Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 103039/HA ZA 10-621)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
"Opschortende voorwaarde; periode tot de Leveringsdatum")luidt:
op te maken bodem- en milieurapportage naar genoegen van Partijen zijn en daaruit met betrekking tot de Registergoederen geen relevante verontreinigingen of risico’s blijken.
zal zo spoedig mogelijk na de Ondertekeningsdatum door de Vennootschap opdracht laten geven tot het uitvoeren van het in Artikel 6.1 bedoelde bodem- en milieuonderzoek met de instructie dat de bodem- en milieurapportage zo snel mogelijk, maar niet later dan 15 oktober 2008, of zoveel later als Partijen bepalen, beschikbaar moet zijn. De formulering van de opdracht en de keuze van het onderzoeksbureau zal Verkoper in overleg met Koper[Travers Mosa]
bepalen.
"De raming van de saneringskosten (beheersmaatregel en monitoring) betreft onzes inziens vertrouwelijke informatie welke niet openbaar gemaakt behoeft te worden. Deze gegevens zullen daartoe alleen ter informatie aan het bevoegd gezag beschikbaar worden gesteld. (…)"
Grief IXin principaal appel, voor zover Travers Mosa daarmee betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op dwaling heeft verworpen, faalt.
grief VIIIin principaal appel gericht.
grief XIIIin principaal appel heeft betrekking op de disclosureregeling van artikel 6.4 en 6.5 van de overeenkomst. Volgens Travers Mosa (blz. 90 conclusie van antwoord/eis) heeft [geïntimeerde] sinds de ondertekening van de overeenkomst geen enkele mededeling als bedoeld in artikel 6.4, laatste zin, meer gedaan, alhoewel dat wel had gemoeten ten aanzien van (bijvoorbeeld) het milieu-incident in februari 2009, de afwikkeling van het faillissement van EJA Holding België, de wisseling van een bank en de dossiers [A.] en [B.] . Derhalve is de ontbindende voorwaarde van artikel 6.5 in werking getreden. Volgens Travers Mosa heeft de rechtbank dit verweer ten onrechte onbehandeld gelaten.
grief IIin principaal appel betoogt Travers Mosa dat de rechtbank de overeenkomst, en met name artikel 6 daarvan, onjuist heeft uitgelegd. Er mede van uitgaande dat partijen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst intensief hebben onderhandeld, dat partijen bij de vaststelling van de koopprijs niet zijn uitgegaan van gebreken aan het verkochte en dat [geïntimeerde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft geweigerd een milieuvrijwaring af te geven, had de rechtbank volgens Travers Mosa tot het oordeel moeten komen dat de opschortende voorwaarde van artikel 6.1 pas zou zijn vervuld indien de bevindingen en conclusies van de bodem- en milieurapportage naar genoegen van beide partijen waren geweest en beide partijen zich daarin hadden kunnen vinden. Travers Mosa heeft zich op het standpunt gesteld dat het rapport niet alleen niet tijdig (zoals bepaald in artikel 6.2) maar ook onjuist en onvolledig - en daarmee niet naar genoegen van Travers Mosa - was.
grief IIIin principaal appel betoogt Travers Mosa dat de rechtbank dat heeft miskend.
"Formeel moet echter geconstateerd worden dat de in artikel 6.3 sub ii bedoelde situatie zich voordoet en dat de daarin genoemde termijn is verstreken waardoor de aandelenkoopovereenkomst de facto is ontbonden") wordt derhalve verworpen. Grief III faalt.
grief XVIIin principaal appel faalt. Met die grief betoogt Travers Mosa - zo begrijpt het hof - dat de rechtbank haar ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld bewijs te leveren van de stelling dat er tijdens de bespreking op 4 december 2008 tussen partijen overeenstemming over bestond dat de saneringskosten een bedrag van € 300.000,- te boven zouden gaan en dat daarmee de ontbindende voorwaarde is ingetreden. Het al dan niet in werking treden van de ontbindende voorwaarde is immers, zoals overwogen, afhankelijk gesteld van de uitkomst van het nadere onderzoek (het saneringsplan) dat op die datum nog niet had plaatsgevonden.
grief IVin principaal appel, waarmee Travers Mosa betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat op 4 december 2008 de eerste fase, na de vaststelling dat de verontreiniging na enig aanvullend onderzoek in voldoende mate in kaart zou zijn gebracht, was afgerond en dat toen is afgesproken om onderzoek te laten verrichten naar de saneringskosten (fase 2).
grief VIin principaal appel.
grief Vin principaal appel, waarmee Travers Mosa betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getoetst of de saneringskosten maximaal € 300.000,- zullen bedragen - een deskundigenonderzoek te gelasten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Travers Mosa bezwaren heeft tegen de offerte van [Betenbewerkings- en Slooptechnieken] . Volgens Travers Mosa is de offerte onvolledig en kunnen de vereiste werkzaamheden niet voor het daarin genoemde bedrag van € 290.000,- worden verricht. In zoverre slaagt
grief XIVin principaal appel, waarmee Travers Mosa betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft voldaan aan het verzoek van Travers Mosa een deskundige te benoemen.
Grief VIIin principaal appel is gericht tegen de verwerping van dit standpunt door de rechtbank.
grieven XI en XIIstelt Travers Mosa voorts aan de orde dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden, bestaande uit het grote tijdsverloop gelegen tussen het sluiten van de overeenkomst en het uiteindelijke gereedkomen van de bodem- en saneringsrapporten. Gelet daarop dient de overeenkomst te worden ontbonden (grief XI) althans gewijzigd (grief XII), althans is het naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar om Travers Mosa aan de (ongewijzigde) overeenkomst te houden. De situatie van het bedrijf van [geïntimeerde] is eind 2010 (als gevolg van de kredietcrisis) een geheel andere dan partijen bij het sluiten van de overeenkomst hebben voorzien, aldus Travers Mosa.
grief Xin principaal appel, waarmee Travers Mosa kort gezegd betoogt dat er sprake is van feiten en omstandigheden die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken haar aan de overeenkomst te houden, acht het hof thans niet opportuun. Ook de behandeling van de
grieven XV en XVIin principaal appel, waarmee Travers Mosa betoogt dat de rechtbank ten onrechte de vordering in conventie heeft toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen, wordt aangehouden. Hetzelfde geldt voor de voorwaardelijk - voor het geval het vonnis (in conventie) in hoger beroep standhoudt - ingestelde grief in incidenteel appel, inhoudende dat de rechtbank volgens [geïntimeerde] ten onrechte het vonnis in conventie (afgezien van de proceskostenveroordeling) niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.