c.s. had afgesproken dat deze haar een bedrag van € 30.000,= zouden betalen (4.1 sub d). Nu de door NLC’03 geleden schade € 34.511,75 bleek te bedragen, dienen [appellant 2.] c.s. daarbovenop een bedrag van € 4.511,75 aan NLC’03 te betalen, zo stelt zij.
4.2.2.
[appellant 2.] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3.1.
In de hoofdzaak in conventie hebben [appellant 2.] c.s. in eerste aanleg een incidentele vordering ex artikel 843a Rv ingesteld en gevorderd NLC’03 te veroordelen kopieën af te geven van:
( a) het door de kascommissie ondertekende formulier ten behoeve van de algemene ledenvergadering van NLC’03 van 18 januari 2011;
( b) de notulen van de algemene ledenvergadering van 23 mei 2011 en van 27 juni 2011;
( c) de gevoerde financiële administratie door de voormalige penningmeester van NLC’03 mevrouw [voormalig penningmeester van NLC'03] (hierna: [voormalig penningmeester van NLC'03]);
( d) de goedkeurende verklaring van de kascommissie van de door [voormalig penningmeester van NLC'03] gevoerde administratie;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
[appellant 2.] c.s. voeren ter onderbouwing van voormelde vorderingen aan dat zij voormelde stukken nodig hebben om zich tegen de vorderingen van NLC’03 (4.2.1) te verweren en haar eigen vorderingen (4.4.1) te onderbouwen.
4.3.2.
NLC’03 heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4.1.
[appellant 2.] c.s. hebben in eerste aanleg in reconventie in de hoofdzaak gevorderd:
( a) te verklaren voor recht dat NLC’03 onrechtmatig jegens [appellant 2.] c.s. heeft gehandeld;
( b) NLC’03 te verbieden om in het vervolg uitlatingen te doen die de eer en goede naam van [appellant 2.] c.s. en in het bijzonder van [appellante 1.] aantasten door zich uit te laten en/of te suggereren dat [appellante 1.] als voormalig penningmeester gelden van NLC’03 heeft verduisterd of anderszins zich onrechtmatig heeft toegeëigend en dat [appellant 2.] hierbij op enigerlei wijze is betrokken, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
( c) NLC’03 te bevelen om op haar website de navolgende tekst te plaatsten, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
‘rectificatie:
NLC’03 heeft in een gerechtelijke procedure tegen [appellante 1.] [appellant 2.], voormalig penningmeester van onze vereniging de mededeling gedaan dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van gelden van NLC’03, althans jegens NLC’03 onrechtmatig heeft gehandeld. Ook heeft NLC’03 meermalen op andere wijze gesuggereerd dat hiervan sprake zou zijn,
Deze uitlatingen zijn niet gebaseerd op concrete en geverifieerde feiten. Op grond daarvan heeft de rechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch bij vonnis van (datum vonnis) geoordeeld dat deze uitlatingen onrechtmatig zijn jegens [appellante 1.] en NLC’03 veroordeeld tot het plaatsen van deze rectificatie op straffe van een dwangsom’
( d) NLC’03 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,= bij wijze van immateriële schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente;
( e) NLC’03 te veroordelen in de gedingkosten.
[appellant 2.] c.s. voeren als grondslag voor voormelde vorderingen aan dat NLC’03 in strijd met de waarheid de verdenking heeft geuit dat [appellante 1.] gelden van NLC’03 heeft verduisterd, en derhalve onrechtmatig de eer en goede naam van [appellant 2.] c.s. heeft geschaad.
4.4.2.
NLC’03 heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.5.1.
[appellant 2.] c.s. hebben voormelde in 4.4.1 sub b weergegeven vordering in reconventie tevens bij incidentele vordering ex artikel 223 Rv ingesteld.
4.5.2.
NLC’03 heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.6.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in conventie in de hoofdzaak [appellant 2.] c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan NLC’03 van een bedrag van € 30.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente, de overige vorderingen van NLC’03 afgewezen, en [appellant 2.] c.s. hoofdelijk veroordeeld in de gedingkosten. Voorts heeft de rechtbank in conventie de incidentele vordering ex artikel 843a Rv van [appellant 2.] c.s. afgewezen, onder hoofdelijke veroordeling van [appellant 2.] c.s. in de gedingkosten.
De rechtbank heeft in reconventie in de hoofdzaak de vorderingen van [appellant 2.] c.s. afgewezen, onder veroordeling van [appellant 2.] c.s. in de gedingkosten. Voorts heeft de rechtbank in reconventie de incidentele vorderingen ex artikel 223 Rv afgewezen, onder hoofdelijke veroordeling van [appellant 2.] c.s. de gedingkosten.
4.7.
[appellant 2.] c.s. vorderen in hoger beroep vernietiging van het bestreden vonnis, en alsnog afwijzing van alle (conventionele) vorderingen van NLC’03 en toewijzing alsnog van de (incidentele) vorderingen van [appellant 2.] c.s.
In het incident ex artikel 843 Rv verminderen [appellant 2.] c.s. hun eis in die zin dat zij thans vorderen kopieën af te geven van:
( a) het door de kascommissie ondertekende formulier ten behoeve van de algemene ledenvergadering van NLC’03 van 18 januari 2011; en
( b) de gevoerde financiële administratie door de voormalige penningmeester van NLC’03 [voormalig penningmeester van NLC'03];
op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.8.
Grief I is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de (incidentele) vordering ex artikel 843a Rv.
Grief II is gericht tegen het oordeel dat NLC’03 en [appellant 2.] c.s. op 25 april 2011 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, op grond waarvan [appellant 2.] c.s. NLC’03 een bedrag van € 30.000,= vermeerderd met wettelijke rente moeten betalen.
Grief III is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering tot vernietiging van voormelde vaststellingsovereenkomst.
Grief IV is gericht tegen de afwijzing van de (incidentele vordering) ex artikel 223 Rv.
Grief V is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat NLC’03 niet onrechtmatig de eer en goede naam van [appellante 1.] heeft aangetast, en de afwijzing van de daarop gebaseerde vorderingen van [appellante 1.].
Het hof zal de grieven I tot en met V afzonderlijk behandelen.
4.9.
Het hof ziet aanleiding een comparitie van partijen te gelasten teneinde (1) te onderzoeken of partijen geheel of gedeeltelijk tot een regeling in der minne kunnen komen, en (2) nadere inlichtingen te verkrijgen.
4.10.
Voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.

5.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat partijen – natuurlijke personen in persoon en rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – zullen verschijnen voor mr. L.R. van Harinxma thoe Slooten als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 4.9 vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 14 januari 2014 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 6 tot 14 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, L.R. van Harinxma thoe Slooten en P.M. Arnoldus-Smit en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 december 2013.